maandag 17 december 2012

Een knijpring bij Zwolle




Een mens maakt wat mee; een duif ook. Natuurlijk niet altijd plezierige dingen. In de voorbije week kreeg ik een telefoontje:’Meneer ik ben een jager en u vraagt zich misschien af hoe ik dit nummer weet, maar dat heb ik onder een haviksnest  bij Zwolle gevonden.’
‘Hoe heet U’,  vroeg ik aarzelend, want ik had nog nooit een jager aan de lijn gehad.
‘Klink’, klonk het antwoord,’net als deurklink, kort maar krachtig.’

En de  jager ergens bij de stad van de Peperbus aan de IJssel vertelde verder dat hij vier ringetjes had: een knijpringetje met daarop mijn  telefoonnummer, een wat dikker en groter ringetje, dat volgens zijn zoon wel eens zo’n moderne chipring kon zijn, en twee voetringen. 
Het waren duiven van 2005.
Hij had geen draad verstand van postduiven en spelde maar moeizaam de nummers die ik noteerde. Die waren niet van mij.  
 Het ging om  3 of 4 opgepeuzelde  duiven, meende meneer Klink. Ik zei dat ik hem dankbaar was dat ik nu wel wist  dat er een duif van mij was opgegeten door een roofvogel, maar dat het wel altijd een raadsel zou blijven om welke duif het ging.

De ring die bij mijn kippenringetje hoorde, kon best nog in het nest liggen, meende onze  jager.
’Klim dan even in die boom en ga hem voor mij halen’, grapte ik. Dat leek hem geen goed plan. We filosofeerden telefonisch nog wat voort over hoeveel duiven op jaarbasis wel in de grijpgrage klauwen van Haviken kwamen en over het feit dat jagers en duivenmelkers  eigenlijk tegengestelde belangen hadden.
‘Wij eten ze op en jullie spelen er mee’, lachte Klink.
‘Éten!’, vroeg ik. Hij bedoelde houtduiven, natuurlijk. Roofvogels zouden per nest op jaarbasis gemakkelijk 30 a 40 duiven consumeren. Hij had een collega - jager die uit een soort liefhebberij die ringen verzamelde. De man had er honderden.
’Ik weet niet wat hij daar nou  aan vindt’, besloot mijn beller.

Ik beloofde dat ik de eigenaars van de gesneuvelde jonge duiven zou opbellen. Waar ik woonde wilde hij  tenslotte nog weten. Dat dat Amersfoort was, verwonderde hem in hoge mate.  Potstauzend! Wat deed zo’n duif zo ver van huis! 
Op een  Zondagmiddag daarna belde ik de eigenaars van de onfortuinlijke vogels. De eerste duif kwam uit Lemele. Die  was volgens de liefhebber het weekend daarvoor van de vlucht niet thuis gevlogen.
De tweede was geboren in Vriezenveen. Zijn of haar baas reageerde laconiek en verbaasd toen ik belde en vertelde dat de ring van z’n duif onder een haviksnest bij Zwolle lag.
 ‘Ik ben die postduif al lang kwijt en ik hoop dat het hem gesmaakt heeft, die havik’, bromde hij.
C.U.

4 opmerkingen:

  1. interessant zo'n inkijkje...vanmorgen vlogen er wel 20 houtduiven uit de eik voor het raam. hun silhouet zal gelijk zijn aan de postduif...(?)....ja haviken zijn hier ook....

    groetjes....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Nee hoor Annet hun silhouet is niet hetzelfde en ook de manier van vliegen is anders

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Als ik een havik was ging ik voor de houtduif, daar zit toch meer vlees aan dan aan een postduifje...;o)

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Dat lijkt maar zo Jan want een houtduif is meer veren dan vlees, als je wel een houtduif en een postduif in handen heb gehad merk je dat verschil

    BeantwoordenVerwijderen