dinsdag 29 november 2011

In gesprek met een kropper

Luister jij eens even druktemaker    
Tijdens de voor- of najaarsbeurs en de Nationale manifestatie  in Houten kun je ook nog wel eens een meningsverschil hebben met de een of andere sierduif.
Hier dus met een kropper die de krant( waarschijnlijk De Telegraaf)  waarop hij heen en weer trippelde en poepen cq schijten mocht met  verve verdedigde.
Ondanks dit machtsvertoon zul je met zo'n duif zeker geen kopprijzen winnen van Orleans of Duffel. Let ook op het belerende vingertje van de toeschouwer.

maandag 28 november 2011

Klaverjassen


We zitten op de grens van herfst en winter. In de winterweken worden er in veel clubs kaart - , sjoel - en dart avonden op touw gezet. Dat is aan mij niet besteed. Als ik een hele zomerlang vele middagen en avonden  tussen mijn huis en het clubgebouw heen en weer gependeld heb voor inkorven en afslaan, wil ik wel eens op adem komen. Een poosje rust, even geen duivenmelkers gezichten.
Ik hou zogezegd een winterslaap. Daar komt bij dat ik geen klaverjasfan ben. Dat ligt niet aan mijn clubgenoten. 
Mijn tegenzin heeft te maken met de broers van mijn vader. Zij wilden mij vroeger op hun veeboerderij  klaverjassen leren. Zij speelden dat spel met de vuist op tafel, dronken citroenjenever en schreeuwden alsof het oorlog was  Oom Roelof, mijn kaartmaat, ging vreselijk tekeer als ik niet spekte als de slag aan hem lag, als ik niet seinde welke kleur ik had.   

De drie ooms vonden mij een achterlijke gladiool wanneer ik  het spel roekeloos  met  een  handvol slechte kaarten wilde spelen. Ze scholden mij de huid vol en  probeerden mij stiekem dronken te voeren met hun  zoete groene jenever. Om kort te gaan daarom kaart ik dus niet op duiven - kaartavonden.

Wel wip ik heel zelden op zo’n avond  langs. Je moet als bestuurslid belangstelling tonen!
Dan zit ik op een kruk aan de bar bij juffrouw Jenny. Her en der aan tafeltjes zitten mannen en vrouwen  rustig kaarten te schudden. Er wordt niet  getierd en gescholden zoals vroeger op de boerderij. 

Rond een sjoelbak hangen wat vrouwen; als enige  man doet Jan onze voorzitter daar sportief mee en laat de sjoelbrikken  keihard tegen het hout knallen, zodat ze terugketsen. Het dartbord hangt er troosteloos bij, darten wil in onze club niet van de grond komen.
Uit een paar geluidsboxen klinkt zacht wat countrymuziek; Loes en Adrie proberen Willem en Bertus de fijne kneepjes van het linedancen bij te brengen.
Al met al is het een vredig tafereeltje. Het is goed voor de intermenselijke contacten.

Ik bestel bij Jenny  een cola speciaal en zeg tegen haar:’ Kaarten, sjoelen dat zouden meer mensen   doen. Ook die jongens van de politiek bijvoorbeeld. Ik zie het al voor me: samen aan een tafeltje; Balkenende, Zalm,  Geert Wilders  en Van Duyvenbode van Groen Links. De laatste bestaat echt hoor, ik verzin het niet! 
Bij de sjoelbak  wat ongeregelde kamerleden, burgemeesters en meer van zulk volk. Dan een camera van de televisie erop en je hebt een mooi programma. Daar kan geen Barend en Van Dorp tegenop.’

‘Waarom klaverjas jij niet?’vraagt ze,’dat is toch gezellig!’ ‘Dat kan ik niet, van troef en zo snap ik geen bal. In harten jagen en pesten was ik goed, maar dat doen duivenmelkers niet.’
Ze knikt en vraagt of ik straks ook een kroket wil.
‘Ja lekker, met nog zo’n getikte cola’,  brom ik.
En ik denk aan Oom Roelof zaliger:’Oelewapper’, riep hij.  Nee. Klaverjassen niets voor mij.
C. U.

vrijdag 25 november 2011

Zelfs in een dierentuin zie je verkeersborden.

M'n vader met de bus van Doorenbos


In een inmiddels alweer vergrijsd verleden slaagde ik na 4 of 5 keer zakken voor ’t rijbewijs. Dat lag aan mijn opgefokte zenuwen en een mallotige  rijinstructeur. Van hem moest ik soms een noodstop maken voor denkbeeldig overstekend wild of hij  vond mij te langzaam. Wanneer ik dan een hengst op het gas gaf en met die kleine Volkswagenkever wegspoot , was ook dat niet de bedoeling.

