IJsduifje groter gegroeid en helemaal het heertje of vrouwtje |
Ofwel eerste hulp bij duivenongelukken
Mijn buurman heeft altijd wat. Kriebel aan z’n neus en kriebel aan zijn gat. Dat is een spreekwoord van mijn moeder.
Ik heb het natuurlijk over z’n sierduiven en mijn moeder is al lang dood.
Sinds ik hem witte Hagenaars, en een paar IJsduiven die luidruchtig rond klapwieken, heb gegeven, beleeft hij rare zaken.
Vorig week toen ik boven achter mijn toetsenbord een stukje zat te tikken, klonk beneden in huis een stem
Onder aan de trap stond Buurman Ed. In z’n hand had hij een versgeboren papjong. Achter hem stonden zijn beide dochtertjes Bettine en Willemijn met grote schotelantenne – oogjes toe te kijken.
’ Ik heb een gewonde. Er zit een gat in dat beestje. Zie hier maar.’
Hij wees naar een flinke scheur in de krop. Er kwam een soort smeerkaas uit.
’Dat is nou duivenmelk’, zei ik. De buurmeisjes deden een stap naar voren.
’Wat doen we er aan; kunnen we daar een pleister op plakken’, vroeg hij. Ik schudde het hoofd.
Doodslaan, dacht ik. Maar dat zei ik niet, want diezelfde bezorgde, zielig en verbaasd kijkende meiden van hem waren half uur eerder aan de voordeur geweest met een soort collecte voor de bescherming van het ongeboren kind. Ze hadden mij een doosje Wilhelmina - pepermunt verkocht.
‘We kunnen dat gaatje misschien dichtnaaien’, zei Ed, die mijn aarzeling zag. ‘Daar ben jij goed in. Dat heb je wel eens verteld.’
‘Dat waren wel grote volwassen duiven,’reageerde ik, hier valt niks aan te naaien. Je kunt ‘t met suikerwater proberen te dichten.’
’Suiker!’ Ed’s wenkbrauwen schoten omhoog.
En ik legde uit dat een reepje verbandgaas in water met verzadigde suiker hard werd en dat je zo een korstje kon leggen op dat wondje.
‘Maar dit vogeltje is te klein voor zo’n operatie,’besloot ik.
Buurman keek besluiteloos naar z’n handen en ik vertelde dat er niets anders opzat dan ‘t slachtoffertje terug te zetten in de broedschotel en te wachten op de dingen die kwamen.
‘God ’s wegen zijn wonderbaar en raadselachtig, je weet maar nooit,’mompelde ik nog toen Vader Ed met z’n gevolg vertrok.Ik ging terug naar mijn toetsenbord om mijn verhaal af te maken
Vanzelfsprekend had hij omstandig uitgelegd hoe ’t ongeluk gebeurde. Willemijn had zo’n grappig geel jonkie even willen vasthouden. En toen hij ‘t pakken wilde had de doffer venijnig van zich afgepikt en daarbij had hij Ed ’s vingers en ook z’n bloedeigen duivenkind beschadigd.
In de dagen die volgden rapporteerden de buren regelmatig dat ‘t jonge slachtoffer nog leefde,dat ‘t gat dichtgroeide en dat het toch een wonderbare genezing was. Nu, begin mei, vliegt dezelfde jonge duif met zijn nestgenoot vrolijk rond en schijten ze samen de buurt enthousiast onder, want buurman geeft zijn klapwiekers van ’s morgens vroeg tot ’s avond laat vrij spel.
C.U.
Leuk verhaal
BeantwoordenVerwijderen