zondag 30 oktober 2011

Binnenpark Buitenpark: Droge sinaasappels

Binnenpark Buitenpark: Droge sinaasappels: wel een gaaf handsinaasappeltje De regen sloeg tegen het hoge raam. Voor de klas stond Zwart. Hij balanceerde op de rand van het kleine...

Langs het Duivenpad: Wat doet ze raar

Langs het Duivenpad: Wat doet ze raar: Vanmorgen vloog ze nog.... Zondagmorgen 19 juli. Een van Ed ‘s witte Hagenaars is dood. Het is het vrouwtje. Ze is 12 of 14 jaar gewo...

zaterdag 29 oktober 2011

Wat doet ze raar

Vanmorgen vloog ze nog....


Zondagmorgen 19 juli. 
Een van Ed ‘s witte Hagenaars is dood. Het is het vrouwtje.  Ze is 12 of 14 jaar geworden.
Ik zou op buurmans duiven passen .
Hij is hutje mutje met z’n gezin naar het Zwarte Woud. 
Het is even na negenen. Met Bella ben ik op poep- en pisexcursie geweest. De wijk is uitgestorven. Alles en iedereen ligt nog op bed. Alleen aan het eind van het Kemphaanpad loopt een gezonde man van midden vijftig een sigaartje te roken. Hij zegt vriendelijk goedemorgen. Ja, een mens maakt wat mee!

Als Bella me  bij terugkeer even later gejaagd  de tuin in sleurt, want hij wil zijn beloningsbrokjes, zie ik  in de ren de sneeuwwitte duifdoffer op  z’n schapje wat verbaasd- paniekerig naar beneden kijken.  Z’n vrouwtje ligt pootjes omhoog naast de drinkbak. Wat doet ze raar, zie je hem denken.  Het moet net gebeurd zijn.  Als ik de duif pak is ze nog warm.
 Buurman Ed zal het niet leuk vinden. Voor z’n duiven zou ik goed zorgen, was afgesproken en nu krijgen we dit. Het is een beetje lullig. Op die manier ben ik maar een slechte duivenbabysitter. Oké, die duivin was al behoorlijk oud ; ze legde al een paar jaar geen eitjes meer. Als  Ed, Marit  en hun vijf tieners over een week thuiskomen, moet ik een  goed verhaal hebben.  Een nieuwe witte duif kopen is geen optie. Ze hebben ogen in hun hoofd, zijn niet gek.

Met wat digitale foto’s besluit ik het delict vast te leggen, als bewijs en aandenken. Bella volgt al mijn handelingen met belangstelling, maar snapt er geen bal van.  Dan is er nog een dilemma. Wat doe ik met de duivenbody! In de voortuin begraven op in de kliko smijten! 
Of zal ik die witte vogel - vanmorgen vloog ze nog - .zolang in het vriesvak van de oude koelkast in de schuur parkeren . Dat laatste doe ik. Dan kan het buurvolk zelf  passen afscheid nemen.

En het ouwe witte mannetje dat nu eenzaam in de kooi zit geef ik  een nieuw vers jonger vrouwtje. We gunnen hem niet de tijd om lang te treuren en verpieteren. 
Voldaan over mijn handel  en wandel van deze zondagmorgen neem ik even  later een kop koffie met een biskwietje.

P.S.
Wat later kocht ik voor de verdrietige buren twee  spiksplinter nieuwe witte duiven.. Ze hadden kuifjes. Met het treurende mannetje ging het niet zo goed. Ed gaf hem aan kennissen op de Veluwe. Die hadden een mooie duiventil op een paal en er was ook nog een vrouwtje. Helaas na een paar weken vrat een sperwer of slechtvalk ze alletwee op...........
Wat doet ze raar......



donderdag 27 oktober 2011

Verrassingen komen soms uit de lucht vallen

pret voor vier


 ‘ We dachten dat  we voor een vroege rond half twee moesten draaien en dan valt er op eens om  7 over 1 dat donkere duifje, dan denk je toch ook, dat kan niet waar zijn.’ 
 
Aan het woord is een dolgelukkige  Jan Haverlach uit Hoogland.  Hij  wint met deze  onverwacht vroege aankomst de 1e prijs van Sens jonge duiven in Gooi & Eemland, bovendien klasseert de 11-1534209 in de Afdeling zich als derde. 

' Na het klok- afslaan zijn Rietje en ik direct naar Nijkerk gegaan, want mijn vader werd 93. Tot  z’n 90ste was ook hij actief in het duivenspel en nu had ik met zo’n succes als het ware nog een mooi cadeautje voor hem.’  
 Hij zei :’ Goed gedaan Jochie, was dat er nog eentje van ons eigen soort?’ ‘ Nee zei ik  die duif  heb ik uit het  Noorden .’ 
‘  Dat is dan goed,’   lachte hij,’  want daar komen de sterkste duiven vandaan.’ 

Hoe komt zo’n jong  toppertje uit Noordoost Groningen in Hoogland,   willen we weten. Welnu Henk Kortes die vanachter de schermen het reilen en zeilen van de Haverlachduivenkolonie begeleidt, ging in de afgelopen winter naar Jan Sling in Wildervank  om daar te adviseren bij de koppeling. Sling had  namelijk het soort van Henk aangeschaft toen die stopte als actief melker. Dat waren duiven van De Wit en Van Venrooy.
Daarna kwamen als tegensprestatie 10 jonge Slingduiven naar Hoogland. Drie van die jonkies waren  ‘ echte’ Slingduiven  m.a.w. ze waren niet,  of niet zuiver, van Kortes-origine. Eentje was gekruist met de Rode Hoekstra. Op Sens   is de 3e duif van Jan de 208, de nestmaat van de triomferende 209. Aan hun afstamming zien we dat het hier eigenlijk gaat om pure fond duiven. De vader is een zuivere Ouwerkerk- duif uit een  late zoon van de Super Elf x dochter Super Elf uit een kleinzoon van de Strik( Van de Wegen x Kuypers) en de eigenlijke  Super Elf. De moeder is de Buwalda-duivin; Aarden -Vertelman, een donkerkras kweekduivin uit Sarin x Wishful.  

