Posts tonen met het label vogelaanvaringen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vogelaanvaringen. Alle posts tonen

donderdag 19 januari 2012

Op weg naar het noodlot

De eerste hokken waar de schalliekras zijn thuis had
Collision course

Het was ergens in april  Ik had iemand aan de telefoon. Terwijl ik het gebabbel aan de andere kant van de lijn met een half oor aanhoorde, keek ik naar buiten. 
Daar liepen in de tuin en op het dak van de schuur mijn duiven te scharrelen. Ze hadden hun eerste jongen. 

Opeens klonk er een ketsend geluid: een jochie uit de buurt gooide een steentje op de pannen van het duivenhok. In paniek stoven de vogels alle richtingen uit en één van m'n duiven kwam met grote snelheid op het kamerraam af.
‘Wacht even,’ zei ik in de telefoon,’ er gaat iets mis.’ 
Maar voor ik de haak goed en wel kon neerleggen, knalde het dier tegen de dubbele beglazing, stuiterde enkele meters terug, spartelde even en was dood. 
Het was in een paar tellen bekeken.
Ik nam de hoorn weer op en zei dat er een duif tegen het raam gebotst was.
‘ Is het raam nou stuk,’ werd er gereageerd. ‘
‘ Nee,’ zei ik geprikkeld,’ mijn duif is dood!’

 Ik brak 't gesprek af, liep naar buiten en raapte de pechvogel op. Het was 'de Swift', een late jonge doffer die ik van clubgenoot Harrie op een bon had gekregen. 
Ik keek naar de voetring: de 800, dat was een mooi nummer.
De afstamming van de duif was veelbelovend. Dat was weer een tegenvaller en terwijl ik daar zo met 't beest in m'n handen stond te piekeren, herinnerde ik me andere gebeurtenissen die met glas te maken hadden.

Lang geleden toen ik nog op de Kweekschool voor onderwijzers zat hadden wij een excursie naar Twente. We bezochten er  de machine fabriek van Stork en mochten ook een kijkje nemen bij een Textielfabriek. Eén van onze leraren liep bij die gelegenheid dwars door een dikke glazen deur. 
Wij vonden dat prachtig; het was meneer Smit die ons altijd achter de vodden zat. Wij waren uit de Spinnerij ontsnapt en liepen buiten; wat kon ons die katoen- of wolfabriek schelen. Maar meneer Smit had het in de gaten. 
Hij zag ons lopen en in zijn ijver om ons te arresteren, had hij niet in de gaten dat er een deur van glas in de moderne fabriekshal was. 
Hij versplinterde de deur, maar er mankeerde hem niets, geen schrammetje.

Ik legde de dode jonge doffer zolang in de schuur en ging in huis. Waarom was die leraar er zo goed afgekomen en m'n duif niet. Natuurlijk, de snelheid van een duif is veel hoger dan die van een snelwandelende leraar. 
In die zes of zeven meter van het duivenhok naar het huis had de Swift toch zeker al een vaart van een goeie zestig kilometer. Maar een duif is klein en dubbel glas is sterk, bovendien heeft een leraar zijn gewicht mee, al loopt hij niet harder dan een paar kilometer per uur.
Het tweede voorval had te maken met een Schalliekras die  in 1980 op de laatste dag van mei wegbleef van Corbeil. Het was een slechte vlucht met een breed regenfront over Noord- Frankrijk en België. Corbeil was altijd een zwaar concours zeiden de mannen van onze club, want het lag in een dal. 
Hoe dan ook de 77, m'n schallie kras was foetsie.

Een dag of tien later ging 's avond laat de telefoon:’ I have got a blue speckled pigeon.’ Het was een liefhebber uit Noord Engeland. 
Hij had een duif van mij. De vogel had zich helemaal leeggevlogen en moest opgeknapt worden, meende hij.
Ik vroeg of hij de doffer wilde houden, maar nee daar kon geen sprake van zijn, het dier zou naar zijn mening zeker terugkeren. Ik bedankte mijn Engelse sportvriend alvast voor de goede zorgen.

De 77 zat dus aan de overkant van de Noordzee ergens noordelijk van Hull en in  plaats van de ruim driehonderd kilometer van Corbeil naar Amersfoort had de duif meer dan de dubbele afstand afgelegd.
Wat deed mijn schalliekras in Engeland. Hij zat op mijn hok dat jaar  gekoppeld tegen een Engelse duivin die ik een jaar eerder opgevangen had. 
Had hij de smaak van de Engelse vrouwtjes zo te pakken dat hij zelf het Kanaal  overgestoken was om te zien of er nog meer van zijn gading was, of had zijn duivin hem op familiebezoek gestuurd? Wie zal 't zeggen!