Mijn vader vond mij een sukkel; ik was niet flink en  hanig genoeg, bovendien kostte  het hem klauwen met geld. Maar hij had makkelijk praten en had z’n rijdiploma zogezegd nog in de late Middeleeuwen gekregen. Zijn rijexamen   vond plaats ter hoogte van Damsterdiep Oostzijde nr. 7. Er kwam een ambtenaar. Die wees en sprak als rechtgeaarde Groninger kort en bondig:’rij daar maar heen, keren en terug komen.’
 Zelf stapte hij niet in. M ’n Pa mocht ook laten zien dat hij met de T- Ford  zonder geslinger achteruitrijden kon. Toe was hij geslaagd. De hele happening duurde amper een kwartier en de kandidaat hoefde nog geen 100 m te rijden.

De volgende dag kon  hij met de autobus van Doornbos, zijn baas, arbeiders naar de havenwerken in Delfzijl vervoeren, want dat zo in een poep en een zucht veroverde rijdiploma was overal geldig voor.
Maar ik dus verknoeide  bijna twee jaar  om voor  de rijbevoegdheid te slagen. 
Praktisch ging het steeds mis. Ik verleende voorrang als het niet moest en bij achteruit inparkeren liet ik de auto onnodige pirouettes draaien.

Theoretisch lukte alles. Elk verkeersbord kende ik op een duimpje. Dat was een eitje en in die dagen werden stad en land nog niet ontsierd door een wildgroei aan gevarendriehoeken en verbods- en ge-
bodsborden. 
Bovendien  zetten nu allerlei grappenmakers eigenhandig  allerlei waarschuwingsborden neer. Bij voorbeeld om  te attenderen op overstekende bronstige padden. 
Zelfs in een dierentuin zie je verkeersborden. Gelukkig kennen we nog geen verkeersborden voor postduiven, hoewel een waarschuwingsbord voor  hyperactieve haviken, sperwers en slechtvalken misschien nog niet zo gek zou zijn. 

 Maar goed; alles moet zijn tijd hebben. Na de laatste maal afrijden kon de vlag uit. 
Het getuigschrift was weliswaar slechts geldig voor de personenwagen maar dat  mocht de pret niet drukken.   
Mijn rijstijl was rustig en anticiperend en ik werd geen brokkenpiloot zoals mijn zuster die heel knap haar examen in een keer haalde, maar na een slalom tussen wat paaltjes en bomen nooit weer een stuur aanraakte.
©.c.u.

maandag 21 november 2011

En ondertussen moment opnamen in en rond ons duivenclubgebouw

Het loopt niet altijd op rolletjes dat is een ding dat zeker is
Nee ik gaap of slaap niet maar ik lach wat dacht je dan
Soms zie je het even niet  meer zo zitten
Ziezo de uitslag is weer klaar
En eens kijken wie me nu allemaal  nu weer voorzitten
e
Ze zitten in Sint Quentin
cola en bier en ook veel plezier                



 In St Quentin ging Johny Cash ook helemaal los daarom voor alle duivenliefhebbers die vanuit die Franse losplaats  successen boekten speciaal dit numm

vrijdag 18 november 2011

Duiven en kabouters

Laaf leest duivenkrant



 Het was 1e Pinksterdag. Ik had m’n jonge duiven ‘ schoon’  water gegeven. Toen ik een klein uurtje later ging inspecteren was  de drinkpot leeg en kurkdroog. Dat was op z’n minst verontrustend. De jonge garde moest niet zo maar de zuipziekte krijgen. Ik gaf nieuw leidingwater en ging even later nieuwsgierig kijken. 
Er zaten geen jongen rond de drinkpan; die zaten allemaal onschuldig op hun schabbetjes te koekeloeren. Maar het water was al bijna weer op!
Hadden de kaboutertjes dat op hun geweten? Ik tilde de metalen waterbak omhoog; er druppelde water af. Er zat dus een gat in de bodem. Bingo….het raadsel was opgelost.

Nu had ik een probleem; mijn voorraad drinkpotten was op. Waar toverde ik tijdens de feestdagen zo gauw een nieuwe pot weg. 
Opeens dacht ik aan Andries; een  bevriende duivenmelker die noodgedwongen een zittend leven leidde. Die wist altijd overal antwoord op en had een ruime voorraad van de meest uiteenlopende rariteiten. De kans dat hij iets had waaruit mijn duiven konden drinken was groot!

Even later was ik op visite; werd getrakteerd op thee, limonade  en Pijnenburgkoek. Ja  en o zeker: ik mocht kiezen uit een riante collectie drinkreservoirs; hoog, laag, plastic en metaal. Dankzij  dat  drinkpangaatje werd mijn dag toch nog gezellig…. 
Behalve duiven had die Andries ook nog andere hobby’s; hij figuurzaagde of zaagde figuur; het is maar hoe je het bekijkt en hij verzamelde in zijn Lilliputtertuintje allerlei soorten dwergen, kabouters en andere vreemde figuren van steen, kalk of gips.

