zaterdag 25 januari 2014

Vogelvlucht



Als kleine jongen droomde ik dat ik als een vogel boven  ‘ t dorp vloog. Het was een sensatie. Ik zweefde zelfs dwars door de  muren van huizen en zag onze buren aan tafel zitten. Zo zou Onze Lieve Heer van bovenaf zijn volkje dus ook  in de gaten kunnen houden. 
Sinds een jaar of vier maak ik  mini reportages bij 1e prijs winnaars in onze fondregio. Daardoor heb ik een aardig idee van de ligging van de hokken van liefhebbers die verspreid in Gooi en Eemland wonen.

Wanneer ik  in het weekend mijn duiven van een verre fondreis thuis verwacht en Hans belt op dat Meindert  gedraaid heeft en dat hij Henk in Amersfoort net voor zit, dan weet ik zo’n beetje hoe dat daar in Loosdrecht eruit kan zien. Hoe zo’n duif in de Irenestraat langs een grote windwijzer op het hok valt.
En ik heb een voorstelling van de diepe achtertuin van Henk. Ik zie dat dan  allemaal wel niet van bovenaf maar ik ben toch aardig op de hoogte van de plaatselijke situatie Zo is een uitslag voor mij toch een beetje meer dan een volgorde van  ringnummers en namen.
Ik zie de dichte bossen in Doorn, het weiland bij Eemnes en de mooi wit geschilderde hokken van Gerrit uit Putten.

In de beginjaren dat ik aan het duivenspel meedeed, fantaseerde ik wel over de lossingplaatsen met hun soms romantische namen: Corbeil, Narbonne, Louvres en Compiegne. Hoe zou het er daar uit  zien!
Was ik maar een vogel met mensenogen dan werd  het plaatje nog completer en dan ging  met een soepele vleugelslag over grenzen.
Ik kon eens poolshoogte gaan nemen  in België bij dat grijze asbest hok van Leo die Vlaamse duif- columnist. Hij heeft van die heel laaghangende spoetniks ofwel valplanken. Als duif moet je bij je lange duikvlucht daar  niet naast stuiteren want dan lig je op de grond.

Eigenlijk moesten er in het ringenboekje foto’s van losplaatsen opgenomen worden met gegevens over de omstandigheden ter plaatse.
En verslaggevers van duivenmagazines konden wellicht als ballonvaarders vanuit de lucht opnamen maken van duivenpaleizen.
Je zou  zien hoe al die duivenmannen  bij hun hok rondscharrelden en met elkaar stonden te overleggen en beraadslagen.Ja, zoiets denk je als je fantasie de vrije vlucht neemt.
Ach en vaak wordt de fantasie door de werkelijkheid ingehaald. Immers het moet in deze digitale tijd niet zo moeilijk meer zijn speciaal voor duivenmelkers en hun vogels een soort van duiven- google earth of streetview van de grond te krijgen
C.U.

maandag 20 januari 2014

Kattenkwaad



 
Tijger houdt de wacht
Bij het klokafslaan zei Cees na de controleafslag tegen ons:”Ik heb de kat van de buren in Lelystad losgelaten!” Hij keek heel tevreden.
“ Ga je nou ook al katten africhten, Cees?” zei Joop.
“Ja, waar is dat nou goed voor”,lachte Jaap.
En Toon wilde weten of Cees op die manier zijn duiven motiveerde en of dat misschien zijn geheime wapen was.
Maar ik zei tegen hem dat het een rot streek was en dat hij als hij last van die dieren had ze zelf moest aanschaffen.
“Ik heb al jaren twee katten, een rode en een bonte, en het gaat prima. Alles loopt vrolijk door elkaar in de tuin. Vaak liggen ze op de hokken te slapen, als de doffers van België thuiskomen en weet je wat het voordeel is? Er komen ook geen vreemde katten op je erf.”
Dit wreef ik Cees onder de neus.
Je kon zien aan de blik in zijn ogen dat hij dacht: die is maf! Zelf een kat kopen. Ja hij was een beetje betoeterd!

