dinsdag 28 februari 2012

Te Vroeg

natuurlijk kreeg ik bloemen


Meestal komen mijn duiven te laat. Ze missen de ware wedstrijdmentaliteit.  Het zijn geen Erben Wennemars, Greta Smit, Sven Kramer of Woeste Irene. Van  tegenstanders, rondetijden en baanrecords hebben ze geen weet.
Mijn fladderaars vliegen met hun dolle kop op de bonnefooi naar huis. Dat is niet iets om trots op te zijn.
Aan de bar keuren hard vliegende clubgenoten me  niet de moeite waard voor een opbouwend gesprek. Hoofdrolspelers onder elkaar heffen het glas; waarom zich bemoeien met een figurant.

Als de mand opengaat ben ik weg wat dacht je dan!
Heel soms komen mijn duiven te vroeg. Dat is ook niet goed. Een aantal zomers geleden vlogen we Chateauroux. Ik had de twee eerste meldingen van de club.  De 10 en de 57,bijgenaamd Bolle Joop, zaten steenvroeg; zelfs in groot verband.
Na de aanvankelijke  telefonische felicitaties werd het verdacht stil. Alleen Harm mobielde mij dat er iets stronterigs aan de knikkers was en dat ik maar niet al te blij moest worden. Hij had zelf ook zo’n snelle Chateaurouxduif. Dat maakte ons tot lot - en bondgenoten.

Op de televisie verscheen  het duiven - bericht dat een aantal duiven was losgebroken.  Daar  konden mijn geweldenaars best eens bij zitten. 
Bij het  elektronisch klok afslaan werd  wat  gefluisterd en stiekem gelachen. Onder aanvoering van de grootste clubpestkop kwam iedereen mij uitgebreid besmuikt gelukwensen. Tot overmaat van ramp kreeg ik ook nog bloemen.

Pas zondagavond laat, kwam er, via via, een telefonische uitnodiging voor een ophelderend gesprek op dinsdag met het  afdelingsbestuur en de lossingverantwoordelijken. Een deel van mijn duiven was met plusminus vijftig andere duiven  te vroeg vertrokken.
‘Je duiven zaten in een paar restmanden en zijn ontsnapt’, zei mijn beller.
‘Ja ja, ‘reageerde ik pissig,’ik geef ze altijd een ijzerzaagje en een draadtangetje mee. Het zijn bekwame uitbrekers.’
De afdelingsboodschapper lachte.
‘En ik kom niet,’ ging ik verder,’ want ik heb geen duiven te vroeg losgelaten.’

Na die dinsdag vernam ik toch hoe de vork aan de steel had vastgezeten.  Eén van de begeleiders had de eerste deur van de container geopend om   een gemakkelijke stoel te pakken. Hij wist niet dat de restmanden daar al op scherp stonden. Het gevolg was dat opeens duiven de zonnige hemel instormden, waaronder waarschijnlijk, maar niet bewijsbaar, mijn blauwe10 en bolle 57. Het op die manier verprutste afdelingsconcours werd afgelast.

Mijn Bolle Joop

Door  dit alles was ik stevig in mijn wiek geschoten. Ik was zo uit mijn humeur dat ik mijn  'Tien'  en Bolle Jopie tien dagen later inmandde naar ZLU Bordeaux met ochtendlossing. De doffer zorgde voor een klein goedmakertje. Hij legde de 925 km in een ruk af, en klasseerde zich ’s avonds om dik kwart over zeven als 3e in de  regio en was 10e tegen royaal  tweeduizend duiven in de Fondunie.
O ja, na Chateauroux wilden de meesten van onze club geen duiven in een restmand hebben. Net of ‘t daaraan had gelegen: vreemd volk, duivenmelkers.


Het hoeft niet altijd over duiven te gaan toch dus lees ook eens:http://binnenpark.blogspot.com/2011/02/meester-ze-staken-een-scheet-in-brand.html

zondag 26 februari 2012

Bezoek uit Zweden

Gerard korft in

Bezoek uit Zweden

Bij alles wat  zich in en rond de duivensport  afspeelt, blijft   men zich verbazen. Zo werden we  bij het inkorven eens gestoord door een  fors gevormde huisvrouw die  kwam informeren of  haar wasgoed veilig aan het balkon  kon drogen met  die duiven in de buurt. Ons clubgebouw staat op een royale afstand  van twee flats. Ze woonde er nog niet lang. Een buurman had gezegd dat er iets met duiven was en ze had gedacht: daar is stront aan de knikker, zei ze tegen Theo en Toon. Die keken  naar de lucht en deden of ze niks gehoord hadden.

Jan, onze actieve voorzitter, legde echter geduldig uit dat onze duiven de volgende dag in Noord Frankrijk gingen vliegen.


Theo deed nog  een verhelderende duit in het zakje en zei:’ Duiven die vliegen poepen niet, dat doet u toch ook niet, mevrouw, als  U  een stukje gaat joggen of zo!’