Omdat ik mijn  Powershot S30 op zak had begon ik uitgebreid plaatjes van dat gipsvolkje te schieten. Een andere bezoeker van Andries kwam op het idee om een van die dwergen een krant in de knuisten te duwen. Hij griste het NP Orgaan van het tuintafeltje  en riep:’ Hier dit moet je op de foto zetten, kijk zelfs kabouters lezen de Duivenkrant.’ 
Met plakband werd vervolgens het duivenblaadje aan Eftelingachtige figuren bevestigd en nam ik vanuit  allerlei hoeken en gaten een foto’ 

Gert, de  duivenzoon van Andries was ondertussen terug van het Brive -duivenlappen in Hank.Hij keek sceptisch naar mijn capriolen en vroeg:’Zeg,waar ben jij eigenlijk mee bezig?’
‘ Een plaatje voor het Orgaan’, lachte zijn Pa. 
‘Die zetten hem er toch niet in. Ze zijn niet gek! Zijn er al duiven thuis en wat doet die  nieuwe schone drinkpan daar’ , bromde Gert. 
Zijn humeur moest nog op temperatuur komen. Dat was duidelijk.

©.c.u.

donderdag 17 november 2011

Dokter Bibber


Al enige tijd ben ik Opa Duif en mijn kleinkinderen van  5 of 16 jaar, ik heb er acht, staan erop mij te assisteren bij het verzorgen van de duiven als ze op visite zijn. Ze willen het hok in, knoeien met voer, gieten water naast de drinkbakken en ze moeten beslist stoppeljongen aaien., 
Jamie wil een duif vasthouden en dat is best moeilijk, Sarai strooit het voer naast de voerbak en Nadine tilt zich een breuk aan een zware gieter van 10 liter en het water  belandt voor het grootste deel naast de drinkpotten. kortom dolle pret!
In de duivensport loop je soms tegen wonderlijke zaken aan. Wat te denken van vlieggoud of fondolie. Bij het eerste denk je misschien aan vlugzout, bij het laatste leg je onbewust een connectie met loodvrij, diesel en LPG. Wanneer  je je als buitenstaander  realiseert dat die dingen iets met postduiven uitstaande hebben, klapper je met je oren.

een duif vasthouden is  best lastig

Maar ook als behoorlijk functionerende grootvader word je geconfronteerd met bizarre dingen. Zo stuurde mijn schoondochter mij begin december op pad om het spel Dokter Bibber als sinterklaascadeau aan te schaffen. Ik had nooit van zoiets gehoord, wist niet hoe het er uit zag of waar ik het zoeken moest.
Je moet je zoiets proberen voor te stellen. 
Het spel dat je zoekt is oud en al lang uit de handel en je informeert als oude en grijze heer bij de zoveelste speelgoed winkel naar dokter Bibber. 
Het meisje  achter de toonbank vraagt om uitleg, giechelt wat en stuurt je daarna hoofdschuddend naar een volgende zaak Ik zocht de halve stad af naar dokter Bibber en  schold stilletjes mijn schoondochter de huid vol.
Natuurlijk kan ik de gedachtegang van zo’n winkeljuffie volgen. 

Vertel voor de aardigheid eens aan kennissen en vrienden dat je een duur bed of bankstel hebt gekocht en dat je er van beddenzaak Droomwereld een paar jonge duiven bij cadeau krijgt, dan zie je ze toch ook kijken met een blik van,”Hè , duiven als bonuspunten bij een slaapkamer ameublement,  in wat voor land en tijd leven wij!’

De affaire  Bibber was niet de enige frustratie die ik te verwerken kreeg. Toen mijn oudste dochter in verwachting raakte, mocht ik voor haar een zwangerschapsbelletje gaan scoren. Ze zei me dat zo’n ding bij een bepaalde sieradenzaak  wel te koop was. 
De juwelier keek overdonderd en schudde bezorgd het hoofd.
Na  wat omzwervingen door de stad kwam ik bij een babyspeciaalzaak. Daar was het raak. 
Nu kreeg ik van een ijverige babyjuffrouw evenwel uitgebreid instructie over het gebruik van zo’n zwangerschapsklokje. Het belletje mocht niet te hoog op de moederbuik hangen, want de ongeboren baby richtte zich naar het geluid en kwam dan in stuitligging terecht. 
Liefdevol pakte de winkelkip het belletje in en kakelde aan  een stuk door over de voor- en nadelen van het ‘muziekinstrument’Ondertussen dacht ik; mens schiet op.ik wil hier weg!

Thuis overdacht ik mijn avontuur! Het geluid van  dat zwangerschapsbelletje was aangenaam en rustgevend voor het ongeboren kind. Zou zacht en vrolijk getingel of een soort newage muziek ook niet bevorderlijk kunnen zijn voor de jonge duiven in de broedschotel!  Misschien een ideetje voor de duivenvrienden. 
We hadden het afgelopen jaar immers al kennis gemaakt met de mechanische bromvlieg in een kunstei, dat nota bene aan de universiteit ontwikkeld was.

Van het tril- ei kwam ik weer bij het bibberavontuur; op zoek naar dat cadeau had ik vaag het idee gehad dat schoondochterlief mij met een kluitje in het riet stuurde.
In het dorp van mijn jeugd stuurden  plaagzieke volwassenen  kinderen  bij voorkeur naar de plaatselijke ijzerwinkel of smederij met de opdracht daar de watergaatjestang op te halen. 
Of je moest bij de kruidenier azijn halen en de man zei met een uitgestreken smoelwerk:’Mijn azijn is niet goed ze is zuur!’en omdat zuur  voor  je kinderzieltje   vies en bedorven betekende net als in zure melk, ging je onverrichter zake weer naar huis.