De klokken werden gelicht en het lange wachten op de verenigingsuitslag begon.
“Ik heb nog nooit last van katten gehad”, zei ik nog tegen Joop, want Cees had mij de rug toegedraaid.
Nu was dat niet helemaal waar,want een jaar eerder kwam een buurvrouw van een paar huizen verder bij mij achterom met een levenloze vogel in haar handen.
Haar Pinkeltje had trots een duif zonder kop bij haar in de woonkamer voor haar voeten neergelegd en ze wilde nu weten of ik een duif kwijt was.
Aan de ring zag ik dat het een late doffer van mij was.
“Daar heb ik niks meer aan,” zei ik.
Ze reageerde geschrokken en wilde de schade vergoeden.
“Die duif is niet te betalen,”lachte ik,” maar ik wil er geen cent voor hebben.” Het was natuurlijk een aardige buurvrouw en dan ga je niet moeilijk doen over een duifje.
“Ik wil er wel iets voor terugdoen,” zei ze bezorgd
“Nou dat hou ik dan wel tegoed,”reageerde ik luchtig, geef mij de duif maar, dan zal ik voor een eervolle begrafenis zorgen.”

Natuurlijk was door dit voorval het vertrouwen in mijn eigen katten niet aan het wankelen gebracht. Die had ik behoorlijk opgevoed.
Al jong had ik ze goed ingepeperd dat de duiven van mij waren. In de pikorde was ik de hoofdkat en dat moesten ze maar accepteren.
Ik had ze als jong poesje een keer stevig onder de arm geklemd mee het duivenhok ingenomen. Daar had ik ze dicht bij een broedschotel gehouden,waarin een felle doffer voor zijn stoppeljongen zorgde.
De duif blies, pikte  en deelde met zijn vleugels flinke klappen uit. Het gevolg was dat Hubert en Droepie geen belangstelling meer hadden voor duiven. Duif en kat raakten aan elkaar gewend zou je ook kunnen zeggen.
Een paar jaar geleden vlogen we in september Etampes.Ik hielp m’n vriendin met de afwas en lette niet op de thuiskomst van de duiven.Voor de goede orde: ze was niet de vrouw van de onthoofde duif.

Op een gegeven moment ging ik toch even bij de hokken achter de schuur kijken. Daar zat mijn vale 29 op de klep van de superval Naast hem lag de rooie kat te slapen en  de superval was nog dicht.
Snel duwde ik de kat weg en trok het schuifje voor de superval weg en de 29 haastte zich naar. Hij behaalde nog de zesde prijs in de fondclub.
Enkele dagen daarna korfde ik dezelfde doffer in naar Limoges. Weer verraste de vale mij. Nu wist hij zich als derde te klasseren.
In een week tijd vloog  de vale 29 ruim 1200 prijskilometers en dat allemaal terwijl er bij thuiskomst ook soms nog een kat  op het hok wachtte.
Natuurlijk was mijn duif daardoor niet zo gemotiveerd. Nee, hij zat op een groot jong en stond zo hevig op drijven dat hij  zijn duivin alle hoeken en gaten van het hok liet zien.
Cor Uitham

woensdag 15 januari 2014

Zweeds bezoek



meestal is er ander bezoek dat komt duiven letten en dat betekent lang wachten en er komt dan vaak niks


Bij alles wat  zich  rond de duivensport  afspeelt, blijft   men zich verbazen. Zo werden we  bij het inkorven eens gestoord door een  fors gevormde huisvrouw die  kwam informeren of  haar wasgoed veilig aan het balkon  kon drogen met  die duiven in de buurt. Ons clubgebouw staat op een royale afstand  van twee flats. Ze woonde er nog niet lang. De buurman had gezegd dat er iets met duiven was en ze had gedacht: daar is stront aan de knikker, zei ze tegen Teus en Toon. Die keken  naar de lucht en deden of ze niks gehoord hadden. Wim, onze actieve voorzitter, legde echter geduldig uit dat onze duiven de volgende dag in Noord Frankrijk gingen vliegen.

Mees deed  een verhelderende duit in het zakje en zei:” Duiven die vliegen poepen niet, dat doet u toch ook niet, mevrouw, als  U  een stukje gaat joggen of zo!”
We krijgen vaker bezoek .Soms staan   kinderen  op eerbiedige afstand  toe te kijken. Tegen hen maken de meeste duivenmannen domme grapjes of ze brommen  dat ze in de weg lopen. Een enkele keer krijgt een volwassene uitgebreid  uitleg. Kortom aan het promoten van de duivensport wordt weinig gedaan.
De chauffeur van de duivenwagen neemt vaak jonge vriendinnen mee op zijn rondrit langs de lokalen. Succes verzekerd, want  bij de bar  sloven de duivenkerels zich geweldig  uit. Iedereen  voert het hoogste woord. Zelfs 65- plussers gaan hanig doen.