We krijgen vaker bezoek. Soms staan   kinderen  op eerbiedige afstand  toe te kijken. Tegen hen maken de meeste duivenmannen domme grapjes of ze brommen  dat ze in de weg lopen. Een enkele keer krijgt een volwassene uitgebreid  uitleg. Kortom aan het promoten van de duivensport wordt weinig gedaan.


De chauffeur van de duivenwagen neemt vaak jonge vriendinnen mee op zijn rondrit langs de lokalen. Succes verzekerd, want  bij de bar  sloven de duivenkerels zich geweldig  uit. Iedereen  voert het hoogste woord. Vooral de 65- plussers krijgen de kriebels en gaan hanig doen.

In het najaar was daar tijdens het inkorven voor Laon  onverwacht een  Nederlandse duivenmelker uit Zweden Vroeger woonde hij in het achterland van Amersfoort en hij was in 1952 lid geweest van de Snelpost  Hij heette Nico. Nu was  hij  met vakantie in Holland, keek  gretig om zich heen en  vroeg veel!
Bij ’t elektronisch constateren, schudde hij  zijn hoofd. Dat mocht niet in het land van Knäckebröd en ABBA
‘Kijk,’ zei Theo,’ het pootje piept’, en hij hield een roodkras met de ring in de holte van de inkorf antenne. De bezoeker kon er niet om lachen. Theo wees naar het display, het raampje van de moderne klok en zei: ‘Kijk, nu zie je hier het ringnummer. De Zweedse Nederlander of Nederlandse Zweed riep:’ Voor mij hoeft het niet, dat is geen duivensport. Jullie hebben het te gemakkelijk!’ En hij liep naar de ouderwetse ringentang bij de andere inkorftafel.

Zal ik haar wel meegeven......of is het een hem!

‘Tot hoe oud mag een duif vliegen’, hoorde ik hem  wat later buiten aan  Bertus en Marinus vragen. Die keken hem overdonderd aan.
‘Nou,’ aarzelde Bertus, ‘ als ik een winterjong duif een oude ring omschuif, kan ik die probleemloos met de oude-duiven vluchten meesturen.
‘Nee,’ zei  Nico,’ dat bedoel ik niet. In Zweden mogen duiven tot hun zevende jaar meedoen aan  wedstrijden. Dan gaan ze met pensioen, dat moet van de Dierenbescherming.’
‘Dat  zijn dus  50-plussers met vleugels, ‘lachte Marinus.

Er kwamen  meer details. Men mocht per vlucht  als liefhebber maximaal 9 duiven meezenden. Aan het begin van het seizoen  moest je opgeven  aan welke concoursen je wilde meedoen en de vracht moest vooraf betaald worden. Hij woonde in Midden Zweden en reed met zijn auto 220 kilometer naar het Noorden naar het inkorflokaal om zijn duiven in te manden. Daarna weer terug en de dag na de vlucht nog eens diezelfde reis voor het klokafslaan. Er waren in Zweden ongeveer 900 duivenmelkers.
‘Wij hadden laatst op St. Ghislain  900 duiven mee,’ zei voorzitter Jan ‘en als ik zulke einden moest om ze weg te brengen,  stopte ik.’
Marinus glunderde: ‘Erg handig, dan kan ik mijn portduiven bij het inkorven al vrij laten. Iedere week een trainingsvluchtje van 200 kilometer.’

Met Bertus sprak onze Zweedse vriend  af de volgende dag de  duiven van Laon te begroeten. Bij Marinus zag hij dat niet zitten. Die maakte rare grapjes. Onlogisch was dat niet  Hij begreep sommige woorden verkeerd, vatte dubbelzinnige opmerkingen niet, want hij was al zo lang uit Nederland weg.
Ouwe Bertus en Jonge Bertus korven in
Bij het klokkenlichten  was hij weer present. Hij had het naar de zin gehad, had veel geleerd. En die Bertus vertelde tenminste veel!
Ik vroeg of ze ook overnachtfond deden, meerdaagse vluchten verduidelijkte ik. ‘O jazeker,’ riep hij enthousiast.  Hun duiven vlogen van alle windstreken ook uit het buitenland. Hij scheurde een blaadje uit zijn agenda, schetste ruw de omtrekken van Zweden en zei:’ Ik ga eerst naar het lokaal, dan moeten de duiven nog naar het aanvoerpunt in het westen en daarna per trein  naar Lulea in het Noorden en daar worden ze om 2 uur ‘s nachts gelost.’
‘Ja, antwoordde ik,’ daar wordt het zomers niet donker.’
‘ En dan vliegen ze met licht mee naar huis,’ vulde hij aan.
‘Dat is geen echte overnacht,’ bromde ik

Die Dierenbescherming’, begon hij weer,’ vindt dat ze te lang onderweg zijn en nu vervoeren we ze door de lucht.’ ‘Kijk’, hij wees naar de tekening,’ nu gaan ze van dit aanvoerpunt  naar Zuid Zweden naar de andere duiven, vliegen dezelfde route weer naar Lulea. Belachelijk toch!’ Hij schudde het hoofd
Ik vroeg zijn adres. Vakantie in Nederland beviel hem wel. Bij een viskraam had hij Kibbeling gekocht. Dat hadden Bertus en hij gegeten tijdens het letten op de duiven. Dat was wel lekker, Kibbeling! Dat kende hij nog niet.