Bij onze duivenclub maakt men ook graag een geintje. Vooral de paar jeugdleden die we rijk zijn moeten daarop bedacht zijn. Zo tovert Rinus bijvoorbeeld bij het inkorven van duiven opeens een ei tevoorschijn en zegt: kijk, Remco je duivin heeft net gelegd. Hier pak aan!’

Wat het sinterklaascadeau betreft! Het Bibberspel vond ik tenslotte in een kringloopwinkel. Het is een kartonnen bord met de afbeelding van een mannetje met allerlei openingen. 
De spelende kinderen moeten met een pincet losse lichaamsdelen  en organen uit dat kereltje peuteren. 
Raken ze daarbij de randen  van die gaten dan klinkt er een zoemer en gaat de neus van de patiënt branden.Kortom een krankzinnig spel.
En....... een dokter mag niet bibberen.
© c.u.

woensdag 16 november 2011

Een vreemde bezoeker op mijn hok

 
goeiemorgen een reiger op mijn hok

Je wrijft als duivenliefhebber wel eens je ogen   uit wanneer je in de vroege morgen deze fraaie vogel op je duiventil ziet zitten. Die komt vast niet uit Bergerac denk je dan bij ze jelf.
Een paar winters terug kwam deze gast regelmatig buurten Nogal logisch mijn buren links en rechts hebben vijvers met vissen en kikkers en dat is aanlokkelijk voor een reiger als in het late najaar schraalhans keukenmeester wordt.
Gelukkig strijkt deze  deftige dame in de zomer niet op mijn hok neer wanneer ik op mijn wedstrijdduiven uit Frankrijk zit te wachten

dinsdag 15 november 2011

Verboden liefde

weerv thuis en lekker in een donker hoekje
Ze hadden elkaar niet op een gemaskerd bal ontmoet zoals in het klassieke verhaal. Maar een van mijn duiven had opeens doldriest verkering met een flat- of straatduif. Over haar keuze was ik teleurgesteld.
Ze was een veelbelovende jong duivenvrouwtje en nu ging ze zomaar aan de zwier met zo’n stuk schorriemorrie van een gevederde kraakbeweging aan de overkant. Daar stond een flatgebouw met een kapot dakraam. 
Op de zolder hokte haar nieuwe vriend  met ander duiventuig. Er heerste geen rivaliteit tussen dat vreemdelingenlegioen van schijtbeesten en mijn  nette postduivenfamilie. Ze bemoeiden zich  gewoon niet met elkaar.
Nu bleef mijn duif, de 92,  ik noemde haar Julia, soms hele nachten weg.  Overdag kwam ze af en toe wel eten met haar Romeo op sleeptouw. Die was ongeringd en stak niet netjes in de veren Ik snapte niet wat ze in dat beest zag. Sukkelientje,  dacht ik bij mezelf wat moet je zo’n vent. Hij had geen stoer voorkomen.  Die doffer bezat  vrouwelijke trekjes, had een  duivinnenkopje. Maar ze was nu eenmaal smoor op dat mannetje.

Op een dag toen mijn Julia weer kwam tafelen, en haar oude hok binnenliep, sloot ik haar op in een buitenren. Romeo joeg ik weg. Die liet zich  ook niet vangen.
Een paar dagen later was hij weer present. Liep wanhopig en zenuwachtig voor het gaas  op en neer; z’n geliefde spiegelde dat aan de andere kant .
Af en toe snavelden ze wat door de mazen van het gaas heen.  Een buitenstaander zou er vertederd om kunnen glimlachen. Het was  zo ontroerend maar ik kon er de humor niet van inzien. 

en dit is een keurig gezinnetje


Als de  schemerig viel, vertrok Romeo weer naar zijn zolderverdieping. Zo ging het twee weken lang tot mijn duif ontsnapte. Ik deed het deurtje van de ren open om de drinkpot te verversen en weg was ze; mijn zachtblauwe tot over haar snavel verliefde duivin. Een week lang bleef ze uit beeld tot de honger haar terugbracht. Immers het leven van een flatduif is niet gemakkelijk. Het duivenvoer ligt niet voor het oprapen.
Ze kreeg opnieuw huisarrest. In een leegstaande  caviakooi in de fietsenschuur mocht ze over haar zonden nadenken. 
De deur naar die berging stond wel eens op een kier. Na een paar dagen zoeken had  onze flat- Romeo uitgevogeld waar zijn geliefde zat. Verlangen en nieuwsgierigheid lokten hem naar binnen. Dat was dom. Ik greep hem bij z’n lurven en fabriceerde een noodcel voor hem in een kartonnen doos  met luchtgaten.