 Jan en Henk  zorgen  in overleg  samen voor de duiven. Voeren heeft Jan van Henk geleerd. Een handvol voor drie duiven gewoon in de voerbak vindt Henk genoeg.  Een nadeel hierbij is dat Jan grotere handen heeft. 
De duiven doen het goed op  Mariman en Rekers Light.  Vers grit wordt 1x per week verstrekt, wel wordt de gritbak regelmatig gezeefd. Voorts krijgen de duiven  het zogenaamde Kortes- Allerhande; een mengel moes van  gemalen brood, zeewier, paneermeel, havermout , snoepzaad en dergelijke. 
Wat de semi-  medische verzorging aangaat: TT20 ornipoeder en 1x per 3 weken preventief iets tegen het geel en over het voer komt soms conditiemix. 

De jonge duiven zijn dit jaar vanwege het slechte weer niet optimaal afgericht. Half januari is er gekoppeld, na het eerste pennetje is er verduisterd tot aan de langste dag.  In tegenstelling tot de oude en  natourduiven  worden ze tussen de vluchten  niet gelapt, maar trainen ze tot nu toe dagelijks aan huis  ruim 1 uur.  

 Jan Haverlach is voorzitter van PV De Eendracht en als zodanig mogen we hem gerust de duizendpoot van die duivenclub noemen. 
Zijn vriendin Rietje zorgt in die vereniging voor de catering. Ze brengt hapjes en drankjes rond en puzzelt ondanks het enthousiaste duivenmelkersgeroep,  tussendoor onverstoorbaar  aan tafelgrote legpuzzels.   
Jan heeft nog een andere vogel hobby. Achter zijn weduwduivinnenhok, eigenlijk een soort theekoepel, heeft hij een volière met Australische en Afrikaanse Prachtvinken. Daar zie je bijvoorbeeld: de Spitsstaart, het Japanse Meeuwtje, Cuba Vinkjes en de Gordel Amadinus. Kortom heel andere koek dan Postduiven.
K&C.

woensdag 26 oktober 2011

Een netelige kwestie



Het was lente. We dronken koffie. Onder ’t duivenhok ontwaakte een egel  uit  zijn winterslaap. Geert en ik hadden het over duiven. Lies schilde een appel. In de tuin winkelden vier witte pluiskippen.
 ‘Waar is die tand nou.’
Lies wees. Haar rechter snijtand was foetsie. Er gaapte een gat.
’ Oh jee,Ik heb hem ingeslikt!’
Ze roerde met  een mespunt in de schillen.
‘ Gelukkig, hier is hij.’

Ondertussen praatte Geert onverstoorbaar  over het prestatieniveau van  zijn wedstrijdduiven. Lies haalde het plaatje met  drie getrouwe tanden uit haar mond en probeerde de afvallige tand  op zijn plaats te frutselen. Dat lukte niet.
‘Wat denk je kan ik met zo’n gat in mijn mond de straat op en wil je nog koffie!’
Ze keek me, quasi serieus, vragend aan.
Geert kakelde onbekommerd voort over zijn postvogels.
’ Zo ben je moeders mooiste ook niet , zei ik,’ Nee dank, je geen koffie als je het niet erg vindt.’
’Daar kom ik wel overheen’, bromde ze,  en dan …..’Zeg ouwe kletsmajoor, houw  jij je mond eens even,  kan jij een tand plakken?’
’Oh dat is gesneden koek, man’, lachte Geert. ‘ Bij mijn duiven moet ik soms ook ingewikkelde operaties verrichten.’

Even later was hij met een vage lijmsoort bezig. De Donskippen kwamen bezorgd tokketokkend via de open keukendeur de woonkamer in. Er was onraad.
‘Kijk, daar loopt een egel in jullie tuin’, zei ik.
 Een mager stekel- scharminkel gewekt door de plotseling  zo warme lentezon wankelde naar de kippen – drinkbak en zoog zich vol water; dorstig als een paard.  Op de rand van het hok keken de duiven  wantrouwend naar die rare kat.
’Ach gut een egel!’, zei Lies,’ wat lief!’

Ze vergat haar gehavende aanblik, pakte een bakje  friemelende maden, een lekkernij voor haar kippen, en rende  enthousiast naar buiten. Geert stopte met lijmen, geep zijn digitale toestelletje om de happening voor het nageslacht vast te leggen. 
Lies voerde  glibberige griezels. Het mannequinmagere stekelvarkentje smulde en smikkelde en klom opgetogen op het tupperware - doosje dat die vrouw  voor  zijn snuit hield.
De  angorakippen gaven een klaagconcert. Ze kenden dat plastic bakje. Dat waren hun maden!
‘Och gottegot; wat lief zielig; het arme dier weet niet wat over hem komt.’