In het najaar was daar tijdens het inkorven voor Laon  onverwacht een  Nederlandse duivenmelker uit Zweden Vroeger woonde hij in het achterland van Amersfoort en hij was in 1952 lid geweest van de Snelpost  Hij heette Nico. Nu was  hij  met vakantie in Holland, keek  gretig om zich heen en  vroeg veel!
Bij ’t elektronisch constateren, schudde hij  zijn hoofd. Dat mocht niet in het land van Knäckebröd en ABBA
“Kijk,” zei Peter,” het pootje piept”, en hij hield een roodkras met de ring in de holte van de inkorf antenne. Hij kon er niet om lachen. Mees wees naar het display, het raampje van de moderne klok en zei: ”Kijk, nu zie je hier het ringnummer. De Zweedse Nederlander of Nederlandse Zweed riep:’ Voor mij hoeft het niet, dat is geen duivensport. Jullie hebben het te gemakkelijk!’ En hij liep naar de ouderwetse ringentang bij de andere inkorftafel.

“ Tot hoe oud mag een duif vliegen”, hoorde ik hem  wat later buiten aan  Jan en Marinus vragen. Ze keken hem overdonderd aan.
“ Nou,” aarzelde Jan, “ als ik een winterjong duif een oude ring omschuif, kan ik die probleemloos met de oude-duiven vluchten meesturen.
“Nee,” zei  Nico,” dat bedoel ik niet. In Zweden mogen duiven tot hun zevende jaar meedoen aan  wedstrijden. Dan gaan ze met pensioen, dat moet van de Dierenbescherming.”
“Dat  zijn dus  50-plussers met vleugels, “lachte Marinus.
Er kwamen  meer details. Men mocht per vlucht  als liefhebber maximaal 9 duiven meezenden. Aan het begin van het seizoen  moest je opgeven  aan welke concoursen je wilde meedoen en de vracht moest vooraf betaald worden. Hij woonde in Midden Zweden en reed met zijn auto 220 kilometer naar het Noorden naar het inkorflokaal om zijn duiven in te manden. Daarna weer terug en de dag na de vlucht nog eens diezelfde reis voor het klokafslaan. Er waren in Zweden ongeveer 900 duivenmelkers.
“Wij hadden laatst op St. Ghislain  900 duiven mee,” zei Jan “en  als ik zulke einden moest om ze weg te brengen,  stopte ik.”

Marinus glunderde: “Erg handig, dan kan ik mijn portduiven bij het inkorven al vrij laten. Iedere week een trainingsvluchtje van 200 kilometer.”
Met Jan sprak onze Zweedse vriend  af de volgende dag de  duiven van Laon te begroeten. Bij Marinus zag hij dat niet zitten. Die maakte rare grapjes. Onlogisch was dat niet  Hij begreep sommige woorden verkeerd, vatte dubbelzinnige opmerkingen niet, want hij was al zo lang uit Nederland weg.
Bij het klokkenlichten  was hij weer present. Hij had het naar de zin gehad, had veel geleerd. Jan vertelde tenminste veel!
Ik vroeg of ze ook overnachtfond deden, meerdaagse vluchten verduidelijkte ik. “O jazeker,” riep hij enthousiast.  Hun duiven vlogen van alle windstreken ook uit het buitenland. Hij scheurde een blaadje uit zijn agenda, schetste ruw de omtrekken van Zweden en zei:” Ik ga eerst naar het lokaal, dan moeten de duiven nog naar het aanvoerpunt in het westen en daarna per trein  naar Lulea in het Noorden en daar worden ze om 2uur ‘s nachts gelost.”
“Ja, antwoordde ik,” daar wordt het zomers niet donker.”
“ En dan vliegen ze met licht mee naar huis,” vulde hij aan.
“Dat is geen echte overnacht,” bromde ik
Die Dierenbescherming”, begon hij weer,” vindt dat ze te lang onderweg zijn en nu vervoeren we ze door de lucht.” “Kijk”, hij wees naar de tekening,’ nu gaan ze van dit aanvoerpunt  naar Zuid Zweden naar de andere duiven, vliegen dezelfde route weer naar Lulea. Belachelijk toch!” Hij schudde het hoofd
Ik vroeg zijn adres. Vakantie in Nederland beviel hem wel. Bij een viskraam had hij Kibbeling gekocht. Dat hadden Jan en hij gegeten tijdens het letten op de duiven. Dat was wel lekker, Kibbeling! Dat kende hij nog niet.