Toen ik het weekend daarna naar Groningen moest,mocht hij mee. In de Martini stad kreeg hij de vrijheid. Het spoor naar Amersfoort zou hij naar mijn mening niet vinden.   
Julia was na  een kleine veertien dagen genezen van haar verboden liefde. Ze kreeg een ander duivenvriendje, een echte postduif, want dat was ze aan haar stand verplicht. Het kon toch niet zo zijn dat mijn Julia 92, die ik van de beroemde duivenkampioen H. de B. te S. gekregen had, zich vergooide aan een zwerver.

Na drie weken liep op een morgen Romeo in de achtertuin. Zijn Tomtom had  hem misschien allerlei dwaalwegen opgestuurd, maar uiteindelijk was hij misschien bij toeval in zijn vertrouwde buurt beland. Ik had mijn duiven los.
Julia zat met haar nieuwe vlam in het zonnetje op de vorst van het dak naast de schoorsteen. Ze had geen oog voor Romeo die blij om haar heen begon te draaien en te koeren. 
Hij kreeg vleugelklappen en  snavelpikken van haar nieuwe vriend. Die koerde waarschijnlijk iets van :’opzouten, mafkikker, heb ik wat van je aan, blijf van m ’n  vriendin af.’  Zielig, ach wat, ach welnee. Het idee van eeuwige duiventrouw  komt  toch alleen voor in romantische verhalen.
©.c.u.

zondag 13 november 2011

In de serie bij ons in de club

kijk ik zal het uitleggen
een kaartje leggen hoort erbij
 zitten er al weer teveel in die mand
Soms gaat het ook over voetbal
Small pokerface
een echte duivenmelker heeft een baard
de duiven gaan op reis
cola schuimt nou eenmaal

vrijdag 11 november 2011

De Paus en de Professor


Moe zit op het nest en Pa neemt een bad

Buiten de duivenwereld maken woorden andere emoties los. Daar staan we niet zo bij stil.
’Ik heb een bon gekocht,’zei ik tegen een argeloze collega op school.
Hij staarde me vol onbegrip aan:’Een bon die krijg je toch achter je ruitenwissers, voor rood of foutparkeren, die koop je toch niet?’
Ik vertelde dat we op de duivenclub een soort tegoedbonnen bij opbod verkochten voor een goed doel. Het is een bon voor een jonge duif die nog geboren wordt of een paar eieren die gelegd zullen worden, voegde ik eraan toe.
‘Je koopt dus een kat in de zak,’reageerde hij.
‘Zo moet je dat niet zien. Dat spreekwoord heeft te maken met iemand die bedrogen wordt, als hij een haas of konijn wil hebben. Duivenmelkers bedriegen elkaar daar niet mee. Nee,  je krijgt wel een duif en niet ongevraagd de vette bekeuring, waar jij op geabonneerd bent.’
Hoofdschuddend vroeg hij: ’Zijn jouw duiven en bonnen veel geld waard.’

Hij gaf bij ons op school economie. Het financiële aspect interesseerde hem; hij had wel eens in de Telegraaf gelezen dat postduiven astronomische bedragen opleverden.
Ik zei dat alleen de poes van de buren en een plaatselijke roofvogel belangstelling voor mijn duiven koesterden. Dat was natuurlijk een geintje.
Vanzelfsprekend geef ik wel eens een bon. Dat levert vaak verrassende ontmoetingen en belevenissen op; je weet op voorhand niet wie je aan de deur krijgt. Vogels van diverse pluimage bellen aan. Soms zijn het van die bodybuilders en voel ik me niet op mijn gemak

Afgelopen zomer kreeg ik eerst bezoek van de Professor, een klein gebogen gebrild mannetje dat in het groen werkt. Hij leek een beetje op de geleerde schurk van een James Bondfilm.  Ik wees twee broedbakken aan waaruit hij  jongen kon kiezen. Hij tuurde door het stevige brillenglas en schudde z’n kop; hij moest ze niet.
Alles wat ik aanwees, viel in ongenade. In de  nestafdeling vond hij tenslotte wat hij zocht. Ik had natuurlijk wat jonge duiven in een mandje kunnen zetten met de woorden:’Dat zijn je jongen, punt uit!
 De Professor intussen had er geen kijk op, want een week of vijf later waren zijn aanwinsten al de weg kwijt. De jongen die hij geweigerd had overleefden alle vluchten tot en met het verre Bourges toe en zorgden voor een acceptabel prijspercentage.

Midden in het vliegseizoen kreeg ik telefoon van een jonge dame Ze had een bon. Ze wilde een jonge duif voor de verre afstand. Wanneer het uitkwam? .  Ik zei van direct want  ik  had juist twee alleenwonende duiven een bad gegeven en was klaar met de duivenverzorging, had dus  even alle tijd van de wereld
Even later ging voordeurbel en stond er een brok jeugd op de stoep. Wendy heette ze; althans dat dacht ik te horen. 
Ze stalde haar Omafiets tegen het tuinhek. Ik leidde haar naar mijn duiventil. Op de roosters liepen wat jonge duiven.
’Pak die maar,’zei ik en wees op een Sproet. Ze  stapte het hok in en ving de bewuste duif, vond hem mooi.  ‘ Ja, bij een duif zijn  zomersproeten wit’,  zei ze,’ kijk maar’,  en ze wees naar de witte vlekjes rond de snavel..
Ik nam het beestje over en vroeg haar nog een blauwtje te vangen. Het was een lust voor het oog; zo’n aantrekkelijke blondine door het hok te zien scharrelen. 
Ook het blauwtje vond ze mooi
”Je mag ze allebei’, zei ik gul. ‘Heb je een mandje bij je?’
’Nee, ik doe ze in mijn rugzak,’antwoordde ze.

