dubbelwit |
Van koppelen krijg je een kouwe kop, vooral half februari, als hagel en sneeuw stuivertje wisselen. Ontelbare keren loop je uit je warme kamer naar ‘t hok om te kijken of alles naar wens gaat.
Tenminste dat deed ik vroeger.
Tegenwoordig laat ik mij de kop niet meer gek maken door een stel gefrustreerde doffers dat telkens verkeerd invliegt en elkaar afslacht.
Ze gaan hun gang maar. Hoe meer je er naar kijkt, hoe meer er gebeurt. Natuurlijk wilden sommige duivendames en – heren niet zo als ik wel wilde.
Twee zwarten en twee witten moesten in het huwelijksbootje, maar ze dachten: baas, bekijk het maar. Ja ja, tegenwoordig fok ik uit alle kleuren van de regenboog.
Speciaal de zwarte Bertina is een eigenwijs portret. Vorig jaar wilde ze niet met de Belgische Moor uit Heist en nu vond een Zwarte doffer van Gerrit geen genade.
Tot overmaat van ramp moest de Witte zoon van Scheefnek niets hebben van vrouwtje Witte Veder van Marinus. Beiden hebben nu een duur aangekochte partner gekozen, een koppeling die helemaal niet in mijn planning stond.
Ik had evenwel dit jaar geen lust om me druk te maken. Inmiddels is alles bakvast, op een Groningse duivin na, en zijn er voldoende eieren.
Terwijl ik in mijn koppelweekend de duiven dirigeerde ging mijn mobiel. Het was Hans.
’Moet je eens horen,’zei hij,’gisteren liepen mijn duiven op het ijs van de vijver.’
Die spoort niet helemaal dacht ik. ‘Gaat het goed met je,’informeerde ik.
’En vandaag zwemmen ze in de vijver en dat doen ze heel goed, zwemmen,’ging hij onverstoorbaar verder.
‘Je stoort me met de koppeling’, reageerde ik.
Die vijver in de kleine tuin van Hans kende ik. Dat was een groot vierkant met goudvissen en waterplanten, vlak voor z’n hok. Eigenlijk was er geen ruimte om voor het hok langs te lopen, zonder het risico van natte voeten.
‘Ze kunnen eigenlijk heel goed zwemmen’, toeterde Hans in mijn oor. Het is een grappig. Ze roeien een beetje met hun vleugels en dan vliegen ze weer op.’
‘Duiven kunnen niet zwemmen, zodra ze te nat worden, verzuipen ze’, riep ik naar mijn mobiel, terwijl ik de lastige duivin uit het Noorden een mep gaf, omdat ze weer bij de buren de bak instormde. Er gaat niks boven Groningen, dacht ik sarcastisch.
’Je mag je kat wel in de gaten houden met die spartelende duiven van je,’schreeuwde ik geïrriteerd naar Hans, waarna ik het gesprek wegdrukte.
Ik zei mijn doldrieste duivin nog eens flink de waarheid. Dat hielp. Toen ik een half uurtje later nog eens keek, was het ijs gebroken en lag mijn Groningse aanwinst gelukkig met haar Vetblauwe Bertus in de broedschaal te kroelen.
C.U.
Het blijven leuke verhalen, zwemmende duiven heb ik ook nog nooit gezien.
BeantwoordenVerwijderen