woensdag 24 september 2014

Heb jij die duif doodgemaakt?’



 
De ouwe witte van buurman stierf op hoge leeftijd een natuurlijke dood( de duif dus)


'Duif is dood,meneer'

Wie kent niet deze hulpeloze woorden van de heer Bemelmans uit de bekende conference van Toon Hermans, als de onfortuinlijke goochelaar eindelijk zijn act mag spelen.
Ik moest daar aan denken toen iemand uit Harderwijk mij opbelde en zei:’ Meneer ik heb hier een pootje van een duif met een ring en daarop staat uw telefoonnummer.’
‘Waar hebt U dat pootje gevonden,’ vroeg ik.
’ In een weiland, in de polder, de duif lag er niet bij, die zal wel dood zijn, misschien opgevreten door een roofvogel,een slechtvalk of zo’,hoorde ik aan de andere kant van de lijn.
‘ Dat niet onmogelijk,’ gaf ik toe,’ maar als een duif met grote snelheid tegen een draad vliegt, snijdt hij z'n poten eraf; 't kan zijn dat ze nog leeft.’
Ik bedankte de beller hartelijk, nu wist ik tenminste wat er met een van mijn doldrieste jonge duiven was gebeurd.
Ik werd wel vaker met gewonde en dode duiven geconfronteerd. Op de school waar ik les gaf, beschouwden ze mij als deskundige op het gebied van duiven en alles wat verder nog vleugels had sinds  bekend was geworden dat ik er postduiven op na hield.

Collega's en leerlingen vonden dat maar een vreemde liefhebberij en er werden allerlei grappen en domme opmerkingen gemaakt. Alleen conrector V. die vroeger met Kees Verkerk en Ard Schenk ook wat triomfen mocht op het ijs vieren, stelde relevante vragen over training, conditie, verzorging en de te vliegen afstanden, de rest van het docentenkorps gedroeg zich imbeciel. Vooral als ze hoorden hoeveel duiven ik had - zeventig of tachtig - begonnen ze dwaas te lachen en informeerden bezorgd naar de hoeveelheid stront en wat mijn buren wel van mij dachten. Ik had het al lang opgegeven om iets over mijn mooie hobby te vertellen; ze begrepen er doorgaans toch niks van.
Soms nam een van die leraren een duif mee naar school; het beest was gevonden of ze hadden het hier of daar gepakt. Zo'n diertje bivakkeerde dan in een kartonnen doos met een paar gaatjes en had een bakje water en een plak brood naast zich. Het water had zich al door de hele doos verspreid en dat een duif in het donker niet aan een snee brood begon, kwam niet bij de zorgzame duivenredder op.
‘Je moet hem de volgende keer een mes en vork er bijdoen’, zei ik tegen collega Duits of wiskunde. Ik nam het slachtoffer mee naar huis en beloofde er goed voor te zorgen; ik zou de eigenaar opsporen en de eerlijke vinder kreeg bericht en misschien een beloning, want postduiven waren toch veel geld waard.

Tijdens een ochtendpauze in mei of april stonden er een paar meisjes bij de deur van de docentenkamer. Ze moesten mij hebben.
 ‘ Meneer, we hebben een duif gevangen, hij kan niet meer vliegen, misschien is hij tegen 't raam gevlogen; hij is bij Liesbeth de assistente van de biologieleraren.’
‘ Als jullie hem gepakt hebben, dan is het vast niet zo best met de duif,’ zei ik de 3havomeisjes.
In het kabinet naast het biologielokaal stond een doos met een deksel. Daarin zat een grote houtduif met een beetje water en wat broodkruimels..
’ In het donker kan een duif niet eten,’ deelde ik  Liesbeth mee. Ik pakte de vogel die zich niet verzette.
Het dier was broodmager; ik gooide hem een eindje omhoog om de vliegcapaciteiten te testen. Als een blad papier dwarrelde de wilde duif naar de grond. Ik keek in de bek van het beest; er kwam een afschuwelijke stank uit: de keel en de krop zaten vol met gele kaasachtige brokken.
 ‘Ik maak hem dood,’ zeg ik resoluut tegen Liesbeth,’ dit dier is doodziek en wordt nooit meer beter.’
’ Moeten we dan niet naar de dierenarts,’ vroeg ze ontsteld,’
’ Wil jij de rekening betalen,’ reageerde ik .
’ Ik wil dat niet zien hoor,’stamelde ze en ze rende hetbiologie kabinet uit.
’ Kom maar terug,’ riep ik,’ het is al gepiept!’
Nu wou ze weten hoe ik die euthanasie had gepleegd, maar ik had weinig of geen zin om tekst en uitleg te geven; dat gaf maar gezeur.
Toen ik wat later na het vijfde lesuur temidden van dringende leerlingen over de bovengang liep, hoorde ik een kreet:’ Heb jij die duif doodgemaakt?’
Het was Anneke, de biologielerares.
Geprikkeld zei ik:’ Schreeuw niet zo hard, mens, moet de hele school dat nu weten.’
Gelukkig had niemand haar opmerking gehoord, want je had zo een nieuwe bijnaam. Het leek me geen pretje om als Cor de duivenkiller,door het schoolleven te gaan.

©.c.u.