Tot mijn verbazing toverde ze een zwart rugzakje te voorschijn, met daarin een kartonnen doosje, maakte veters en  riempjes los en borg haar nieuwe overnachtduifjes op.
’Ga je nu wel direct naar huis informeerde ik bezorgd’
Nee, ze ging eerst naar oom Bertus ergens in de stad.
’ Oom Bertus,’ vraag -  tekende ik.
‘Ach,die kent U wel, de Paus! Hij heeft nog met U in het bestuur van de CCG gezeten, als ik ergens jongen  haal moet De Paus ze eerst keuren.’
 Ze keek ondeugend.
’Laat ie het maar niet horen,’mompelde ik. ‘Omdat zijn vader ooit in een toneelstuk de rol van Paus  speelde  zit die oom van jou z’n hele leven met zo’n rotnaam opgescheept.’
‘Hij vindt het niet erg hoor,’lachte ze.
We gingen in huis. Binnen aan de keukentafel zocht ik eigendomsbewijzen en stamkaarten bij elkaar en even later vertrok Wendy op haar Grootmoederfiets met mijn jonge duiven op haar rug naar haar duiven oom.
  

donderdag 10 november 2011

Overlast en klokkenspel.

Het liefst een witte ooievaar

Onze clubgenoot Mees is verhuisd naar een randgemeente. Voor sommigen was dat een opluchting, want hij vloog hard, zijn duiven rolden de boel op, en nu zag de jaloerse concurrentie zijn kans schoon.
Dat verhuizen ging niet zonder problemen. Er moesten hokken gebouwd worden en vergunning daarvoor was vereist. Van alle kanten kwam protest. Zelfs in ver verwijderde zijstraten waren bewoners bezorgd voor hun wasgoed. 
Er werd een hoorzitting georganiseerd. Mees mocht  aan een stel oproerige opstandelingen uitleggen hoe mooi, goed en onschuldig zijn hobby wel was. Na veel vijven en zessen werden de bezwaren ongegrond verklaard en mocht Mees bouwen. Trouwen is bouwen, zeiden wij vroeger, welnu, duivenhouwen is ook bouwen.

In het afgelopen jaar  zag ik weer merkwaardige berichten over duiven en de last die ze veroorzaken. De meeste mensen kunnen een duif niet van een willekeurige andere vogel onderscheiden, maar als ze het woord duif  horen slaan ze direct op tilt
Daar was allereerst  een aflevering van het Jeugdjournaal. Zwerfduiven in een of andere stad  hadden het carillon in de toren bevuild. Dat was natuurlijk geen gezicht. Misschien klonken de liedjes van het klokkenspel er minder helder door. Het kan zijn dat de beiaardier, de klokkenist, er zenuwachtig van werd. Wie zal het zeggen!

Het jeugdnieuws liet  beelden zien van de bescheten klokken. Buiten op een richel liepen wat witte en bonte  duiven. De man die muziek in de toren speelde, kwam aan het woord. De duivenpoep tastte volgens hem op den duur het metaal van de klokken aan. Waar hij die wijsheid vandaan had, werd niet duidelijk. 
De vrouwelijke burgemeester van het stadje verscheen voor de camera, compleet met ambtsketting. Ze liet weten dat het een schande was, dat haar klokkenspel zo werd beschadigd! Er kwamen maatregelen. De duiven moesten vertrekken, ze mochten niet meer gevoerd worden. Men zou netten voor de galmgaten spannen, de beesten konden er dan niet meer in en de klokken kregen een grote schoonmaakbeurt. Tot slot liet de redactie van het jeugdjournaal nog een shot zien van een nest met eieren. Vijf gespikkelde eieren!
“Ja,” zei de nieuwslezeres, “ de duiven moeten voortaan ergens anders een nestje maken.”

Kraaieneieren, dacht ik, duiven leggen bij mijn weten geen gespikkelde eieren en nooit meer dan twee. Wat een domme toestand. Zo moet je de jeugd maar iets leren! 
Het was waarschijnlijk ook  zo dat kraaien en duiven niet gebroederlijk in dezelfde ruimte of omgeving nestelen. Kraaien stelen eieren van andere vogels.  Bij mij hadden tenminste  van de zomer kraaien en eksters eieren gestolen.
Verder zagen we dit jaar iets over problemen met duiven in Rotterdam, Utrecht en Culemborg. In Utrecht vielen de duifachtige individuen op het perron de reizigers lastig met uitwerpselen. 
De kwestie werd grondig aangepakt. Men hing vangkooien op. Valkeniers lieten roofvogels laat in de avond of in de nacht in het station los. De duiven kropen weg in het voor hen bestemde opvangverblijf. 
De zieke duiven maakte men op  humane manier af, aldus de krant, gezonde dieren gingen naar een  duivengevangenis ergens in het Zuiden. Daar werden ze  verzorgd en zo lang vastgehouden tot ze volkomen gedesoriënteerd waren, dan werden ze in vrijheid gesteld!