Cor Uitham



donderdag 23 februari 2012

Night bird

my Red Popsy


Let there be no misunderstanding this isn’t going to be a cock-and-bull story concerning some lady of pleasure. No, we are talking of harmless pigeons.  Already as long as I have been racing pigeons I always have been in bad luck with certain colored birds. No matter whether they were white, black or grey; they never did stay at my loft for long. They got lost, collided with obstacles, fell ill, birds of prey seized them or they were disposed of due to insufficient records.
I still remember my satisfaction when I got as a junior member my first two  black pigeons from the chairman of our local pigeon club. 
The next day they left my pigeon house, they climbed incredibly high into the sky and disappeared like ink blots  heading eastwards  across the neighbouring river. I was utterly disappointed. In those days I still believed that black pigeons were to prefer because an old crippled pigeon owner  had told me that them nasty dangerous birds of prey weren’t likely to catch the black ones because of their resemblance with the nasty crows. 

Until last year  brick – red pigeons didn’t also bring me any luck. I probably bought a dozen of them but over and over again they left my pigeon theatre. I even had  bred  some dark and a  yellow one with them but the latter wished to stay permanently  in my neighbour’s shed.
A few years ago I bought two pigeons from a fancier from the famous pigeon centre at Putten. One of them was dark red and she performed well at  the longest distance races with youngsters. I called her by the name of Red Popsy.    
In that way I referred  more or less to the  flyer from the village of Putten who was a sturdy man with red hair and to the fact that the red hen was at random  flirting with every cock available. 
After the flying season I phoned the man from Putten and asked if he was willing to sell  another couple of red birds. That was possible, but I had to wait until the next spring or summer.

A week after the phone call my  young Popsy however bounced against the kitchen window and died of interior bleedings within minutes. And my plan to collect the ordered  red pigeons never came to anything. 
Again a year afterwards by the end of a  splendid spring the telephone rang. It was  my Putten connection; my forgotten young pigeons were ready and if I by any chance I was willing to jump into my car instantly to fetch them. But I wasn’t   in the position because I had just been dismissed from hospital with a new hip. 
Consequently I asked my eldest son. He wasn’t very pigeon minded so it took some pains to persuade him. Grumbling he left with a little basket and returned later on with a red and dark bird. So I got hold of my second Red Popsy and  unlike her unfortunate predecessor she stayed. She had a different pedigree but  never mind I was in high feather.  

In the summer of 99 she went as number ten of my list to Ruffec. The pigeons took of  somewhere between 2 and 3 pm. The wind was due South and it was open weather. From Ruffec to my house the pigeons had to cover approximately 490 miles and they weren’t supposed to arrive before dawn the following morning. Somewhere along the line the birds had some how to make a stopover because it was common knowledge that pigeons didn’t like flying around during the dark hours.
As I was the man in charge at this Ruffec race every local participating pigeon owner had to inform me of the arrivals at his loft. Because I was  rather bad on my feet due to a hip disease the committee of our club had considered it wise to entrust me with that duty.  In their opinion answering  the phone couldn’t be a hell of a job. However there would be quite a lot of unexpected calls  in store for me. 

Harrie schrijft

It still began late Friday evening  around eleven o’clock; it was Harry. The man who mostly is the administrator of our  little pigeon-club  He wished to know if any pigeon had already reached its destination. I asked him if he was drunk or had lost his senses. In the background I heard laughter and shouting; they were having a party. 
‘There has been a rumour that the first Ruffec pigeon has already landed near Vianen and Eric and Henry they want to know if they ought to be now at their loft’,  jabbered Harry. 
' Go on with your celebration there won’t be pigeons at  your feast.  Have it your way, I am going to bed.’
So I did and I had pleasant dreams. 

Towards half past twelve the phone rang. It was Jan from Leusden. ‘I’ve got a pigeon’, I was coming home from a birthday party’, he stammered excited,’’ she hovered round my farmhouse in the dark. I helped her to the loft with a flashlight.’ Another party, and one more tipsy merry-maker, I thought to myself. 
But now I was wide awake and I switched on my bedroom light, wrote down the details of Jan’s speedy and reckless pigeon. I went  back to bed again  but my interrupted dream with some vague seductive blond Anita didn’t make any progress. It started raining and the wind grew stronger, Several things stirred my mind and a little later I had a nightmare of crashing helicopters. A moment after I heard a rustling sound. When I looked through the curtains I saw the silhouette of a pigeon in the gravel on the flat roof of my neighbour’s shed. I rubbed my eyes; unbelievable, there possibly was one from Ruffec. My heart was beating faster than in my romantic dream.

