Sinds mijn vrienden en kennissen weten dat ik postduiven
heb, brengen ze knipsels over duiven mee, hebben ze gekke verhalen en vragen en
geven ze me dingen die met de duif te maken hebben.
Zo ben ik
inmiddels in het gelukkige bezit van een tortel van gips en een plastic
houtduif, een oude langspeelplaat, met bijvoorbeeld; ‘ daar komt miene Witpen
an’ en voor de kerst glazen vredesduifjes die aan dunne draadjes in de top van
de kerstboom kunnen rondfladderen. Ik kreeg boeken met duiventitels zoals: ‘Een
kat tussen de duiven’ van Agatha
Christie en ‘ De Zaterdagvliegers’ van Maarten het Hart.
En iemand die ik voor een etentje uitnodigde had voor
mij op de Zwarte markt in Beverwijk een zilveren hoedenspeld met drie duifjes
gekocht. Ik vond het een aardig gebaar, maar ik draag geen hoed en de duiven
worden zwart als je ze niet regelmatig poetst.
Nu had ik de
speld natuurlijk aan clubgenoot Toon met zijn onafscheidelijke dophoedje kunnen
schenken. Die slaapt er waarschijnlijk mee, want toen laatst op het
CCG-kampioensfeest iemand zijn hoed gestolen had, was hij helemaal van slag.
Omdat de speld lang en scherpgepunt is heb ik dat
gevaarlijke wapen zelf maar gehouden, want Toon is al ver in de tachtig. Je
weet maar nooit; een ongeluk zit in een klein hoekje!
Hein, een leraar handvaardigheid van mijn school kwam na
zijn vakantie in Indonesiƫ aanzetten met een fluitje voor duiven. Niet voor mij
bedoeld om op te blazen en de thuiskomende duiven binnen te loodsen, nee, de
duiven konden er zelf mee fluiten. Het was een beschilderd stukje
rotan, iets wat op kurk leek, en vreemd gevormde veiligheidsspeld.
“Kijk”, zei mijn collega,” met dit speldje maken de
jongens in IndonesiĆ« zo’n fluit vast boven op de staart van een duif en als hun
doffers en duivinnen rondvliegen hoor je een fluitend geluid.”
“Dat zal een hoop herrie geven, als al die duiven
fluiten,” reageerde ik, “ en hoe weet je nou dat die fluitende duif van jou is
en niet van de buurman?”
Hij keek mij verbaasd aan:” Waar is dat nou goed voor;
het is toch gewoon voor de gein.”
“Ik zie ze bij ons op de club al grote ogen opzetten als
ik mijn duiven met zo’n fluitje op hun staart inkorf,” zei ik.
“ Ze vliegen dan fluitend over Frankrijk en Belgje naar
Amersfoort.”
Hein schudde z’n hoofd. “Die jongens op Java hebben
gewoon duiven voor de lol, dat zijn geen
duivenmelkers zo als jullie.”
“Bovendien is
een postduif met zo’n stuk kurk op z’n rug minder snel; dat kost snelheid,”
mopperde ik.
Hein lachte. “ Jaja, als ik jou was zou ik die beesten
een flitspak aantrekken en er strips opplakken net als bij onze schaatsers op
de sprint.”
“Kurk hoort op een fles”, reageerde ik
Mijn collega zei:
“Het kost ze niks, die liefhebbers in IndiĆ«, bedoel ik, en het heeft verder
geen betekenis. Het is trouwens bamboe
en geen kurk. Het is gewoon een fluitje van een cent. Ben je er niet blij mee?”
Cor Uitham
Geen opmerkingen:
Een reactie posten