Ze had bak met egel  en al naar  borsthoogte getild, stond zo oog in oog met onze egelman  of – vrouw, want hoe zie je het verschil met die stekels. 
Het maakte Geert niet uit. Hij fotografeerde.
Terug op de begane grond kroop de egel onder de heg.
Wij gingen naar binnen. Op tafel lag het tandenplaatje. De lijmtand zat  scheef . Dat was geen gezicht.
’Haal hem er weer uit,  Geert’, bitste zijn vrouw.
Met moeite werd het ding   losgepeuterd.
Wat nu te doen.
Lies belde  met een tandtechnieker. Ze mocht direct komen. Voor 40 euro was ze weer het heertje.
Geert mopperde dat hij het goedkoper kon.

 Buiten scharrelde het wakkere stekeldier met dronkenmanspasjes rond; op zoek naar meer van die  lekkere larven en Lies vroeg zich bezorgd af of het niet beter was eerst met dat zielige beestje naar de Egelopvang te gaan.
’Ach, mens’, zegt Geert,’ dat dier kruipt straks wel terug onder het duivenhok en dan slaapt hij  weer een gat in de dag, heus Prikman kan het best af zonder ons.’
c.u.

maandag 24 oktober 2011

Ik had ruzie gehad

Ja het was een fikse knokpartij
 Alle mensen wat was ik woest. Kwam ik thuis van Bordeaux zat er een andere duivenhufter in mijn broedbak met mijn vrouwtje te rommelen. Kijk dat pik ik mooi niet, al moet ik me doodvechten. Ik sta op mijn strepen. Nou  we hebben die hooligan even een lekker poepie laten ruiken en zo is dat. Nu zie ik er natuurlijk niet uit, maar morgen en overmorgen zie je er niks meer van, dan ben ik weer het heertje.

zaterdag 22 oktober 2011

Nachtvlinders -steenrood, steenvroeg!


                                             
Al zo lang ik  met duiven speel, heb ik pech met bepaalde kleuren. Witten en zwarten wonen vaak  niet lang in mijn hok. Ze verdwalen, vliegen tegen obstakels, worden ziek, een roofvogel grijpt hen of ze moeten om hun tegenvallende prestaties verhuizen.
Ik weet nog goed hoe blij ik als jeugdlid was met mijn eerste echt pikzwarte duiven. Die kreeg ik van Gerrit de Haas. 
Reeds de volgende dag verlieten ze mijn til, stegen naar grote hoogte en verdwenen voorgoed als stippen in oostelijke richting over de IJssel. Ik was zeer teleurgesteld, want ik meende toen nog dat zwarte duiven vanwege hun kleur  niet snel  in de klauwen van rovers vielen.
Tot vorig jaar had ik ook met steenrode duiven  geen succes. Ik kreeg of kocht er tientallen, maar ze verdwenen telkens weer van het vliegtoneel. Ik kweekte er zelfs uit een donkere en een vale zelf een maar die ging bij de buurman logeren.

Een paar jaar geleden kocht ik een bon van een liefhebber uit het duivenbolwerk Putten. Ik kreeg er twee en eentje was  steenrood. 
Het rooitje deed het goed, vloog  drie prijzen op de verste afstanden bij de jongeduivenvluchten. Ik noemde het duivinnetje Rooie Doppie. Dat was een verwijzing naar de kweker en na het seizoen belde ik Putten om meer van het rode soort. Dat kon wel!
Een week later echter vloog mijn jonge Doppie  tegen het keukenraam en stierf aan inwendige bloedingen. Het kwam er niet meer van om mijn bestelling in het Veluwse dorpje op te halen.

Een jaar daarna kreeg ik in de late lente telefoon: de jonge duiven waren gereed; of ik  maar even  in de auto stappen wilde. Dat ging niet, want ik was  net uit het ziekenhuis met een nieuwe heup. 
Mijn zoon die anti-duif is ging mopperend met een mandje op pad en kwam met een rode en een donkere weer thuis. 
Nee, geen mandjes:  jonge duiven natuurlijk, die de krulspelden nog in hadden. Ik had een tweede Rooie Dop en ze bleef. Ze kwam uit andere ouders dan d'r onfortuinlijke voorgangster, maar dat mocht de pret niet drukken.

Als jaarling ging ze in de zomer van '99 als tiende van de lijst mee naar Ruffec. De duiven werden om 2 of 3 uur gelost; het was open en nog al winderig weer. Ik mocht voor de overnachtvluchten de meldingspost van het inkorfcentrum bemannen.
Met mijn slechte heupen kon ik best wel de telefoon aannemen vonden ze van de organisatie! Ik zou heel wat telefoontjes te verwerken krijgen. 
Het begon laat op de vrijdagavond nog.
Harrie  was jarig en wilde tegen elf uur weten of er al gevallen waren.’
‘ Je bent gek of dronken of allebei,’ zei ik.
‘ We hebben gehoord dat er in Vianen een is en Evert en Henk willen weten of ze bij hun hok moeten zijn.’
‘Zuipen en barbecuen jullie maar gerust verder,’ antwoordde ik,’ ik ga naar bed, jullie hebben de tijd tot vier of vijf uur, ajuu!’

Ik voegde de daad bij het woord en droomde  heel plezierig. Rond half een piepte de telefoon. Het was Jan uit Leusden.
‘ Ik  heb een duif,’ klonk het  zenuwachtig,’ ze vloog in het donker om de boerderij en ik heb d=r met mijn zaklamp het hok in gelokt en geklokt.’
Ik knipte het licht aan, schreef alle gegevens op, feliciteerde Jan en kroop weer diep onder mijn dekbed. 

