Posts tonen met het label koppelen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label koppelen. Alle posts tonen

woensdag 28 november 2012

Koppelen met hindernissen





Een tijdje terug werd ik opgebeld door een min of meer bevriende duivenmelker die met de deur in huis viel met de opgewonden mededeling:’ De koppeling heeft plaats gevonden!’

‘Ja,’ riep ik terug,’ ik ben ook bezig, stoor me niet; ze vliegen de verkeerde bakken in, verstoppen  zich in alle hoeken en gaten van het hok, waar ik ze niet hebben wil en er zit een verliefd stel ver weggekropen  de tussen de rommel onder het jonge duiven hok; het zijn de blauwbonte 727 en de late Rika, ach je weet wel die van St Ghislain 5 minuten loszat….. .’ 
Dat was een lange zin, ik hijgde ervan.
‘Zo bedoel ik het niet,’ meldde het andere eind van de lijn. Het was Gerard. De grappenmaker was met zijn nieuwe vriendin onder de douche geweest en vond het nodig mij in z’n geluk te laten delen.
Buiten op de vliegplank waren twee jaarlingdoffers hevig aan het knokken.
‘Het gaat helemaal mis,’ reageerde ik,’ ik heb nu geen tijd voor je, ik bel wel!’

Toen ik bij het hok was, stopte ik de telefoon in een zak van mijn stofjas en trok de vechtersbazen uit elkaar. Het was half februari en ik was al een paar dagen bezig met het koppelen. Voor het grootste deel liep dat naar wens, maar ik had  moeilijkheden met een aantal dwarsliggers. Het bontje en haar doffer wilden niet in  de hen toegedachte  lage broedbak, maar  gingen eronder op het houten vloerrooster liggen roepen en stoeien en het hielp niet dat ik ze wegjoeg. 
Eerst zette ik een kartonnen doos onder het broedhok en maakte daardoor voor het duivenechtpaar die plek onbereikbaar, vervolgens plaatste ik  in de bak een houten afdakje over de broedschotel. Het was een soort bushaltehokje en nu konden het bontje en haar doffer  lekker in het donker kroelen. Ik had eer van mijn werk!

Het probleem van het stel onder het scheefgezakte hok van de jonge duiven was ernstiger. Als ik ze hun gang liet gaan, zouden ze daar ver weg in het donker hun jongen gaan groot brengen, als de katten uit de buurt  zolang een andere kant op wilden kijken. 
Ik voorzag grote problemen bij het ringen, inkorven en constateren. Er moest ingegrepen worden. Ik haalde een bezem, ging op mijn buik liggen en begon onder het hok te porren. Makkelijk ging het niet. Er lagen daar allerlei latten, planken, oude voerbakken en rollen gaas. De duiven kwamen niet te voorschijn. De poortdeur van de tuin ging open.

‘ Zo, ben je erbij gaan liggen, ben je niet goed geworden of zo?’ Het was Wim; hij kwam een paar late duivinnen lenen.
‘Nee, nee,’ zei ik, er zit al de hele dag een koppel duiven  in de verste hoek onder dat hok en dat vind ik niet goed.’ Ik krabbelde overeind.
‘Laat ze toch, joh, je koopt gewoon een extra antenneveld en legt dat ding voor die kleine opening op de grond aan de voorkant, waar je met die schrobber lag te rammen, de rest sluit je af. Ze komen thuis en worden gewoon geconstateerd, hahaha!’ Hij lachte uitbundig en met heel veel lawaai. Dat deed hij altijd als hij zichzelf leuk vond.
‘Wil je koffie?’, vroeg ik Dat was goed. In de woonkamer werden de nodige zaken bij geroddeld: Klaas had het aan z’n hart. Dirk  had Duitse kopers op bezoek gehad en Thijs zat om de een of andere duistere zaak in gevangenis Wim vond dat ik laat was met de kweek. Hij had al jongen op de klep.
‘Gerard heeft ook gekoppeld,’ zei ik
‘Weet ik’, antwoordde Wim,’ die doet aan vrij koppelen, die heeft alles zo bij elkaar gegooid. ‘ Ze zoeken het zelf maar uit,’ zegt hij.

