woensdag 1 januari 2014

Gestrand bij de Waddenzee


Ouwe Kees met  zijn vriendin



Duivensport is goed voor je aardrijkskundige kennis. Je duiven verdwalen  of maken ergens een tussenlanding en je krijgt uit alle hoeken en gaten bericht. Zo is  er  een duif van mij ooit terechtgekomen in Moddergat. Ik dacht dat de man aan de telefoon een grapje maakte, maar hij gaf mij te verstaan  dat zijn duivenhok  aan de Friese kust bij de Lauwerszee lag.   
Het was de 196 ,en rooie jonge doffer uit mijn vale 029. Dat was niet de slechtste van mijn hok. Ik vroeg of de Noordelijke liefhebber de duif mooi vond en of hij hem misschien wel wilde hebben. 
Dat was niet geval. Hij was niet onder de indruk van de prestaties die mijn vale geleverd had. Ik zei dat het toch wel  bliksem ver was van mijn Amersfoort naar zijn Moddergat, maar ik beloofde dat ik alles in het werk zou stellen de ontspoorde vogel terug te halen.

Na het gesprek zocht ik in de computer met behulp van het programmaatje Route 66 op wat de snelste weg naar mijn gestrande Rooie doffer was. De kortste weg ging via  Zeewolde, Lemmer, Joure,  en Terhorne over een afstand van 183 km en dat kostte volgens de computer f 27,06 en dan moest ik natuurlijk nog terug. 
Ik piekerde er niet over naar de Friese kust af te reizen. Ik belde nog vergeefs een neef in Groningen of die even voor mij een duifje wilde oppikken ergens achter Buitenpost en Visvliet   
Daarna toetste ik het nummer van de Moddergatse liefhebber  en verzocht hem vriendelijk de duif na enkele dagen rust los te laten.
“Dat dier komt nooit weer  thuis,” bromde die in de hoorn, maar als U denkt dat het zin heeft, ben ik de beroerdste niet, Holland is ook wel erg ver weg!”

Een dag of tien later was er telefoon uit Gorredijk. Mijn duif was op de goede weg. Nu was het een kwestie van tijd. Ik kreeg een goedlachse  wat verkouden duivenmelker aan de haak .
“Het is een hele knappe jonge duif uit een van mijn goudklompjes,” riep ik enthousiast. Op de achtergrond in Gorredijk klonk veel gepraat en gelach. Het leek wel of er uit een kroeg gebeld werd.
“Stuur me dan het eigendomsbewijs maar, hoestte de opvanger,” als het tegenvalt kan ik het beestje altijd nog in de soep stoppen.” Fryslan boppe¼er gaat niets boven Friesland, dacht ik. Wel jammer dat die slome neef uit Groningen te beroerd was om even in zijn auto te springen.

Ik kreeg het adres en het telefoonnummer. De liefhebber zou me op de hoogte houden van het wel en wee van de jonge roodkras. Het eigendomskaartje en een haastig geschreven stamboom gingen in een envelop.
Datzelfde jaar doken nog duiven van mij op in Boxmeer, St Jansklooster, Epse, Hattem, Geertruidenberg en Terheide aan Zee. 
Later had ik  soms wel mijn twijfels of het niet beter was geweest de 196 op te halen, want uit de 029 kwam nog  de 785 en dat werd een hele goeie meerdaagse fonddoffer. Hij kreeg de bijnaam Ouwe Kees en werd 17 jaar.
Wie weet vloog die duif daar in Friesland wel de sterren van de hemel ,de pannen  van het dak en gaf  de vogel geweldige nakomelingen.. Van die vrolijke man uit Gorredijk echter werd  sindsdien niets meer vernomen.

Cor Uitham                               

Geen opmerkingen:

Een reactie posten