Mijn spannende droom met de een of andere blonde Anita wilde niet meer vlotten. Het begon te regenen en harder te waaien. Ik lag te woelen. 
Op een geven moment was er een ritselend geluid. Toen ik het gordijn van de slaapkamer opzij schoof en de luxaflex iets opendraaide, zat er op de voorste klep  van  het weduwhok in het aardedonker een duif. Ik wreef mijn ogen eens uit; verdomd, het was er een. Mijn hart begon sneller te kloppen dan in  mijn mislukte droom.

Op pantoffels en in pyjama slofte ik naar de schuur en bekeek het display van de elektronische klok:’ tijd -01.46.26; ringnummer 2204393- dat was mijn Rode Doppie. Ik liep naar het hok. 
De duif was er niet meer. Ze zat nu op de slag van het jonge duivenhok . 
Ik zei;’ Zo ben je daar, vrouwtje, wat een verrassing.’
Ik   trok het plankje voor de ingang van het nesthok weg, en zei:’ kom maar  meisje , hier moet je wezen.’
Het was maar goed dat niemand mij  in het holst van de nacht mij  in mijn slaapoutfit zo hoorde prevelen. De duif vloog in het duister naar het nesthok en glipte  naar binnen. Een tel later zat ze in de broedbak bij haar  eitjes!

Terug in mijn slaapkamer noteerde ik de gegevens. Ik realiseerde me dat Rooie Doppie heel vroeg zat, dat ze de  duif uit Leusden met die neutralisatietijd dicht op de hielen zat. Als er niks tussen kwam, won ze  misschien de eerste! Neutralisatietijd wil zeggen dat  rond zonsondergang de wedstrijdtijd stil gezet wordt. Een  duif die in de nacht landt wordt dan 's morgens bij zonsopgang afgevlagd.  Een wat ingewikkelde zaak zo'n spelregelement. Een nachtduif kon dan bijvoorbeeld door de afstand verliezen van duiven die  's morgens bij het aanbreken van de dag op hun verderop gelegen hok arriveerden.

De volgende morgen kwam Harrie het wonder aanschouwen. Hij zag er nog wat verpieterd uit. Hij bekeek mijn steenrode heldin.
‘ Nu heb je een nachtvlinder,’ zei hij schor
‘ Dat vind ik geen goeie naam, Harrie,’ zei ik,’ nachtvlinders zijn  meisjes van plezier die pas ' s avonds laat tot actie overgaan.’
Hij schudde het hoofd. ‘ Evert en Henk hadden wel naar huis gemoeten, nu zijn ze vast een vroege misgelopen.’
‘  Ik ben blij dat je ze met de borrelnootjes hebt bezig gehouden,’ reageerde ik.

Cor Uitham
                                              

donderdag 20 oktober 2011

De dagen zonder schutting


We leven in een tijd van beton - en tegeltuinen. Overal verdwijnt het groen van  struik, bloem en bodembedekker. Met Berlijnse scheidingsmuren van geïmpregneerd hout toveren buurtgenoten hun tuinen om tot vestingen.  Het is een kwaal een modegril, een besmettelijke ziekte. 
Merels, mussen, en mezen en allerlei  ander vogelvolk vinden dat niet leuk. Ik ook niet. Het excuus van al die hekkenbouwers en doe –het – zelf - stratenmakers is, ’dat hun voor - en achtertuin dan  gebruiksvriendelijker wordt in onderhoud. Wat een kletskoek!

Een tijd terug vertelde mijn linker buurman op een dag dat hij onze gezamenlijke  verwilderde coniferenhaag zat was. Er moest een schutting komen. 
Alsof het afgesproken  werk was, kwam mijn rechter buurman met bouwtekeningen. Hij ging de keuken uitbouwen. 
Kort daarna was de sloop in volle gang. Tussenmuren verdwenen, de heg werd uit de grond gerukt, bezorgd volgde ik de activiteiten. Wat zouden mijn kat en duiven ervan zeggen? Hun hok kwam in een uitgestrekte onbekende tuin te staan. 

Het was een rare toestand. Als ik naar buiten liep, stond ik oog in oog met buurman ’s vrouw. Die riep dan: ‘Goedemorgen, en mooi weer hè!’ In de dagen zonder schutting groetten  we elkaar zo, vaker dan in de tien jaar daarvoor. Vooral buurman Jan bleef maar goeiedaggen.  Ieder nadeel heeft ook wel een voordeel zegt een bekend spreekwoord; toen dat coniferen-oerwoud weg was, konden wij mooi even de achterzijde van de duivenbungalow in de beits zetten.
Toen ik mijn duiven losliet, keek ik gespannen toe hoe hun reactie zou zijn. Ze trokken zich niks aan van de kale boel en draaioden zoals gebruikelijk hun rondjes en landden op hok en huis. Ze deden alsof er niks niemendal aan de hand was! Even later scharrelden ze in de tuin; daarbij kwamen ze ook op het grondgebied van de buren. Ze vielen niet van verbazing van hun pootjes. 