Ik keek naar buiten en had mijn kop bij andere dingen. Geen spoor van de 727 en zijn wulpse late jonge duivin. Voor het eerst verliefd en dan met zo’n knappe doffer in een donker hoekje.
‘Kom maar mee. Je krijgt een zusje van de duivin die onder het hok zit,’ bromde ik 
Wim ging.
‘Die jonge bonte valt in de hand tegen,’ zei hij nog
‘Als ze het in de lucht maar goed doet,’ lachte ik.
De hele verdere dag regelde ik het verkeer in het duivenhok, broedhokken open en dicht Een grijze doffer die de voor hem bedoelde duivin bijna afslachtte, gaf ik een andere dame.
Het werd avond en de 727 en zijn maatje kwamen niet meer te voorschijn. 
Die nacht sliep ik slecht. De volgende dag zaten ze op het dak. Ik sloot iedere opening onder het hok hermetisch af. En in de broedbak die ik  ze had toebedacht bouwde ik ook maar een  donker schuilhokje. Dat konden ze wel waarderen. En zo was dat probleem ook weer opgelost.
©c.u.

donderdag 20 september 2012

Drie is te veel




Zoals ieder jaar zit ik straks weer met een paar jonge duiven waarvan de herkomst onzeker is. Soms zet ik een paar papjongen bij andere koppels of ik stal tijdelijk eieren ergens anders.
Ik zet er dan wel met een kleurstift een kruisje of rondje op, maar na een paar dagen als ik de eitjes terug wil leggen, zijn mijn mooie merktekens verdwenen. 
Ik noteer zulke dingen in mijn duifkundig huishoudboekje, maar vaak is m’n  administratie wat rommelig.

Het gebeurt ook wel dat de duiven er zelf een zootje van maken. Later is zo niet meer te achterhalen  wie de zoon of dochter van wie is. 
Dit jaar ook. Een week voor het koppelen zag  ik in het duivinnenhok 2 late zomerjongen, de 90 en de 87 verliefd over de vloer parmantig achter elkaar  aan stappen en een  dag of twee later bouwden ze ergens in een hoek tussen  drinkpan en gritbak een lesbisch feestje. 

De 22e Maart ging ik koppelen. Alles leek van een leien dakje te gaan tot ik in bak 6 drie duiven hutje mutje samen in een schotel zag liggen; een triootje!  De 90, de 87 en de 34, de Adonis, ofwel, de knappe zoon van Moeders Mooiste. 
Een paar  dagen daarna was een van de dames al bevallen van een eitje en  een dag of twee later lag er een tweede. Er volgde   gedrang wie op het nest mocht zitten. Dat was knokken en matten geblazen en  even later  lag er een kapot ei in het vloerrooster. 
De 87 werd tenslotte door de andere twee uit huis gezet. Ze ging terug naar het duivinnen hok waar  nog enkele ongehuwde dames treurig bivakkeerden.  Maar bij welke duivin hoorden die mooie eieren. 

Tijdens een algemene inspectieronde langs alle broedschotels zag ik nog een derde eitje bij mijn flodderfamilie. Dat was dus eigenlijk het vierde! Nou na de broedtijd van 18 dagen keken drie jonkies netjes uit doppen de wijde wereld in en tenminste 1 daarvan moest een stiefkind wezen. 
Wie weet mag ik mij straks na het vliegseizoen de trotse bezitter noemen van drie duivenkanjers. Als ze dan vragen; welke soort nu de hele regio plat vliegt, zal ik  daar nooit een zinnig antwoord  op  kunnen geven en een betrouwbare stamboom kunnen ze wel op hun buik schrijven. Toch kan de koppeling van die Adonis met bovenvermelde duivenmeiden best wel eens resultaat hebben. 
O ja zeker, ik hoor  deskundige melkers al zeggen, lachen en brommen:’ Drie is te veel, dan weet je toch! Die eieren had je moeten weggooien. Nee, dat zou mij niet overkomen.’ ‘En je bent maar een slordige melker!’
Dan haal ik mijn schouders op. Ik laat de dingen nu eenmaal  vaak gaan zoals ze komen. Zo van: het heeft nu eenmaal zo moeten zijn.
C.U.

vrijdag 3 februari 2012

IJsbrekers

dubbelwit


Van koppelen krijg je een kouwe kop, vooral half februari, als hagel en sneeuw  stuivertje wisselen. Ontelbare keren loop je uit je warme kamer naar ‘t hok om te kijken of alles naar wens gaat. 
Tenminste dat deed ik vroeger. 