On slippers and in my  pyjamas I went downstairs, shuffled to the scullery and learned from the pigeon timer  that my Red Popsy had exactly arrived at 01.46.26 o’clock. I walked into the garden. Now the nightly pigeon was nowhere to be seen.
Then I discovered her on the loft of the youngsters. I said in a kind voice;’ Ah, my love, is that you, that really is a surprise.’ I opened the pigeon entrance tot the main loft.’ Come on, don’t be afraid; this way please.’ 
It was a good thing that nobody overheard me talking then and there in my backyard garden in the middle of the night dressed like I was.   My night bird slipped into the breeding section. She pushed her cock aside demanding her place on the eggs.

The following morning my remarkable Red pigeon soon  became the talk of the town and Harry dropped by to admire the miracle. He still looked a little  worn-out after the party. He examined my  brick red fly- by- night pigeon and considered her a revelation. 
’Now you’ve got your own genuine night bird’ , he said with a husky voice. 
‘That’s not a suitable name, Harry’, I replied, ’because night birds are girls of pleasure and they only wake up late at night.’ 
He looked at me with curiosity. What a foolish story he probably thought. He shook his head and left.

Cor Uitham 

Kijk voor een  Hollandse versie van het verhaal  Nachtvlinders hier;  http://duivenpad.blogspot.com/2011/10/nachtvlinders-steenrood-steenvroeg.html


 



dinsdag 21 februari 2012

Eerbetoon

een Robin, het  soort autootje van Toon

In een duivenclub liggen vreugde en verdriet soms dicht bij elkaar. Al weer een paar jaar terug overleed onze oudste clubmakker Ome Toon. Hij werd 94. 
Tot in het laatste jaar deed hij actief mee aan het verenigingsspel. Hij klokte electronisch want hij ging met zijn tijd mee. Alle nieuwe duivenontwikkelingen van de vorige eeuw maakte hij mee. Hij hoorde tot een generatie binnen de club waar je in het verleden met ‘ Meneer’ aangesproken werd. Dus je zei Meneer Abbing, Kasperts, Zijlstra en Terschegget. Nu is het allemaal; Jantje, Pietje, Klaasje! Tijden,normen, waarden; ze veranderen 
Toon kwam altijd met zijn zwaar ronkend driewielige wagentje naar ons clubgebouw, een Robin!. Voor zo’n ding had je geen rijbewijs nodig. Nu rijdt men in een  Brommobiel rond, zo’n, 45 km autootje. 

De laatste  jaren  reed Toon met clubgenoten mee naar het inkorven, omdat hij vanwege zijn hoge leeftijd niet meer aan het verkeer kon en mocht deelnemen. 
Ik schreef eens een verhaaltje over Ouwe Toon en zijn driepotige automobiel voor het NP- Orgaan. Toon las het, maar was een beetje in zijn wiek geschoten; vond dat ik wel erg overdreef door hem met een opstijgend  Russisch vliegtuig, een Toupolev, te vergelijken. 

We kenden de “ Oude Mannen” hoek. Dat was de tafel waar bovengenoemde prominenten zaten. Ze sloten weddenschappen af wie er het eerst een duif had van een wedvlucht. Per Gods gratie mochten er dan wel eens anderen met zo’n weddenschap meedoen. 
Maar won je een paar keer achter elkaar dan  zei  Ome Toon:’ Jij  mag niet meer meedoen. Want tegen verlies kunnen was een zwakke kant van hem. 

Ook was er elk jaar weer de grote strijd om de fles bessenjenever met z’n grote vriend meneer Kasperts. Wie het hoogst in de eindstand eindigde won zo’n fles Rode Jenever. Soms dacht je dat ze de grootste ruzie hadden, die twee, als Kasperts eerder had gedraaid. 
Maar Toon was geen klager, slecht gedraaid; volgende keer beter. Een optimist kun je beter zeggen; niet achterom kijken, maar vooruit. Als je op je 93ste nog aan het bedenken bent welke duiven je bij elkaar moet zetten om het nieuwe jaar weer beter te kunnen presteren ben je nog toekomstgericht. Ome Toon draaide altijd aardig mee met z’n duiven. 
Het meest trots was hij op zijn overwinning van de vlucht Orleans. Daarmee won hij een klok. Na jaren  had hij het er nog steeds over. Het was toch jammer dat Orleans niet langer het hoogtepunt van het jaar was.

Toon was ook iemand met speciale gaven. Hij was muzikaal. Op het 40-jarig bestaan van de club trad hij nog op met de band. Hij kon fantastisch en boeiend voordragen. Het stuk Bimmela Bommela Bom; van de man met het derde been, was een tophit.
Een heel bijzondere gave was wel dat hij diverse mensen tijdelijk van pijnen af kon helpen door handoplegging. We zagen Toon soms bij een clubgenoot met hoofdpijn of een zere schouder staan. Hij transpireerde dan en wapperde met zijn handen de pijn weg. 
Je kon er in geloven of niet maar de klachten waren meestal  een poosje over. Er werd dan wel eens gekscherend geroepen: ‘ Hé  Toon doe je dat met je duiven ook!’   
Ach ja,dit was zomaar een greep  uit het lange leven van een bijzondere duivenman.
C.U.
   




