dinsdag 25 december 2012

Jozef en Maria




( een bijzondere  kerstgeschiedenis)
Jozef

In de late herfst van 2004 kreeg ik van Jerolimo, mijn duivenbuurman van over het spoor, twee duiven in bruikleen. Aanvankelijk had hij mij die  twee, of  een paar  andere, zullen geven, want hij wilde met dat duifgedoe stoppen. Echter hij bedacht zich! Dat was een schelmenstreek en daarmee deed hij zijn naam eer aan. In het echt heette hij natuurlijk niet Jerolimo of zo. Zijn huis stond aan de Jerolimo dreef en in mijn  emailcontact met hem sprak ik hem met die naam aan. Die Jerolimo was  namelijk een schurk uit De Spaanse Brabander, een blijspel van Brederode en bij gelegenheid legde ik Johan, zo was hij gedoopt,  uit  dat Jerolimo geen erenaam was voor een duivenmelker. 

Johan bracht de fondduiven en  2 indrukwekkende stamlijsten eind november; hij gaf er een zak voer bij en dat was niet onaardig. Ik zette ze in mijn Jansen 2 –hokje. Het was niet het verblijf voor de  duiven van  dat  je – weet - wel - wereldberoemde merk. Nee, de architect van het gebrekkige kleine vier - a vijfduifshokje heette  Karel Jansen, vandaar.  En daar zaten ze dan. Het waren een donkerkrasdoffer en een licht geschelpte duivin. De man was afkomstig van een Friese liefhebber. Johan had hem en een broer via een Enkhuizense melker in handen gekregen; het duivenvrouwtje stamde  uit België en had Barcelona – ouders. En daar mocht ik uit kweken. Wat een kweekmateriaal! Dat loog er dus niet om! 


Toen ze aan hun krakkemikkige  duivenstalling gewend waren, gaf ik hen een broedpan en liet ze hun gang gaan. Vijf  en 7 december  waren er eieren. Het tweetal broedde ijverig en zat het grootste deel van de tijd in de spoetnik naar de lucht te turen. Oh, ze wilden zo graag weg! Ontsnappen echter mochten ze niet. De doffer zou linea recta naar Enkhuizen sprinten en de duivin wellicht naar Nergenshuizen, want ze was nooit van haar leven los geweest. Met Kerst; 1e en 2e Kerstdag werden de jonkies geboren. Wat een planning; die leenduifjes hadden dat fantastisch uitgekiend. Die Johannes van over het Spoor daar  had  toch maar slimme duiven.
Ik stuurde hem een e - mailtje om hem van mijn blijde gebeurtenis op de hoogte te stellen. Hij reageerde direct per computerpost:’ Gegroet Corleone,( Zo noemde hij mij in ons emailverkeer)

‘Dat is goed nieuws en mooi getimed. Ik heb er zelf  wel prachtige zomerjongen van maar er is nog niet mee gevlogen. Dit jaar gaan ze op de 1 daagse en volgend jaar overnachten en dan weet ik wat voor vlees ik  in de kuip heb. Ze vliegen wel als straaljagers om het huis heen. In de morgen, bij dageraad, een uur en voor het donker worden een uur. Soms blijven ze in het donker doorvliegen. Liefhebbers van tipplers, 'er zit er een bij me in de buurt', die trainen de duiven ook om in het donker te vliegen en zij stellen  lampen op als de duiven moeten landen.   
Ik moet de duivenzolder nog aanpassen. De helft van broedhokken gaat  weg, daar ga ik bier brouwen en  je komt  maar eens langs om te proeven. Het spul is wel aardig aan de sterke kant moet ik zeggen. Ben ook bezig met die nieuwe websites, maar daarvan hou ik je wel op de hoogte. Nog fijne feestdagen en dat je  maar gezond mag blijven, als ik je niet meer spreek.’
Maria

Ik noemde mijn twee kerstjongen, die stuntelig uit het ei kropen, Jozef en Maria.  Bijbelshistorisch klopte daar geen hout van. Maria en Jozef waren immers geen broer en zus. Maar ja, het waren tenslotte maar duiven, daar in mijn  Jansen 2  herbergje en ik was trots op mijn nieuwe aanwinsten. Jozef en z’n zusje hadden onder hun  beroemde voorouders; de Zilvervos. De Madonna, ’t Vleugelke en het Goudklompje. Hun grootvader was een zogenaamde witbuik en hun grootmoeder werd ooit door een bekende duiven - Nederlander aangekocht voor 2600 euro. 
Op nieuwjaarsdag 2005 kregen de nieuwkomers een ring om hun poot. Net op tijd had ik die ringen van onze ringenman ontvangen. Boze tongen beweerden later dat hij me in december al gematst had. Maar dat was onwaar; op de eerste dag van het nieuwe jaar fietste ik naar Gerrit onze ringencommissaris, wenste hem een gelukkig en voorspoedig  vliegseizoen, en ontving  bij wijze van spreken als dank 80 ringen. Maria kreeg ring nummer 80 en Jozef mocht  als de 79 door het leven vliegen. 

