De zoon van Scheefnek, alias de Witte Tornado |
Het wordt tijd dat ik u ‘t verhaal van Scheefnek nog eens vertel. Ongeveer acht zomers geleden pakte Jeroen, mijn langste zoon, in Leusden een verkreukelde witte duif van de straat.
‘Ik heb een witte doffer voor je gevonden’,telefoneerde hij.
’Dat is fijn’,reageerde ik’ maar als jij ergens een duif vindt dan is ‘t vast niet zo best met hem.’
’s Middags werd ‘t gevonden voorwerp gebracht. In een kartonnen doos zat een witte duif met blauwe plekken, een kromme nek en een ietwat ontwrichte vleugel.
’Hij is, denk ik, ergens tegen aan gevlogen,’zei Jeroen, misschien heeft ie in een fietswiel gezeten, je weet ‘t maar nooit. Er gebeuren rare dingen met duiven’
’Wat denk je van een frontale botsing met een auto en wat moet ik met dat ding’, bromde ik. Ik moest hem maar opknappen; ik was immers zo’n handige duivendokter. Hij vertrok weer. De doos mocht ik houden.
De onfortuinlijke witte bleek uit Oostelbeers afkomstig. En ene Van Beers was de eerste eigenaar geweest. Nee, dat verzin ik niet! Hij had ooit eens een witte postduif gefokt en had die aan iemand gegeven van wie de identiteit, onbekend was gebleven. Ik moest maar een passende oplossing bedenken meende onze Brabantse melker.
Tegen de schutting van de buren stond een oud konijnenhok op een stapeltje stenen en daar zette ik Kromnek voorlopig in. Wegvliegen kon hij niet.
Overdag scharrelde hij met zijn scheefgezakte nek in de tuin rond. Hij pikte en sloeg onhandig met z’n goeie vleugel naar de poes voor wie hij geen stap opzij deed. Door die botsing was ie wellicht ook niet meer zo goed bij z’n hoofd
Om een lang verhaal kort te maken; ik kon van die zielige sukkelpoot geen afstand doen. Scheefnek knapte op, werd handiger, verstandiger, ging weer vliegen, maar z’n hals bleef uit ‘t lood hangen. Als Kromnek na wat rondvliegen de landing inzette, leek hij een beetje op een ronddraaiende helikopter.
Clubgenoot Koos bracht voor hem een wit vrouwtje mee dat hij op de vogelmarkt in Barneveld van een onzekere toekomst gered had. Ze was, op een enkel schoonheidsfoutje na, smetteloos wit, had een flinke boezem en kwam uit Enschede.
Het echtpaar Scheefnek kreeg woonruimte in de fietsenschuur maakte daar een nest en daarin kwamen zoals het hoort twee eieren. Als Kromnek op ‘t nest zat of als ie sliep, zakte z’n kop helemaal opzij en leek het of hij dood was.Het was geen gezicht! Hun witte nakomelingen echter waren recht van lijf en leden. Toen de vluchten met jonge duiven begonnen mochten ze mee naar België en Frankrijk.
Op de club riep men; ’dat zijn circusduiven. Die ben je zo kwijt!’
Er verdwaalden dat jaar door atmosferische storingen en zonnevlekken veel duiven, maar de witten bleven hardnekkig thuiskomen.Ze overleefden de bloedhete en zware Morlincourt, vlogen zelfs een prijsje en kwamen opgewekt van het verre Ablis naar huis.
En Scheefnek werd de vader van veel witte kinderen die behalve voor hun postduifmissies ook tegen een geringe beloning werden ingezet of verhuurd bij trouwerijen, kerkelijke huwelijksinzegeningen en plechtige begrafenissen.
Op een mooie voorjaarsdag verdween Scheefnek Zo maar! Misschien was hij uit de koers geraak tof had een Havik of slechtvalk korte metten met hem gemaakt. Nog altijd woont er een zoon van Scheefnek in mijn duivenhok.
Aanvankelijk had ik hem als de Condor ten doop gehouden. Later besefte ik, dat dit geen goeie naam kon zijn voor een postduif wiens vader door een roofvogel was opgepeuzeld. Dus werd in die naam bij de duiven – burgerlijke stand gewijzigd in Witte Tornado.
©.c.u
2 opmerkingen:
Heel leuk verhaal Cor.
Een reactie posten