maandag 20 februari 2012

Kolonel vitesse

 Pro Patria.....en je had veel voetvolk nodig


Toen Jeroen, mijn jongste zoon,  twintig jaar geleden met  duiven in aanraking kwam, verwonderden we ons  over veel zaken. Hij  was 15 jaar,  had van zijn vriendje ’s vader 2 postduiven bemachtigd en wilde lid worden van een duivenclub.
Dat werd Pro Patria, wat “ Voor het Vaderland” betekende;een club met een vaderlandslievende naam dus. Als jeugdlid  werd hij geconfronteerd met onbegrijpelijke situaties. Zo hoorde hij, dat er over zijn ‘lidworden’  gestemd moest worden. De club had recht van ballotage. Ze konden een nieuw lid weigeren. Hij vond ’t allemaal nogal belachelijk, snapte er geen bal van en ik ook niet. Gelukkig werd  hij geaccepteerd.

Toen hij met een verenigingsboekje thuiskwam en voor het eerst met  duiven ging meevliegen, kreeg hij een hoop vreemde  begrippen, en namen te verwerken. Zo had je bij ‘t spel  generaals. Die werden aangewezen. Soms waren ze  ook onaangewezen. Hoe dat in zijn werk ging, was nogal duister. En verder waren er asduiven en je had zelfs een Keizer! Als je met duiven wilde gokken, kon je ook een Koningspoule en een ‘Heeft – Wie – Heeftje’ winnen.

Met  veel kunst en vliegwerk  probeerde ik zoonlief en mezelf uit te leggen dat  het spel met de generalen net zoiets was als het all round  bij schaatsen en dat het niks uitstaande had met  oorlog, legeraanvoerders en soldaten.  Wel hadden de grote overwinnaars over alle afstanden in de duivenstrijd veel  verliezers ofwel voetvolk nodig. En as had niks met verbrande turf te maken…….  een asduif was ook geen grauwe duif. Asduiven waren gewoon de beste duiven, net zoiets misschien als de troefkaarten bij het klaverjassen.

Aan een buurjongetje wiens vader beroepsmilitair was, verklaarde Jeroen opgetogen wat er allemaal aan duiven te beleven viel. Dat de duiven Vitesse of Midfond vlogen,dat je Generaal kon worden als je duiven hun best deden en dat de ‘grootste verliezer’ een Rode lantaarn kreeg.
De buurjongen begon over Rode kaarten bij voetbal en informeerde terloops of je  dan ook een Sergeant-majoor  Midfond of  Kolonel Vitesse had. Maar  mijn zoon liet zich niet uit het veld slaan en vertelde trots dat zijn duif op de tentoonstelling’ de Schoonste van het Geheel’ was geworden. Schoonste, nog zo’n woord dat hem niet lekker zat. Schoon...........! 
Van wassen werd je toch schoon. Of niet soms?
C.U.


zaterdag 18 februari 2012

Lepelduif

 een rode van Gielsduivin op eitjes

Tussen oude min of meer mislukte foto's uit de eerste helft van de 80-er jaren, vond ik deze foto terug.  Broedende duivin met een theelepeltje; lepelduif- lepeldiefje dus.
Of  mevrouw  en meneer duif bij het nestbouwen tussen al het bouwmateriaal ook een lepeltje ergens vandaan gepikt hebben weet ik niet. Het lijkt me sterk! Hoewel van eksters is  genoegzaam bekend dat ze allerlei blinkend spul naar hun  nest slepen.

Vermoedelijk heeft mijn jongste zoon die toen nog een duifenthousiasteling was dit geintje op zijn kerfstok. Hij wilde zijn Pa die toch al wat moeilijk liep  nota bene ook nog eens op het verkeerde been zetten.
Het kan ook best zijn dat duivenbuurman Cobus van van twee straten verder het grapje bedacht.  Hoe dan ook het  zal altijd wel een mysterie  blijven.

donderdag 16 februari 2012

Duiven Slimmerik


maar wel lekker in het stro dat weer wel


Een postduif in een centraal hok bij Raamsdonkveer
zei ik hoop echt dat ik hier maar tijdelijk logeer.
Ik vloog van Bergerac naar Amersfoort
en na de grens met België ben ik toen ontspoord.
Als mijn baas me niet snel haalt kom ik nooit weer.

woensdag 15 februari 2012

Slijmpoeder


Tegen het plafond hangt een caviakooi met een soort kanaries. Ze schoppen herrie. Aan die geïmproviseerde volière bengelt een met vilstift  reclame –verkoopkartonnetje: 9.95 euro per stuk; en daaronder:  Standaard,  E 44.95 voor 5.   
Amper een tientje voor  kanaries lijkt weinig. En Standaard zal  geen  betrekking op  dat gekwetter hebben. Het moet de prijs zijn van de voerzakken die onder de kanariewoning gestapeld liggen. 
Op de planken rondom staat hier en daar een bak met goudvissen ingeklemd tussen drankjes, pillen, poeders, een gevarieerd assortiment zaad, granen en andere  diervoedingssupplementen. 