Tegenwoordig laat ik mij de kop niet meer gek maken door een stel gefrustreerde doffers dat telkens verkeerd invliegt en elkaar afslacht. 
Ze gaan hun gang maar. Hoe meer je er naar kijkt, hoe meer er gebeurt. Natuurlijk wilden sommige  duivendames en – heren niet zo als ik wel wilde. 
Twee zwarten en twee witten moesten in het huwelijksbootje, maar ze dachten: baas, bekijk het maar. Ja ja, tegenwoordig fok ik uit alle kleuren van de regenboog. 
Speciaal de zwarte Bertina is een eigenwijs portret. Vorig jaar wilde ze niet met de Belgische Moor uit Heist en nu vond een Zwarte doffer van Gerrit geen genade. 

Tot overmaat van ramp moest de Witte zoon van Scheefnek niets hebben van vrouwtje Witte Veder van Marinus. Beiden hebben nu een duur aangekochte partner gekozen, een koppeling die helemaal niet in mijn planning stond. 
Ik had evenwel dit jaar geen lust om me druk te maken. Inmiddels is alles bakvast, op een Groningse duivin na, en zijn er voldoende eieren.

Terwijl ik in mijn koppelweekend de duiven dirigeerde ging mijn mobiel. Het was Hans.
’Moet je eens horen,’zei hij,’gisteren liepen mijn duiven op het ijs van de vijver.’
Die spoort niet helemaal dacht ik. ‘Gaat het goed met je,’informeerde ik.
’En vandaag zwemmen ze in de vijver en dat doen ze heel goed, zwemmen,’ging hij onverstoorbaar verder.
‘Je stoort me  met de koppeling’, reageerde ik. 
Die vijver in de kleine tuin van Hans kende ik. Dat  was een  groot vierkant  met goudvissen en waterplanten, vlak voor z’n hok. Eigenlijk was er geen ruimte om voor het hok langs te lopen, zonder het risico van natte voeten.

‘Ze kunnen eigenlijk heel goed zwemmen’, toeterde Hans in mijn oor. Het is een grappig. Ze roeien een beetje met hun vleugels en dan vliegen ze weer op.’
‘Duiven kunnen niet zwemmen, zodra ze te nat worden, verzuipen ze’, riep ik naar mijn mobiel, terwijl ik de lastige duivin uit het Noorden een mep gaf, omdat ze weer bij de buren de bak instormde. Er gaat niks boven Groningen, dacht ik sarcastisch.

’Je  mag je kat wel in de gaten houden met die spartelende duiven van je,’schreeuwde  ik geïrriteerd naar Hans, waarna ik het gesprek wegdrukte. 
Ik zei mijn doldrieste duivin nog eens flink de waarheid. Dat hielp. Toen ik een half uurtje later nog eens keek, was het ijs gebroken en lag mijn Groningse aanwinst gelukkig met haar Vetblauwe Bertus in de broedschaal te kroelen.
C.U. 

vrijdag 20 januari 2012

Koppelen met hindernissen

ouwe kranten  om een nest te bouwen


Een tijdje terug werd ik opgebeld door een min of meer bevriende duivenmelker die met de deur in huis viel met de opgewonden mededeling:” De koppeling heeft plaats gevonden!” 
Voor een buitenstaander zijn die woorden wat schimmig en dubbelzinnig.
“Ja,” riep ik terug,” ik ben ook bezig, stoor me niet; ze vliegen de verkeerde bakken in, verstoppen  zich in alle hoeken en gaten van het hok, waar ik ze niet hebben wil.
Een duivendame heeft met haar geliefde een plek op de bodem naast de voerton gekozen en er zit een verliefd stel ver weggekropen  de tussen de rommel onder het jonge duiven hok; het zijn de blauwbonte 727 en de late Rika, ach je weet wel die van St Ghislain 5 minuten loszat.. .”
Dat was een lange zin, ik hijgde ervan.
 “Zo bedoel ik het niet,” meldde het andere eind van de lijn. 
Het was Bertus. De grappenmaker was met zijn nieuwe vriendin onder de douche geweest en vond het nodig mij in z’n geluk te laten delen.
 Buiten op de vliegplank waren twee jaarlingdoffers hevig aan het knokken.
“Het gaat helemaal mis,” reageerde ik,” ik heb nu geen tijd voor je, ik bel wel!”