Dat duiven de wereld met andere ogen zien behoeft geen betoog. Ze hebben een scherpe blik, daar niet van. Maar wat zien ze precies! Dieren kijken anders! Mijn kat kijkt bijvoorbeeld geen televisie. We weten niet hoe een dierenwereld eruitziet. Wij hebben  onze ogen niet aan de zijkant van het hoofd zitten zoals de meeste vogels. Dat maakt al  een groot  verschil. 
Kortom: we moeten gissen. O ja, die eerste zaterdag dat de duiven een wedstrijd vlogen en in een tuin ‘zonder schutting’ thuiskwamen ,liepen ze gewoon binnen. 
Ook  later toen allerlei  schuttingspecialisten en bouwvakkers herrie schopten,lieten ze zich niet van de wijs brengen. 
O ja. Buurvrouw links kwam vragen of kwamen eten om zo de dagen zonder  schutting te vieren en zo kwam dat we later die week tijdens de doperwtjes, aardappels en speklapjes konden luisteren naar het tafelgebed van Buurman Eduard die  daarin iets  zei  over  Filistijnen en Muren van Jericho. En mijn zoon die niet zo bijbelvast is  wilde wel eens weten er wie of er dan  met die Filistijnen mosten voorstellen. Hij kreeg een vaag antwoord van dat die lui  nogal veel ruzie maakten met de Israelieten.
Inmiddels staat de schutting er al weer heel wat jaren. In de nieuwe keuken kokkerelt buurvrouw stamppot andijvie met gebakkken lever. Buurman Jan en schuttingbouwer Koos zijn overleden. En ook de Apenboom in buurvrouws achtertuin is flink teruggesnoeid.




De  dagen zonder schutting


Op een morgen waren heg en conifeer
Tussen onze huizen er opeens niet meer
Buren lachten en spraken met elkaar
vroegen te vaak hoe gaat het jullie daar

Nu stond ik oog in oog met buurmans vrouw
Maar wonderlijk genoeg dacht ik aan jou

Samen naar het einde van de wereld gaan
zo hadden we dat immers afgesproken
We hadden muur en schutting afgebroken

Er was niets dat ons tegen houden zou
De zon zette  haar zinnen op het land
Voor onze voeten kwam een weg tot stand
Zo werden wij een tijdje man en vrouw

                                                               



maandag 17 oktober 2011

een duiventil waar niemand wonen wil!



De duiventil staat daar al jaren stil.
Geen veertje dat er gratis wonen wil.
Alleen,  van duif en god verlaten,
kijkt zo’n huisje  uit z’n lege gaten.

Ja, overal in het land verspreid staan
die onbewoonde tillen voor de aardigheid.
Je vindt er een in omgeving Amersfoort
maar geen vogel woont er ongestoord.

Zo staat na de afslag Wezep  in 't land,
verloren ergens aan de linkerkant,
al zolang terug mijn herinnering gaat,

zo’n duifmotel waar niemand slaapt
een receptioniste uit verveling gaapt,
de telefoon liever onbeantwoord laat.

zondag 16 oktober 2011

‘Een duif is geen kolibrie’


Iemand gaf mij al weer een tijdje geleden een krantenknipsel met de titel:’De duif is voor niets gestorven’. Het ging over een duif die een gaatje gepikt zou hebben in een waardevol schuttersdoek van Thomas de Keyser in  het Amsterdams Historisch Museum. Het museumpersoneel zag op woensdagavond 14 juli een duif in de passage van het museum lopen en om de rest van de schilderijen te beschermen werd de gevederde kunstliefhebber afgeschoten.
Het merkwaardige artikeltje was van de kunstredactie van een bekend landelijk dagblad en die had na een telefoontje met Joke Bosch van het museum  om deskundig commentaar gebeld met ene Marleen, de voorzitter van Stichting Duif. 
Ja ja, die  stichting bestaat heus, ik zuig niet maar wat uit mijn kromme duim. En die Marleen sprak de gedenkwaardige woorden:’Een duif is geen kolibrie: hij kan niet vliegen en pikken tegelijk En als de duif op de lijst gezeten had, kon het beest niet bij de plek waar het gat zat.’ De duif kreeg  volgens haar de schuld in zijn schoenen geschoven. Die beeldspraak loopt mank, maar a la!  Waarschijnlijk had die schutter dat gat in het schilderij geschoten toen de vogel het loodje moest leggen. 
Die museummensen hadden die duif makkelijk uit die ruimte kunnen krijgen. Een fluitje van een cent. Je lokte hem gewoon met voer, belde de Dierenbescherming of je deed het licht uit en pakte hem. Een duif was immers nachtblind en zat muisstil in het donker. 
De museumjuffrouw vermoedde dat de onfortuinlijke duif ’s nachts in paniek tegen het schuttersdoek was gevlogen en gaf toe dat het onwaarschijnlijk was dat het dier daarbij zijn snavel had gebruikt 

De vertegenwoordigster van Stichting Duif deed  ook dat af als onzin. Vrij vertaald  met de woorden:’Een duif vliegt tegen ramen aan omdat ze er doorheen wil, maar botst niet zomaar tegen  17-eeuwse schilderijen aan. 
Zo kwamen er in dit stukje met, de journalist meegeteld, drie personen aan bod die alle drie eigenlijk maar weinig kaas van duiven hadden gegeten, als je dat zo zeggen mag. Tenslotte meldde het verhaaltje dat het schilderij na een restauratie van 2 dagen en 2000 euro weer op zijn plek in het museum te bewonderen was.
Ik was na het lezen van  dat laatste maar wat blij dat niet een van mijn duiven zo gaatjespikkend op museumbezoek was gegaan. Stel je voor! Via het ringnummer zou ik dan wellicht hebben moeten opdraaien voor de schade aan een  schilderij.
C.U.