In ’t mini praathuis achter in de  plaatselijke dierenwinkel van Kornelis Rekel drink ik een kop zwarte koffie.
W & J komen binnen; een vader en zoon duivenmelkers koppel. Ze zijn de dag na het 5 decemberweekend nog op hun Sintniklaasbest gekleed.

‘Heeft U dat stukje over Wilders geschreven?’, vraagt -valt J. met de deur in huis.
’Wat bedoel je’, brom ik.
‘Koekhappen’, zegt W. Hij snuift als een hasjhond die  Rooie Libanon  ruikt.
‘Oh, dat verhaal, dat heb ik in mei voor een columnwedstrijd gemaakt, Dat is ouwe koek.’
‘Ma…ma… maar ’t stond nu pas in het Duivenkrantje stottert J.
‘Leuk  stukkie,  ik moest wel lachen’, snuft W.
‘Maar daar ben je nog niet klaar mee’, lacht J.’ Wilders is mijn vriend.’
’Op Hyves zeker!’interrumpeer ik.
 Hij negeert me en komt nu helemaal op stoom .’Nee nee, ik heb al twee keer op hem gestemd. Ik heb dat verhaal van U uitgeknipt en naar de PVV gestuurd.’Hij lacht. ‘Er staat je nog wat te wachten, mannetje. Hebben ze al gereageerd? ‘

’Nou ja  het  is maar gein’, verandert W. de koers van  de dialoog.’Wanneer wordt er eens over mij geschreven?’
 ’Nu!’zeg ik.
 ’Ja Pa,  kijk  uit die man noteert alles op.’

Ondertussen maakt de dierenwinkelbaas  zijn entree. Hij zegt: ‘Zitten ze  zich weer  op te  blazen, trek het je  niet aan’ 
Vervolgens zwabbert het gepraat alle kanten uit, Voetbal met het fraaie doelpunt van Van der Gun in de wedstrijd NEC  tegen FC Utrecht. De crisis in  Afdeling 7 met een afgetreden duivenbestuur. Die voorzitter had  mogen blijven, vinden ze. En nu is er een commissie van Wijze Mannen. Die komen  als verdwaalde postduiven uit de lucht vallen. Wie heeft ze gevraagd. Natuurlijk weer  vriendjespolitiek. De heren doen om het hardst duiten in het klets – maar- raak- zakje. 

Een overgewicht meisje komt erbij , ploft op een wankel krukje, wil ook koffie,  melk en suiker.
W. vraagt bezorgd of het wel goed zit zo.
J. staat op en gebaart galant naar zijn stoel.
‘Mijn kleine kont past er precies op’, grinnikt de jongedame.
De kanaries zorgen voor  kwinkslagen .Het gesprek komt weer in stroomversnelling, de toon  wat gekuist nu, want er in een vrouw in het spel.

  
Plotsklaps roept W. wijzend naar de kanaries:’He Joh, Kornelis dat is een pop daar, kijk maar ze wordt gedekt.’
’Nee Pa, dat zijn homo’s’
Kornelis denkt van niet want hij heeft ze goed nagekeken, zegt hij.
Anita roert haar koffie , geeft geen commentaar.
‘Het is toch een pop, zowaar als ik hier sta’,  gromt W..
Kornelis pakt het speelzieke  vogeltje en bestudeert het gebied rond de cloaca. 
‘Niks, pop, gewoon een klein mannetje. ‘
‘Ik zou hem toch maar apart doen, ik heb het niet op kleine mannetjes’, zegt W .
Hij knippert met zijn ogen en kijkt naar mij.

’ Heeft U de duiven al gekoppeld vraagt J beleefd aan mij.
‘Nee’, zeg ik, ’ze zijn nog niet gescheiden!’
Anita fronst haar potloodwenkbrauwen. Voor een outsider  is  dat duivenmelkerstaaltje absoluut abracadabra.
‘Een van mijn duiven reutelt,’.
‘Misschien is  ze verkouden of heeft bronchitis menen W. en J. 
‘Dan moet je slijmpoeder gebruiken’,  reageert Kornelis alert.

Hij grijpt een feestelijk gekleurd doosje van de plank, Colombine, een potje met lepeltje en gebruiksaanwijzing in vier talen; Antiglairol, Schleimpulver , muscuspowder, kortom slijmpoeder,  6 euro 10 het is voor niks! 
En of ik nog koffie wil! Nee dus!. Ik stap op. 

Op de valreep plaats ik mijn bestelling: een zak grit, 10 kilo kanariezand, want dat ruikt zo lekker in het duivenhok en een baal Rekels Light. Dat is geen cola of Seven up maar een licht verteerbare voermengeling door Kornelis hoogstpersoonlijk uitgezocht en samengesteld. W. en J. dragen de zware zakken op hun nek naar mijn auto.
‘Doe de hartelijke groeten aan je boezemvriend Geert’, zeg ik tegen J .en geef hem plagend een por in zijn zij. 
© c.u.

maandag 13 februari 2012

Hoe was de naam ook al weer!

toreadoor pas op


Koeien hebben namen.  Mensen ook, maar dat  vond ik  toen ik klein was  normaal. Nee, wanneer ik bij mijn ooms  logeerde die een melkveehouderij hadden, werd ik geconfronteerd met het feit dat de beesten die op stal stonden of in de wei liepen allemaal een naam gekregen hadden. Ik vond dat interessant. 
Soms mocht ik  als een nederlandse boerencowboy met een koe of een stier op de foto. Helemaal zorgeloos was ik dan niet, want ik was toch een beetje bang dat Olga 2 of Tarzan me onverwacht een  schop konden geven.
Ze droegen meestal meisjesnamen; Sarah, Roelofke 4, Leny 3, Boukje 2; Ik had het boze vermoeden dat het allemaal vriendinnen van mijn vrijgezelle oom waren. De stier op de boerderij heette Tarzan of Ritmeester.