In Rotterdam brachten stadsduiven volgens verslaggevers  ziekten over als paratyfus en longaandoeningen. Het waren vliegende ratten die ook nog eens ongedierte bij zich hadden.
En in Culemborg tenslotte waren verwilderde duiven funest voor de mooie historische gebouwen. Een ambtenaar, van stadstoezicht wellicht, had er geteld hoeveel gevleugelde geveltoeristen de stad rijk was. Volgens zijn berekening waren dat er exact 199.
Dat is knap, dacht ik. Hoe kon die man zo precies het duivenbestand inventariseren. Het klopte bovendien niet, want ik had juist diezelfde week een witte sierduif in dat stadje losgelaten, een  witte kropper, die  als een macho,  een Rotterdamse Hooligan, zijn bolle borst hoog voor zich uitdroeg. Dat beest was bij mij komen aanvliegen en maakte mijn weduwnaars zenuwachtig. 
Een oud- leerling van mij ging die dag in het middeleeuwse stadje  trouwen en ik wilde dat een feestelijk tintje geven.  
Dat werd dus 200 duiven, want  de kans dat de duif terugvloog naar Amersfoort was klein. Culemborgers mochten ook geen duiven voeren van die geïnterviewde ambtenaar. Maar hoe zat dat dan met al die bruidsparen, die rijkelijk met rijst bestrooid werden op het bordes van het mooie stadhuis!

Tussen de regels lezen we weinig kennis van zaken en veel onbegrip. Mensen hebben in het algemeen een soort haat- liefde verhouding met duiven. Ze staan met een verheerlijkt gezicht duiven te voeren op pleinen in Amsterdam, Londen en Rome. 
Men laat bij trouwerijen en andere feestelijkheden graag witte duiven los, immers een duif is het symbool van onschuld en vrede.  Misschien zou men het liefst een  witte ooievaar loslaten. Nee niet een echte natuurlijk, maar  het soort duif at daar wat op lijkt.
We hebben soms de mooiste liedjes over duiven. Annie M.G.Schmidt met “Duivies, duivies kom maar Gerritje , en niet te vergeten Gert en Hermien met hun,”Alle duiven op de Dam, ja die weten hoe het kwam’, want duiven hebben verstand van het liefdesspel.

Dat brengt mij terug bij Mees. Niet dat liefdesspel natuurlijk! Nee, die dubbele houding van mensen. Duiven zijn aardig, maar van een afstand, moet je maar denken. Al die negatieve en onjuiste publiciteit over duiven is niet wenselijk.
In het nieuwe dorp van Mees is de rust weergekeerd. Het blijkt allemaal wel mee te vallen met die poep en zo. De mensen wennen aan zo’n klad, rondjes vliegende duiven en staan er niet verder bij stil.                                              
c.u.

zondag 6 november 2011

Zeepost



 Een echte postduif schrijft  en bezorgt zelf brieven. Dat kan denk je dan alleen in   dierenverhalen. Gerrit de postduif van  de Fabeltjeskrant die de post rondbrengt in het Grote Dierenbos.
Duiven verdwalen soms boven zee. Bijvoorbeeld als ze met een sterke oostelijke wind langs de kust trekken. Maar ook wel als ze in hun enthousiasme met de wind op de staart ver doorschieten naar het Noorden.
Zo kreeg ik van Henk en Theo van Pro Patria  uit Amersfoort een brief envelop  uit Oosterbierum. Op 15 mei waren hun duiven om 8 uur in Pont St Maxcense gelost met noordwestenwind. Ze hadden goed gedraaid zoals dat heet maar misten er toch een paar. In die envelop zat een briefje van  een van hun kanjers. Door de postbode gestempeld in Zwolle op 21 mei 2004. Hun duif schreef  met een computer op 17 mei:

‘ Hallo baas, hier ben ik weer. Ik was een beetje uit de koers geraakt en was toen mijn oriëntatie kwijt en verdaagde toen op zee. Ik was toen zo moe en uitgeput en ben toen op een vissersschip gaan zitten uitrusten. Ik had niet alleen veel honger maar ook veel dorst. 
Gelukkig waren die vissers zo vriendelijk om mij te verzorgen en was er duivenvoer aan boord daar het in de zomer wel vaker voorkomt dat er aanvliegers aan boord komen. 
De datum van die bewuste dag was 17/05/04 om 8 uur. Goed, dat is zo mijn verhaal en ik hoop dat je niet boos op me bent en mij nog een kans wil geven om me te bewijzen in de duivensport. Mijn tijdelijke schip en verzorgers waren UK 224 uit Urk van gebroeders de Boer. Je krijgt de vriendelijke groeten van hen. Ze hebben telefoon maar alleen in het weekend. P.S. Ben laten vliegen in Harlingen op 20 mei.’

p.s.2: ik zag ook nog een zeilschip maar dat leek me niks voor een duif

‘s Morgens in Frankrijk en ’s avonds na 12 uur vliegen aan boord van een wiebelend schip. Een duif maakt wat mee!