donderdag 13 oktober 2011

Alles in de wind, ik ben maar een schipperskind



Duivenmelkers hebben een relatie met de wind. Uit welke hoek komt die. Heeft de andere kant van de stad voordeel  van de westenwind en moeten Peter en  Koos dubbel toegeven op Jan en Gijs. Toegeven is natuurlijk oliekoek; die duiven van Gijs vliegen gewoon een langere afstand naar dat verre Hoevelaken en dat de Koosduiven een ommetje maken en niet de kortste weg naar het Oesterkwartier nemen, hebben Jan en Gijs niet op hun geweten. Praten over weer en  wind is een geliefde bezigheid van melkers.
 ‘Teletekst geeft noordnoordwest,’zeg ik tegen duivenbuurman Hendrikus die komt kijken hoe mijn duiven vallen.
‘Ben je mal’, reageert hij,’ toen ik daarnet van  de stad kwam fietsen, had ik hem voor.’
’Zouden ze dan de 75 halen’, vraag ik,
 ‘Ja, hij staat zuidwest, kijk maar naar die boomtoppen.’

Kortom we maken heel wat woorden vuil aan de wind.  Voor de goede orde; mijn duiven donderen of vallen niet echt klets boem hard op de grond. En meestal komen ze veel te laat,een teleurstelling voor mijn buurman en daar wordt hij erg somber van. Ik ook trouwens!  
Vallen heeft natuurlijk allerlei betekenissen. Ik val op een gevallen vrouw en dat valt verkeerd  bijvoorbeeld
Mijn jongere duivenbuurman Bas vindt dat ik met mijn duiven door de mand val. Hij woont twee straten verderop maar wij noemen iedereen in de naaste omgeving buurman.
Als een duif arriveert duikt ze vanaf grote hoogte met samengeknepen vleugels als een roofvogel in de richting van haar hok Dat noemen wij het vallen van een duif. Zoiets is een mooi gezicht. Het hart van een duivenmelker gaat dan open. 
Soms komt een duif ook lelijk ten val. Zwarte Streep vloog in Wijnegem tegen een hoogspanningskabel. Hij tuimelde naar beneden en landde in een speeltuin daar viel hij niet in goede aarde; er stond een groot verbodsbord; hijwas er niet welkom. Gelukkig haalde zijn baasje hem terug naar Nederland.
Zwarte Streep weer veilig thuis

Maar goed de wind dus. Zo de wind waait, waait m ’n hoedje, zegt duivenclub- makker Herman altijd. De wind heeft veel invloed op de prestaties van een duif. Dus is een duivenman ook een beetje een weer- en windman
  Bij een liefhebber in Laren waar ik ooit een jonge bonduif haalde, stond op het huis een prachtige windwijzer. Smeedijzeren letters en een pijl  vormden op het vaste deel van de windvaan de naam Sint Vincent. 
Kennelijk had de liefhebber zijn hart aan die vlucht verpand.
Clubgenoot Rinus zoekt meestal steun bij de haan op de Parochiekerk als hij wil weten of een gunstige wind zijn duiven  thuis zal brengen. Hij heeft  geen ruimte voor een fraaie windwijzer op het dak van zijn  rijtjeshuis. Maar laatst op een morgen keek hij naar de toren en dacht  te hallucineren; het  vertrouwde haantje was er niet meer. Foetsie, dat bestaat toch niet, dacht hij. ’s Middags bracht de krant de oplossing; de pas gerestaureerde haan was gestolen wellicht door rotjochies of ontgroenende studenten.
Opgelucht haalde Rinus adem; hij zag gelukkig nog  geen spoken.
 
Dat duiven iets met de zon  hebben is bekend. Die helpt hen de weg te vinden. Van de Groningse duiventuin ken ik een liefhebber met een zonnewijzer op het gazon voor zijn hokken. Op mijn vraag naar het waarom van dit mooie tuinattribuut maakt hij wat stoffige opmerkingen. Bijvoorbeeld dat hij dan kan zien wat de lokale tijd is als zijn duiven landen.
 Dat is natuurlijk onzin want zonnetijd is geen kloktijd en bovendien onzuiver. Als je  het gras maait en  tegen het ding stoot, klopt de zaak al helemaal niet meer. Het toestel  staat er dus voor de sier.
Duivenmelkers; zon, regen, weer en wind. Ze horen bij elkaar. 

Soms laten liefhebbers zelf een wind waaien. In onze club ken ik er een paar;traangas is er niks bij….. Nee, ik zal geen namen noemen. Op die manier markeren ze hun territorium of broedgebied moet je maar rekenen.'Alles in de wind ik ben maar een schipperskind; kom hier Rosa, je bent mijn liefje….',  zongen we  vroeger op school, maar dat was een heel ander verhaal en ging 't om een frisse wind.
©.c.u.

dinsdag 11 oktober 2011

Duiven op zolder


duiven op zolder en op het dak

We zaten aan de koffie. Mijn schoonzoon klaagde  dat er zoveel in en aan het huis gedaan moest worden.’Ja jongen’, zei ik, ’trouwen is bouwen.’
Hij schudde ’t hoofd: daar had hij nog nooit van gehoord.
‘Het is een spreekwoord,’leraarde ik Hij greep het  spreekwoordenboek dat hij van mij op zijn verjaardag had gekregen uit de kast. Hij komt uit Marokko maar is behoorlijk aangepast.

‘Trouwen is houwen,’riep hij na wat zoeken. Je hebt het verkeerd.’
‘Houwen en bouwen kan allebei,’reageerde ik. Dat was misschien niet zo, maar ik had niet graag ongelijk.. Hij rommelde nog wat met de bladzijden en  zei:’ Hier staan ook spreekwoorden over duiven. Weet je  wel wat het betekent als je duiven op zolder houdt?’Hij lachte.
Nu schudde ik mijn hoofd.
‘Dan bied je onderdak aan prostituees.’
Hij spelde het woord nadrukkelijk en grinnikte:’Dat wist je niet hè. Hier kijk zelf maar.’