Als duiven belangrijk worden, krijgen ze een naam. Dat was vroeger vaak een bijnaam, een nummer, een kleuraanduiding, of het had te maken met een bijzondere eigenschap en de plaats van herkomst.   
Zo  heette een duif gewoon de Vale, de Nulnegen, de Dertien, de Bedelaar, de Woudenberger of de Wilma. Wilde een doffer niet binnenlopen dan was dat de Zitter. En die  ene duivin Wilma kreeg haar naam dankzij een piepjong zangeresje dat zong van ' Zou het erg zijn lieve Opa.....'
 O ja ik kwam eens bij liefhebbers in Nijkerk en die hadden  een mannetjes duif  de Rode Opa genoemd. Echt waar!
U kent zelf wel meer gekke namen in uw omgeving. Heeft U nog nooit van de Genaaide gehoord! Nou dan! Voor iedere buitenstaander wekt zo'n naam asocsiaties met sex en bedrog, maar elke duivenmelker weet waar het om gaat; het is gewoon een duif die met naald en draad gerepareerd is. Het overgrote deel van het postduivenvolkje echter vloog naamloos de wekelijkse wedvluchten.
de Opa

Ik denk dat ook nu de meeste duiven geen naam hebben of verdienen. Toch is er met de komst van computers en stamboomprogramma's en verkopingen door duivenmakelaars wel een wildgroei in de naamgeving ontstaan. 
Een liefhebber uit onze vereniging verkocht een jaar of wat geleden z'n befaamde kolonie en opeens hadden zijn duiven klinkende Engelse namen. Alles stamde bijv. af van de Goldwing. We wisten niet dat hij een  Goldwing bezat, maar het leverde wel de nodige centen.
En dan is er die duif die internationaal Barcelona op z'n naam schrijft. Van de ene dag op de andere heet het argeloze dier:' The  Invincible Spirit'  of zoiets. Sinds ik een computer bezit, geef ik al m'n duiven namen. Dat is overzichtelijk; je kunt in het duivenbestand beter wat terugvinden, denk ik dan maar. Het betekent dat ik de meest gekke en uiteenlopende benamingen bedenk.
Nomen est omen; de naam is het voorteken, luidt de spreuk. Je kunt met  die naamgeverij vreemde dingen beleven.

de Wilma

In het voorjaar krijg ik van ' de Priester' ( ook melkers hebben bijnamen) een jonge duif. De man brengt in onze stad brieven rond en dus noem ik het jonkie: ' de postbode'.  Dat had ik beter niet kunnen doen. Natuurlijk verdwaalt het beestje; het raakt van het hok en komt via een tussenstop in Assen helemaal in Noord-Duitsland terecht. De Duitse liefhebber  wordt er misschien gelukkig mee.  
 Waarom een eerzame postbode ' de Priester' wordt genoemd is een van de grote raadsels van 't duivenwereldje zullen we maar zeggen.

Een liefhebber bij mij in de buurt had een witte duif, die door hem ' de Heilige Geest' gedoopt was. U snapt het verband hoop ik. De witte die eigenlijk vaal was vloog redelijk en had soms haast om z'n hok te bereiken. 
Bij één van de vluchten schoot het beest bij de landing over het hok heen en kwam in de heg terecht en een buurman die 't zag kwam de liefhebber waarschuwen met de kreet: ' Jan, moet je nou eens zien, de Heilige Geest zit in de heg.’

Verleden week ging de telefoon: 't was een liefhebber die wilde weten of ik duiven verkocht. Ik had de naam niet verstaan en vroeg: ‘ Hoe heette U ook al weer?’ 
‘Kraai’ werd er gezegd. Ik was vol argwaan; een kraai die duiven wilden kopen! Ik vond 't vreemd en zei dus dat ik duiven alleen maar weggaf.


c.u.

zondag 12 februari 2012

Een winterbad

klik op deze fotos voor een groter beeld

Zaterdag 11 februari, het vriest nog aardig. Er ligt nog sneeuw, maar de zon schijnt en de duiven van clubgenoot Hans ploeteren in het bad dat het een lieve lust is.


En een eindje verderop zitten Remco's duiven hutje mutje in een kleine spoetnik en kijken verlangend daar die mooie  zonbeschenen witte wereld.
Ze hebben geen rust in hun veren en willen ook wel graag koppelen, maar de baas is streng en gunt ze de vrijheid nog niet.






