Tatjana |
Roekoe en roeken
Het is nog vroeg. Ik lig in bed en luister naar de vogels. Een merel fluit,
een vink slaat Als het een poosje stil is, weerklinkt het doordringende gebrom
van een van mijn doffers. Natuurlijk Bolle Joop weer. Elke morgen begint hij
verliefd te roepen. Het is de vraag of mijn alleenstaande buurvrouw dat leuk
vindt. Haar slaapkamer is maar 10 meter van mijn duivenpaleis. En mijn
depressieve buurman in het huis links wordt er
vast niet vrolijker van. Ondertussen overdenk ik mijn wekelijkse
duivenzonden. Het hok is niet schoongemaakt, de drinkbakken heb ik maar
bijgegoten. De duiven zijn op woensdagavond niet bijgevoerd. Ik heb ze geen
welterusten gewenst. Dat komt misschien omdat dokter Prik die dag wat kwam
inenten. Daardoor was ik van slag.
Op vrijdag wilde mijn zoon de Micra lenen. Hij moest
naar Dordrecht.’Dat kan,’ heb ik gezegd,’maar je moet onderweg duiven lossen.
Hij kreeg 12 duiven mee. Op 2 na die maar weinig kilometers op de tellers
hadden, waren ze nog voor geen meter afgericht. Het waren allemaal late
zomerjongen. Hij belde uit Meerkerk met een mini – ooggetuige verslag:’Ze zijn
los. Het is 1 uur. Ze vliegen over de snelweg de goeie kant uit. Ze draaien. Nu
vliegen ze terug; helemaal de foute richting. Ze duiken, ze zitten nu heel laag. Ik zie ze niet meer.
Ik denk dat je ze kwijt bent en ik blijf hier niet wachten…..wat een stomme
beesten.’ Ja mijn zoon is geen duivenman. Pas 2 uur later arriveerden de 2
met de meeste routine. Heel laat in de
middag, ’s avonds laat, en de 2 dagen
daarna kwam de rest. Eentje liet haar snavel helemaal niet meer zien. Degene
die ik het laatste gepakt had, de 3 achtjes, een donkere duivin, mooi als
Tatjana. Haar vader, ook een duif met
888 als eindcijfer, was op zijn 1e
of 2e africhting gesneuveld. Hij stamde van de Kelsey van Marinus.
Zij was een aantal jaren terug de beste meerdaagse fondduif van Nederland. Een
beroemde afstamming, mooie ogen en zachte pluimen, maar wat heb je aan een hok
vol Tatjana’s als ze niet willen vliegen en verdwalen. Het probleem is nu dat
haar doffer, de Bonte Oosterhof, alleen voor de jongen moet zorgen.
Er gebeurt
veel met duiven in korte tijd , bedenk
ik, terwijl mijn wekker me vertelt dat ‘t nog maar half zes is. Buiten begint
een houtduif te roekoeren. Dat doet me denken aan het dialectgrapje dat iemand
vorige week verteld heeft. Roekoeën was een werkwoord en je kon dan zeggen:’ Ik
roek oe!’ Ik denk dat ‘t ouwe Andries
van de Luchtpost is geweest, maar ik ben ook naar Enschede geweest om onze
modules en inkorfantennes bij de leverancier van ons elektronisch systeem, onze
klokkenkoning zal ik maar zeggen, op
te halen. Hij vertelde in ‘t Twents allerlei spannende verhalen over
flatduiven die soms onverwacht goeie jongen gaven.
C.U.
Kijk voor meer verhalen en wetenswaardigheden ook bij
www.apv-de-eendracht.nl