Het stond er inderdaad; tussen een paar andere duivenspreekwoorden. Een duifje zonder gal, was een heel lief en onschuldig  meisje. Dat was zo kon je lezen omdat men vroeger dacht  dat duiven geen gal hadden. En het gezegde:’Waar duiven zijn, vliegen duiven heen.’,betekende: soort zoekt soort.

Dat van die prostituees zou ik op de duivenclub beslist aan  clubgenoot Peter  moeten vertellen, want die hield een deel van zijn weduwduivinnen op zolder.

Na de koffie toen mijn dochter de kinderen naar bed bracht en  schoonzoon de afwas deed, overdacht ik mijn vergissing.
Niks geen bouwen. Trouwen was houwen of houden en dan vooral het huishouden. En ik  filosofeerde ook nog wat over duif en spreekwoord. Zouden er in de toekomst ook nieuwe en andere duifspreekwoorden in een mooi dik boek terecht komen? 
Goeie kanshebbers waren dan zeker: Hij vliegt geen deuk in een pakje boter( een favoriete uitdrukking van clubgenoot Jan) en: Ik heb je plat; een vreemde  opmerking voor een buitenstaander maar waarmee de melker bedoelt dat hij de concurrentie net voor zit. Zo had Harrie,  Wim en Theo plat op Pont St Maxcense. Heel bekend verder: hij vliegt de pannen van het dak, een gezegde dat je niet al te letterlijk mag opvatten.

In het verleden las je in advertenties vaak: Weer ontspoort een helletrein. Dat was zo bij de totale verkoping van Dr. Linsen en bij oud clubgenoot Hans die een tijdelijke allergie voor duiven had ontwikkeld.
De duiven van zo’n liefhebber raasden naar huis en waren niet te stoppen net als een trein naar de hel. Duiven en een trein naar de hel. Wie zou zoiets voor het eerst bedacht hebben?
C.U.

zondag 9 oktober 2011

Ballerina’s


Ben ik  geen mooi duivenvrouwtje

Iemand zei eens tegen me;’ die verhaaltjes van je zijn wel aardig, maar  ze hebben niks om het lijf.’
’ Ik knikte. Hij had helemaal gelijk. Het hier komende stukje bewijst het. 
 Het was een zaterdag of een zondag. Met Pieter en Saar ging ik naar Brabant. In de buurt van Michielsgestel moest ik een vrouwtjesduif bezorgen. Er zat daar een alleenstaande doffer en Pieter en ik hadden beloofd daar verandering in te  zullen brengen.. Voor dat doel had ik’ Moeders Mooiste’ uitgekozen; haar meisjesnaam was Sientje, maar dat terzijde. De reis naar ’ t Zuiden liep vlot. Saar trakteerde op grote dikke Wilhelmina pepermunten

Op de plaats van bestemming werden  we hartelijk en royaal ontvangen. Koffie met gebak! Daarna gingen  we duiven bekijken. Mooie schone vogels van één soort; bijna allemaal in blauwe uniformen; geen rood wit of bont. Ze  zaten in propere hokken. Het was er brandschoon, niet overbevolkt. Je kon er van de grond eten. Met de ventilatie en de vochtigheid was niks mis. Het rook er lekker fris; het tochtte niet. 
Kortom mijn Sientje bofte maar met zo’n keurige duivenvilla. Ze zou niet weten wat haar overkwam. Bij mij had ze in rommelige omstandigheden geleefd. In een andere afdeling met een grote buitenren zat haar toekomstige echtgenoot. 
Onder het lage vloerrooster van de ren groeide een dicht aardbeienbedje.

’ Lusten jouw duiven aardbeien,’ vroeg ik onze gastheer.
’ Nou,’ lachte die,’ ze pikken er wel van en ook soms van het blad. Het is wel handig. Zo valt de duivenmest door ’t rooster. Ik zie er niks van terug en hoef niet op te ruimen. Het verdwijnt allemaal.’
We kregen duiven in de hand om ze te bewonderen. Ze voelden zacht en goed aan, waren op wintergewicht en keken opgewekt uit hun  mooie rode ogen.
Waar praten duivenmelkers over als ze zo bezig zijn! Over herkomst, afstamming, onverwachte prestaties en plannen voor het nieuwe seizoen.

We gingen weer in huis, kregen soep met  belegde broodjes, luisterden naar muziek uit de computer: Jannes, Frans en Jantje Smit…. Brabantse en  Bourgondische gastvrijheid; gezelligheid kent geen tijd.
Voor we het wisten was het al ergens middag. Ik drink niet voor zonsondergang, maar als ik dat gewild had, had ik ook nog wel een borrel gekregen.

Er werd een andere route voor de terugreis uitgestippeld omdat in de richting Utrecht alles vaststond. Of we nog appeltjes meewilden en ze wisten ook  een duivenmelker in  het andere dorp met walnoten. Die werd gebeld dat we eraan kwamen. De appeltjes waren een soort kabouterappels; klein rood en lekker zoet. De duivenmelkervrouw zei dat het Ballerina’s waren.. We reden St. Michielsgestel uit ; ergens langs de weg bij een huis stond  een jute zak met walnoten.