Het briefje van de duif van Henk en Theo was  ergens in de nacht( misschien nog wel aan boord)geprint met een oud naaldprintertje. 
Van Harlingen vloog hun duif dus naar Oosterbierum  waar ze binnenviel bij de duivenfamilie Roorda die op haar beurt  weer  voor tijdelijke opvang en verdere berichtgeving zorgde. 
Het briefje dat die knappe duif aan boord schreef, heb ik, afgezien van het telefoonnummer, vrijwel letterlijk overgenomen. 
Schrijvende duiven. Als dat zou kunnen, kwamen we veel meer over hun avonturen en omzwervingen te weten.
C.U.
© afb aquarel c.u.

donderdag 3 november 2011

Een vreemde afwas


Dit zijn een soort Pruisische Hoogvliegers

Aan het begin van  ‘t jaar gaf ik mijn linkerbuurman 2 nieuwe sierduiven. Hij had al een vrouw, 5 kinderen en een konijn en daar konden een paar duiven nog wel bij vond ik. Het waren witte Hagenaars. Van die circusduiven die luid klapwiekend rondjes draaien als je ze de lucht in werpt. Voor m’n buren was alles nieuw aan duiven. Ze keken in grenzeloze verbazing toe hoe hun duiven met snavels in elkaar verward zaten en vervolgens gymnastische toeren uithaalden.
Ik werd er voortdurend bijgehaald en mocht als deskundige commentaar leveren.
’Ze geven elkaar kusjes’, zei Willemijn, ‘t jongste buurkind.
‘Ja’, knikte ik,’ zo is het.’ Maar ik dacht; dat ik  mij gelukkig  prijzen mocht dat m’n eerste vriendinnetje geen snavel had.

Na een tijdje werd het rustiger rond het witte duifbeleven. Ik hoefde niet meer vaak uitleg te geven. Wel riep buurman na een dag of tien uit een  slaapkamerraam;’Cor, ik heb een ei! Wat nou!’
‘Gefeliciteerd’, zei ik, ‘er komt nog een 2e , over 18 dagen heb je jongen’. Hij schudde ‘t hoofd over zoveel wijsheid. De jongen kwamen er. Eén vloog weg en de ander kreeg een plekje in het konijnenhok bij Hangoor. Dat vonden ze beiden niet leuk.

Vorige week zat ik driftig aan de afwas. Het was een troep en een duivenmelker moet ook wel eens ‘t aanrecht afruimen. 
Toen ik de laatste  kopjes, messen en lepels droogde, verscheen  buurman Ed opgewonden bij de keukendeur en met hem zijn legertje van  kinderen. In zijn handen  een witte duif die verstrikt zat in een vliegenvanger. Een brede plakkerige strook zat om staart en vleugels. Wit van veren, kleefgeel met zwarte vliegen: het was een mooie compositie!
‘Hoe krijg je dat voor elkaar, buurman?’, vroeg ik.
Hij had in hun fietsencarport een vliegenvanger hangen en  de duif was op zoek geweest naar vervangende woonruimte, want hij was Flappie zat. ‘Wat nu, moeten we dat spul eraf knippen?’,informeerde  hij.  Ik schudde nee; het dier kon dan immers niet vliegen.
het hokje van buurman

Voorzichtig begon ik de kleverige toestand los te peuteren’ De moeizame bevrijdingsactie kostte slechts wat dekveertjes en een enkele staart - en broekpen. Nu moest de vliegenstroop  weg. Aarzelend dompelde ik de jonge Hagenees in het citroenfrisse afwassopje en begon te wassen. Vindt die duif dat  leuk,’vroeg buurmans 2de dochter, Bettine, met grote ogen. ‘Het kan me niet schelen wat ie vindt,’bromde ik’. Ik haalde de vogel als een verzopen kat uit het sop; het plakspul was weg.
’Nu kan die ook niet vliegen,’stotterde Evert, de oudste van het stel. Hij moet een nachtje drogen’, adviseerde ik ’laat hem overmorgen los. Buurman sprak lovende dankwoorden en vetrok met de kletsnatte  huisgenoot van Flappie; in ‘t kielzog  z’n opgetogen jongens en meiden.
Een dag later klepperde de jonge Hagenaar boven onze tuinen rond, alsof er geen vuiltje aan de lucht was geweest.
C.U.
Dit verhaal over die bijzondere afwas is inmiddels al weer lang geschiedenis. De Hagenaars zijn intussen naar de eeuwige jachtvelden vertrokken en buurman heeft van mij een koppeltje andere witjes gekregen die ik gekocht had op een voor- of najaarsbeurs in Houten. Buurman heeft er een nieuw hokje voor getimmerd. De witten hebben kuiven en sokkepoten. Ze zijn een kruising tussen Pruisische Hoogvliegers en Werflingers uit Hanover.