woensdag 27 november 2013

De Tentoonstelling



UIT HET DUIVENLEVEN GEGREPEN
een verhaal van Paul Gelderman



Bijna elke vereniging houdt jaarlijks een tentoonstelling.
Het is een leuke manier om de verenigingskas te spekken, en een gezellige dag of middag met elkaar te hebben.
Het volgend seizoen kunnen de lopende rekeningen, en andere activiteiten daar weer van worden betaald.
Vooral nu de verenigingen kleiner worden en de kosten stijgen is een tentoonstelling meer een noodzaak dan alleen maar voor het plezier.
Gelukkig zien de leden dit ook in en het grootste gedeelte is dan ook bereid een aantal duiven in te zenden.
Zo ook in onze vereniging, natuurlijk krijg je opmerkingen van ’Ik heb geen tentoonstellingsduiven` of `Ik kom niet toe aan het aantal duiven voor de collectie`.
Uiteindelijk doet de meerderheid wel mee, en kan het werk voor de
tentoonstellingscommissie beginnen.
De avond voordien worden de duiven in de kooitjes geplaatst.
Als alle duiven hun plek hebben gekregen zie je een commissie van wijze mannen voor de kooien langs patrouilleren.
Driftig worden de kanshebbers door hen aangewezen alsof het volleerde keurmeesters zijn.
Dit ritueel wordt een aantal keren herhaald totdat ze met een tevreden gevoel en hoge verwachtingen huiswaarts keren.
Daar ik deel uitmaak van de tentoonstellingscommissie ben ik de andere dag al vroeg op.
Ik heb mijn duiven snel verzorgd en gevoerd, en begeef mij naar het gebouw waar we de tentoonstelling houden.
Ons eigen clublokaal is te klein voor een tentoonstelling en daarom moeten we altijd wat huren.
Dirk, Renze, Piet en Bert staan al te wachten voor de deur.
`Mooi op tijd jongens` zeg ik enthousiast.
´Kan ik van jou niet zeggen´ moppert Bert.
Bert moppert wel vaker. Van hem hoeft het allemaal niet zo. Maar hij heeft een klein hartje.
Als het er op aan komt doet hij altijd mee, al is het maar met een paar duiven.
`Neem een antidepressie pil en kijk vrolijk` brom ik terug.
Even later rijdt een witte auto de parkeerplaats op.
Het is onze gastvrouw en tevens beheerster van het gebouw.
’Ga maar snel naar binnen heren, de koffie is zo klaar’ zegt ze op een vriendelijke toon          
 Tien minuten later zitten we achter een bak geurige koffie.
’Ik hoop dat de keurmeester het kan vinden’ grijnst Dirk ’Ik heb het hem wel goed uitgelegd’ vervolgt hij.
Hij is nog maar net uitgesproken of de deur zwaait open.
’Goede morgen heren’ roept een man van middelbare leeftijd vanuit de deuropening.
Het blijkt de keurmeester te zijn en na een korte kennismaking en een bak koffie hijst hij zich in een witte jas.
Je zal zowaar denken dat je met een dokter te maken hebt.
’Wie doet wat jongens?’ vraag ik.
’Ik schrijf de kaartjes wel’ zegt Bert.
’Dan schrijf ik de punten van de kaartjes wel op de formulieren’ zeg ik.
De punten van de kaartjes zijn belangrijk om uiteindelijk na optelling de collectie winnaars bekend te kunnen maken.
’Doen wij de andere werkzaamheden wel schrijvertjes’ plaagt Piet.
Op het toneel liggen de formulieren van de ingezonden duiven op een tafeltje.
Vanaf dit verhoogde punt heb ik een mooi overzicht de zaal in.
Ik zie Bert met een stapeltje kaartjes plaatsnemen bij de keurmeester.
Even later pakt de keurmeester de eerste duif uit het kooitje.
Hij roept een aantal nummers waarvan de meeste achttien zijn en eindigt met éénennegentig en een half.
Zo gaat dat bij een paar duiven achter elkaar, tot ik zie dat Bert wat aan de keurmeester vraagt.  
De vleugel van de duif die de keurmeester op dat moment in zijn handen heeft wordt opengetrokken en hij wijst Bert op bepaalde dingen.
Bert knikt dat hij het heeft begrepen.
Iedere duif die daarna door de keurmeester gekeurd wordt, gaat ook richting Bert.
Als een ja knikker van het olieveld bij het Drentse Schoonlo heeft Bert daar die hele morgen gezeten.
Veel te laat voor ons ging de keurmeester huiswaarts.
Met veel stress hebben we de collectie winnaars nog uit kunnen rekenen voordat de deuren van de tentoonstelling open zullen gaan.
’Bert je moet nu wel een volleerd keurmeester zijn’ grijnst Dirk.
’Ik vraag nooit weer iets, hij hield niet meer op’ lacht Bert.
De tentoonstelling wordt een geslaagde dag en tegen de avond gaat een ieder met een tevreden gevoel naar huis.
Ook Bert, naast de nekpijn van het Ja knikken heeft hij er ook nog de mooiste jonge doffer aan overgehouden.      
  
                                                                               P.J. Gelderman

Geen opmerkingen:

Een reactie posten