Cor Uitham

woensdag 1 januari 2014

Gestrand bij de Waddenzee


Ouwe Kees met  zijn vriendin



Duivensport is goed voor je aardrijkskundige kennis. Je duiven verdwalen  of maken ergens een tussenlanding en je krijgt uit alle hoeken en gaten bericht. Zo is  er  een duif van mij ooit terechtgekomen in Moddergat. Ik dacht dat de man aan de telefoon een grapje maakte, maar hij gaf mij te verstaan  dat zijn duivenhok  aan de Friese kust bij de Lauwerszee lag.   
Het was de 196 ,en rooie jonge doffer uit mijn vale 029. Dat was niet de slechtste van mijn hok. Ik vroeg of de Noordelijke liefhebber de duif mooi vond en of hij hem misschien wel wilde hebben. 
Dat was niet geval. Hij was niet onder de indruk van de prestaties die mijn vale geleverd had. Ik zei dat het toch wel  bliksem ver was van mijn Amersfoort naar zijn Moddergat, maar ik beloofde dat ik alles in het werk zou stellen de ontspoorde vogel terug te halen.

Na het gesprek zocht ik in de computer met behulp van het programmaatje Route 66 op wat de snelste weg naar mijn gestrande Rooie doffer was. De kortste weg ging via  Zeewolde, Lemmer, Joure,  en Terhorne over een afstand van 183 km en dat kostte volgens de computer f 27,06 en dan moest ik natuurlijk nog terug. 
Ik piekerde er niet over naar de Friese kust af te reizen. Ik belde nog vergeefs een neef in Groningen of die even voor mij een duifje wilde oppikken ergens achter Buitenpost en Visvliet   
Daarna toetste ik het nummer van de Moddergatse liefhebber  en verzocht hem vriendelijk de duif na enkele dagen rust los te laten.
“Dat dier komt nooit weer  thuis,” bromde die in de hoorn, maar als U denkt dat het zin heeft, ben ik de beroerdste niet, Holland is ook wel erg ver weg!”

Een dag of tien later was er telefoon uit Gorredijk. Mijn duif was op de goede weg. Nu was het een kwestie van tijd. Ik kreeg een goedlachse  wat verkouden duivenmelker aan de haak .
“Het is een hele knappe jonge duif uit een van mijn goudklompjes,” riep ik enthousiast. Op de achtergrond in Gorredijk klonk veel gepraat en gelach. Het leek wel of er uit een kroeg gebeld werd.
“Stuur me dan het eigendomsbewijs maar, hoestte de opvanger,” als het tegenvalt kan ik het beestje altijd nog in de soep stoppen.” Fryslan boppe¼er gaat niets boven Friesland, dacht ik. Wel jammer dat die slome neef uit Groningen te beroerd was om even in zijn auto te springen.

Ik kreeg het adres en het telefoonnummer. De liefhebber zou me op de hoogte houden van het wel en wee van de jonge roodkras. Het eigendomskaartje en een haastig geschreven stamboom gingen in een envelop.
Datzelfde jaar doken nog duiven van mij op in Boxmeer, St Jansklooster, Epse, Hattem, Geertruidenberg en Terheide aan Zee. 
Later had ik  soms wel mijn twijfels of het niet beter was geweest de 196 op te halen, want uit de 029 kwam nog  de 785 en dat werd een hele goeie meerdaagse fonddoffer. Hij kreeg de bijnaam Ouwe Kees en werd 17 jaar.
Wie weet vloog die duif daar in Friesland wel de sterren van de hemel ,de pannen  van het dak en gaf  de vogel geweldige nakomelingen.. Van die vrolijke man uit Gorredijk echter werd  sindsdien niets meer vernomen.

Cor Uitham