Ondertussen zitten aan de andere kant van de stad mijn duiven te verstoffen opgesloten in hun hok.
Het water in de drinkpotten bevriest steeds. Ze vervelen zich.


In de duiventil valt niks te beleven. Ze zien buiten wel de witte kuifduif van de buurman rondscharrelen. Dat gekke ding mag altijd los.
Het is maar ongelijk verdeeld in de duivenwereld.

En dan worden er ook nog eens broodkruimels voor zo'n sier- pikkertje gestrooid

donderdag 9 februari 2012

Een opknapbeurt


‘Pa, je ziet er uit als een verfomfaaide stadsduif bij het busstation’, mijn oudste zoon in de bocht. 
We staan bij het duivenhok, dat hij in een gulle bui beloofd heeft te schuren  en schilderen.
’Zie je er zelf dan zo fantastisch uit,’ga ik in de verdediging.
‘Je moet wat kleurigers aantrekken dat fleurt op boven dat grijze haar’, gaat hij verder,’dan lijk je jonger. Nu je ouder wordt moet je meer zorg aan je uiterlijk besteden. Dat grijze ding  op die lichtbruine corduroy staat voor geen meter!’

Er strijkt een duif op het hok neer. Het is de Mustang, een doffer, een mannetje. Hij is vanmorgen uit Offenburg vertrokken. Na 450 meest Duitse kilometers loopt hij daar fris als een hoentje te koeren en te draaien. De kleuren van zijn nek en hals glanzen in de zon. Er zit geen veertje verkeerd, beslist geen verfrommelde zwerfduif.
’Ga jij even een eindje wieberen; hij schrikt van dat kale Karel de Graafhoofd van jou. Zo durft ie niet binnen te lopen. Hij kent jou niet!.’

Met zijn verfblik en kwast neemt zoon skinhead afstand van de duiventil. Op mijn miniterras steekt hij een sigaret in de brand.’Roken is schadelijk voor de gezondheid en kan het sperma beschadigen’ en meer van die angstwekkende kreten lees je soms op zo’n pakkie shag. Hij zou wijzer moet worden, die jongen…..het zal hem kennelijk worst wezen.


‘Kom maar,manneke’, roep ik naar mijn Mustang, ik rammel met  een voerbusje. De doffer glipt naar binnen. 
Ik bel met de Centrale Duiven  - meldpost, die door ene juffrouw Jannie bemand wordt. 
Mijn favoriet blijkt tot een kopgroep van 20 te behoren, die net gefinisht heeft. Toch een prestatie; hij doet zijn naam alle eer aan, want ik heb hem naar een beroemd jachtvliegtuig uit WOII genoemd.
‘Je mag weer verven’, roep ik.
‘Komen er nog meer van die rotbeesten’, moppert de hokkenschilder.
‘Elf’, zeg ik.
‘Als ik telkens het werk moet neerleggen, kap ik ermee.’
‘Nee nee; de laatkomers zijn niet zo belangrijk, die  winnen toch geen prijs meer.’
Hij gaat aan de slag en ik ga naar binnen voor andere kleren. 

Als je ouder wordt, krijg je van alles voor de voeten gegooid:’Pa, ga eens rechter op lopen. Je moet niet aldoor thuiszitten, Ga eens wat leuke dingen doen en je wordt te dik, je wordt een rond kereltje je mag wel wat afvallen.' 
 Het zijn vooral mijn beide dochters die mij zo bestoken. 

Boven in de slaapkamer pak ik een ding met lange mouwen uit de kast; ocean blue met een wit kraagje, op de rechterborst het opschrift: Republica Dominicana. 1900N/70 40 W, Island Tour. En links heel groot het getal 19. Ik pluk een zwarte spijkerbroek uit de kast om het geheel compleet te maken. 
Zo uitgedost maak ik mijn rentree op ‘t verftoneel. Kwastmans kijkt op en knikt.
 ’Dat is een stuk beter, jammer van die stomme tekst en dat getal. Waar moet dat op slaan! Wanneer heb je ding vandaan. Bij Hij of bij Fashion?’ \


Ik zeg dat ik het niet weet en dat 19 niet zo gek is, misschien heeft m’n  renpaard van het luchtruim wel  de 19e prijs veroverd.
‘Ja ja , gij gelooft dat, Mister Toeval,’lacht hij, en als je nog iets vrolijker kijkt en je haar een wasbeurt geeft, begint het er wat op te lijken.’
“Wat is er mis met m ’n haar!’
‘Er zitten duivendonsveertjes  in en stof.’
‘Jij kunt makkelijk kletsen, je hoeft die millimeter - kop van je niet eens te wassen, alles glijdt eraf en waait eruit.’

Er landt weer een duif na een vliegtocht langs de Rijn. Nummer 9 van het elftal Offenburggangers. Ik vraag me af  of  zo’n duif de geur van die donkere verfbeits lekker vindt. 
Toch knap van die beestjes dat ze uit alle hoeken en gaten van Europa  feilloos mijn duiventil terug weten te vinden.
© c.u.