‘ Wat moet je met al die noten, Pieter’ vroeg ik, ‘ zijn die voor je duiven?’
’ Nee’ ,lachte Saar achter ons in de wagen,’ die zijn goed voor z’n potentie.’
‘ Ik vind het maar een gedoe, noten moet je kraken; een appel kun je schillen, dat is makkelijker en gezelliger, nee, hou jij je noten ,maar,’ reageerde ik ,’ geef mij maar een portie Ballerina’s. Trouwens ik vind ik het een mooie duivennaam Volgend voorjaar noem ik een van mijn jonge duiven zo! Het zou mooi zijn als mijn Ballerina dan voor mij veel 1e prijzen won.’
 “ Wil je nog een Wilhelmina - pepermuntje,  vroeg Saar lachend.
© c.u. 

donderdag 6 oktober 2011

In een hangmatje



Zo af en toe  is het ontroerend om te zien hoe  duivenmelkers pogingen doen om hun gewonde duiven weer op te lappen. Als amateur-chirurgen trachten ze wonden en botbreuken te herstellen. Over het algemeen zijn duivenmannen redelijk vindingrijk.
Raad nou eens wat’, riep Jan ergens in de voorbije zomer  in het clublokaal,’ Ik heb een duif opgehangen, kijk maar! Dat klonk nogal verontrustend.  Hij toonde ons een foto. We keken.  In een  soort broedhokje aan de tuinmuur naast zijn benedenhok hing aan  wat stukken elektriciteitsdraad in een theedoek en jonge krasduif met twee water en voerbakjes voor zijn snavel.

’Die duif kwam van de ochtendtraining thuis, viel op het dak van het bovenhok met twee gebroken poten.’
‘Waarom heb je dat stroomdraad gebruikt,’ onderbrak Bertus hem,’ wou je  er een  soort elektrische stoel van maken?’
‘Hou eens even je kop, grapjurk, dan zal ik het allemaal uitleggen. Luister!
‘We gingen er eens goed voor zitten want Jan was een breedsprakig man.
’Die pootjes heb ik zo goed en zo kwaad als het ging met cocktailprikkers gespalkt en toen heb ik in  een ouwe panty van mijn vrouw een paar gaten gemaakt en de duif erin gestopt.’
‘Hoeveel denier’, vroeg Bertus, met een uitgestreken gezicht.
 Niemand lachte.
’Wat bedoel je’, aarzelde Remco, ons jeugdlid
’Let maar niet op die wijsneus, hij heeft het over de dikte van panty’s,’ kwam Harry te hulp.
‘Ik zie helemaal geen panty’, begon Remco weer,’waar zit die dan?’
‘Onder die theedoek, joh,’verklaarde Bertus,’In die panty hebben de benen van Gerda rondgewandeld en nu zit er een duif in.’
‘Waarom een theedoek?’informeerde ons leergierige jeugdlid.
Niemand vond het nodig daar serieus op in te gaan

Jan lachte onzeker,voelde zich in de maling genomen, schudde zijn kop en ging verder:’ Ik heb haakjes  boven in dat opvanghokje geschroefd en met een ouwe theedoek en een stuk snoer dat  toevallig in de werkplaats lag, heb ik de pechvogel  zo opgehangen dat hij net bij zijn eten en drinken kan en ik heb ook  voor een poepgat in die panty gezorgd. En nou moet het beestje zo een tijdje in mijn crisiscentrum blijven tot het weer lopen kan.

 ‘We bekeken de foto van het duiven ziekenzaaltje en stelden nog wat vragen. Bertus, de aangewezen generaal kampioen grappenmaker van onze vereniging, was ook in de ban geraakt van Jan’s vertelkunst en deed geen pogingen meer de lachers op zijn hand te krijgen.
Dat opvangcentrum van Jan bestond uit een aantal overtollige broedbakken of kistjes en kon met een deur van een afgedankte douchecabine worden afgesloten, opdat mussen het voer niet konden stelen en verdwaalde katten  geen kans kregen om paniek te zaaien.

De douchedeur had onze spraakzame Jan van zijn duiven buurman Peter. Die was op zijn beurt ook zo’n zorgzame duivendokter  Die Peter had een doffer met een gebroken vleugel en hij had dus voor zijn  waardevolle Lamme Mees een  ingewikkeld stelsel van trapjes geconstrueerd zodat het dier uit het hok kon komen als het in de tuin wilde wandelen.

Hoe het met de brokkenpiloot van Jan verder afliep en of  duivinnetje  nog prijs vloog, weet ik niet, maar aan dat panty en cocktailprikkerverhaal  moest ik wel even denken toen ik tussen Sinterklaas en Kerst voor een kleine operatie in het ziekenhuis belandde. 
Ik had een mediale liesbreuk, kreeg  een infuusnaald in de hand, een prik voor de verdoving in mijn rug en lag een klein half uur onder felle lampen in doeken gewikkeld op de operatietafel gekoppeld aan allerlei snoertjes en draden.
Op een gegeven moment hoorde ik de dokter vragen:’Waar is dat matje  nou; het zou wel handig zijn als we nu een matje hadden.’

Toen ik later om opheldering vroeg, zei de chirurg dat er  tijdens een hernia of liesbreukoperatie bij de patiënt een matje van een soort gordijnstof  werd bevestigd  om het gat te dichten of de breuk te helen.
Ik weet niet wat de duif van Jan van diens medische verzorging vond, maar ik voelde mij daar in dat ziekenhuis temidden van al die geluiden van piepende monitoren en automatische bloeddrukmeters hoogst ongelukkig.

Cor Uitham