Toen ik bij het hok was, stopte ik de telefoon in een zak van mijn stofjas en trok de vechtersbazen uit elkaar. Het was half februari en ik was al een paar dagen bezig met het koppelen. Voor het grootste deel liep dat naar wens, maar ik had  moeilijkheden met een aantal dwarsliggers. 
Het bontje en haar doffer wilden niet in  de hen toegedachte  lage broedbak, maar  gingen eronder op het houten vloerrooster liggen roepen en stoeien en het hielp niet dat ik ze wegjoeg. 
Eerst zette ik een kartonnen doos onder het broedhok en maakte daardoor voor het duivenechtpaar die plek onbereikbaar, vervolgens plaatste ik  in de bak een houten afdakje over de broedschotel. 
Het was een soort bushaltehokje en nu konden het bontje en haar doffer  lekker in het donker kroelen. Ik had eer van mijn werk!

op de grond met tabakstelen in de schotel

Het probleem van het stel onder het scheefgezakte hok van de jonge duiven was ernstiger. Als ik ze hun gang liet gaan, zouden ze daar ver weg in het donker veilig hun jongen gaan groot brengen, als de katten uit de buurt  zolang een andere kant op wilden kijken. 
Ik voorzag grote problemen bij het ringen, inkorven en constateren. Er moest ingegrepen worden. Ik haalde een bezem, ging op mijn buik liggen en begon onder het hok te porren. 
Makkelijk ging het niet. Er lagen daar allerlei latten, planken, oude voerbakken en rollen gaas. De duiven kwamen niet te voorschijn.
De poortdeur van de tuin ging open.

“ Zo, ben je erbij gaan liggen, ben je niet goed geworden of zo?” Het was Wim; hij kwam een paar late duivinnen lenen.
“Nee, nee,” zei ik, er zit al de hele dag een koppel duiven  in de verste hoek onder dat hok en dat vind ik niet goed.”
Ik krabbelde overeind.
“Laat ze toch, joh, je koopt gewoon een extra antenneveld en legt dat ding voor die kleine opening op de grond aan de voorkant, waar je met die schrobber lag te rammen, de rest sluit je af. Ze komen thuis en worden gewoon geconstateerd, hahaha!” 
Hij lachte uitbundig en met heel veel lawaai. Dat deed hij altijd als hij zichzelf leuk vond.

“Wil je koffie?”, vroeg ik Dat was goed. In de woonkamer werden de nodige zaken bij geroddeld: Klaas had het aan z’n hart. Dirk  had Duitse kopers op bezoek gehad en Thijs zat om de een of andere duistere zaak in gevangenis Wim vond dat ik laat was met de kweek. Hij had al jongen op de klep.
“Bertus heeft ook gekoppeld,” zei ik
“Weet ik”, antwoordde Wim,” die maakt zich geen kopzorgen met dat koppelen; hij is voor vrije liefde, die heeft alles zo bij elkaar gegooid. ‘ Ze zoeken het zelf maar uit,’ zegt hij. 'Hij gunt zich geen tijd voor de duiven, geeft ze wat ouwe kranten als nestmateriaal, tabaksstelen vindt ie te duur. En die mafkees is aldoor met  z'n nieuwe vrouw in de weer.'
Ik keek naar buiten en had mijn kop bij andere dingen. 

samen in de tabaksstelen

Geen spoor van de 727 en zijn wulpse late jonge duivin. Voor het eerst verliefd en dan met zo’n knappe doffer in een donker hoekje.
“Kom maar mee. Je krijgt een zusje van de duivin die onder het hok zit,” bromde ik 
Wim ging. “Die jonge bonte valt in de hand tegen,” zei hij nog
“Als ze het in de lucht maar goed doet,” lachte ik.

De hele verdere dag regelde ik het verkeer in het duivenhok, broedhokken open en dicht Een grijze doffer die de voor hem bedoelde duivin bijna afslachtte, gaf ik een andere dame.
Het werd avond en de 727 en zijn maatje kwamen niet meer te voorschijn.
Die nacht sliep ik slecht. De volgende dag zaten ze op het dak.
Ik sloot iedere opening onder het hok hermetisch af. En in de broedbak die ik ze had toebedacht, bouwde ik ook maar een donker schuilhokje. Dat konden ze wel waarderen. En zo was dat probleem ook weer opgelost.

Cor Uitham.

(op de 1e foto; de  fondclub Limogeswinnaar  van Sven Out / de duif naast de voerton is van Wim of Willem van Rhenen; op de onderste foto een koningskoppel van henk Kortes))