Het zogenaamde Jansen2 hokje
Na het spenen ging het kweekkoppel terug naar Johan – Jerolimo, de buurman van over het Spoor. J en M bleven alleen achter in hun duivenhutje. Ze groeiden voorspoedig, kregen verkering en,  tot mijn ongenoegen,  2 eieren. Die verving ik door plastic fop – eieren; want op incestueuze toestanden zat ik niet wachten. Toen in april mijn normale jongen gespeend werden, verhuisden ook Maria en haar broertje naar het gewone jonge duivenhok. 
Tot die tijd hadden ze in weer en wind  met  z’n tweetjes uitgevlogen van hun  eenvoudige knutselhokje. Of het nu stormde, stortregende, hagelde, ijzelde of sneeuwde het maakte niet uit, want winterjongen moesten als het even kon naar buiten, had ik begrepen. Soms zaten ze in de  dikke sneeuw op de dakgootrand.  Maar met die verhuizing begon voor hen ook het grote avontuur van het met de klad meetrekken, het opleren en de eerste chaotische  wedvluchten. Ze liepen ook  allerlei duivenkinderziekten op en er zaten opeens allerlei bittere poeders en elixers door het drinkwater.   
Het was een hele overgang. Van de ene dag op de andere zaten ze met een 40-tal soortgenoten in een donker hokje want mijn kerstduiven werden als winterjongen met de  rest mee verduisterd.  Met ‘t beschermde leventje van het trouwe stel was het  over en uit.

Jozef viel, tot ergernis van Maria, voor een ander duivinnetje en bouwde  op de bodem van het hok in een hoek een nest als een kasteel, dat door een jonge macho doffer steeds weer werd afgebroken.  Er zaten  trouwens meer van die hooligans die hem het leven zuur maakten. 
Enfin onze Jozef, de 79 dus, vloog van de losplaatsen Meer, Duffel en Strombeek. Toen begon hij te sukkelen. Hij huilde met een oog. ‘One cold eye disease’,  luidde de dierenarts diagnose. Daar had ik nog nooit van gehoord. Zolang ik duiven hield, had nog nooit last van eenzijdig tranende duiven gehad. Na een spuitje herstelde Jozef. 

Zijn zusje had geen problemen met verkouden ogen. Zij  kwam evenwel van Harchies thuis met een blauwe plek onder haar  rechtervleugel, gevolg van een botsing onderweg. Met een bult in haar oksel kon ze niet zo goed vliegen. Ook zij moest voorlopig thuisblijven en  kon niet mee naar het mooie Frankrijk. Pas op de natoer eind augustus mochten mijn aanwinsten van Johan weer mee de baan op. 
Jozef vloog een keer prijs op Duffel maar Maria bakte er bij wijze van spreken pannenkoeken van. Ze hadden zich wel vaker kunnen klasseren. Echter ze vielen van de vlucht meestal op hun geboortehokje, gingen daar bij de blauwe drinkgoot  zuipen en verprutsten zo hun prijzen.
Inmiddels is het Sinterklaasfeest al weer achter de rug en heel binnenkort hebben we weer Kerst en Oud en Nieuw.  Dan vieren ze eigenlijk hun 1e verjaardag. Sommige duiven  zijn inmiddels mijn duivenland uitgezet en, andere keerden van hun vluchten niet weer.   
De tabaksstelenrover is er nog. Jozef ’s meeste pestkoppen hebben het veld geruimd. Maar………de 79 en de 80 hebben de selectie overleefd.  Jozef en Maria, ze zijn er nog steeds. Want  van duiven waarmee je zo het een en ander beleefd hebt, van duiven met een verhaal en een geschiedenis die zichzelf dus eigenlijk schreef, neem je niet zo makkelijk afscheid.

Cor Uitham

2 opmerkingen:

  1. Pracht verhaal, zou zo een film kunnen worden. Moest wel even aan de term broedpan wennen... :D

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @ramireziblog nou vooruit het mag ook nestschaal of broedschotel zijn

    BeantwoordenVerwijderen