Natuurlijk hadden de duiven die dag geprobeerd om het regenfront heen te trekken en daarbij waren ze boven zee gekomen. Zo zou het wel gegaan zijn.
Wekenlang gebeurde er niets. De duif zat in Engeland en zou wel nooit terugkomen. 
Ik had het mis. Op 21 juli van dat jaar stond er een westerstorm en 's avonds zat mijn 77 op't hok. Ik was diep onder de indruk.

Ik schreef een brief naar dat dorpje  in de buurt van Hull. Een week daarna had ik antwoord. De duif was speciaal door zijn dochter goed verzorgd, schreef de liefhebber, en die was heel blij dat het beestje helemaal naar Holland was teruggevlogen. 
De Schaliekras had verschillende pogingen gedaan om de Noordzee over te vliegen, was hele dagen weg geweest en kwam dan laat in de avond met zeewier aan z'n poten terug.

In het voorjaar daarna had ik mijn duiven los. Ze schrokken ergens van en ketsten van het dak af.
Even later kwam de buurvrouw met de 77 aanlopen. Ze had hem in haar tuin voor de grote schuifpui gevonden, misschien dat ik het dier wel weer kon opknappen. 
Hij was bewusteloos, dacht ze. Dat was ie natuurlijk niet en dat zei ik haar ook.
Collision course: een weg die onvermijdelijk naar een botsing  leidt. Arme 77; zo veel gevaren getrotseerd, helemaal uit het verre Groot Brittannië terug gereisd om vervolgens bij huis op zo'n manier te verongelukken.

Cor Uitham

woensdag 11 januari 2012

Blik op oneindig.

Sjefke met hangvleugel weer thuis nadat z'n baas hem ophaalde

Het regende. Ik was ziek; een griepje, een soort ornithose zou je kunnen zeggen.
 Karel kwam op bezoek. Hij bracht een jonge duif mee die buitengewoon goed in het vlees zat. Dat was niet als medicijn bedoeld. Het was een jonge doffer uit zijn Steenbok die nationaal op St Vincent de negende prijs behaalde.
‘ Het is helemaal geen fondsoort,’ zei hij, ‘ gewoon Tournier met wat anders erdoor geklutst dat het bij mij op de vitesse redelijk doet.’
Ik vroeg hem naar het pedigree.

Nou dat was heel simpel: hij had de duif van Paul, die kreeg hem van Jan en de vader stamde af van de Hagenees en het Amsterdammertje. Het klonk interessant.
‘ Is dat die Paul die eerst kanaries had en toen zijn duivenhok in een tuinhuisje veranderd heeft,’ wilde ik weten.
Karel knikte.’ Hij heeft de duiven weggedaan en zit nu op mooie dagen met z'n vrouw in dat prieel. Hij heeft eenvoudig de voorkant uit het hok gesloopt!’
Hij kreeg koffie met een stroopwafel.
 Als je zulke goeie duiven brengt, verdien je dat! Ik niesde en kuchte wat, om vooral te laten merken dat het menens was met mijn ornithose.

Op de een of andere manier kwam het gesprek op duivenogen.
‘Een duif heeft een oog aan beide kanten, stel je voor dat wij dat hadden, dan zagen we alles om ons heen!’
‘ Dat lijkt me onrustig,’ hoestte ik,’ misschien heeft zo'n beest ook wel dooie hoeken.’
‘Van achteren kan een duif niks zien, daarom duikt een roofvogel er aan die kant bovenop,’ ‘ verkondigde mijn bezoek.
Ik zei dat een duif aan de voorkant ook misschien wel een blinde plek had zitten.
Dat zag ik niet goed; de ogen stonden een beetje schuin en daardoor kon er ook iets uit de voerbak gepikt worden. We fantaseerden er vrolijk op los.

‘Hoor eens, Karel, verdedigde ik mij,’  vorig zomer lag ik eens met een vriendin in het gras langs de Merwede. Er kwam  een koppel duiven   over razen. Ze zaten op nog geen meter hoogte. In de verte stond een varkensschuur en de vogels koersten er recht op af.
‘ Zien die stomme beesten dat huis niet staan? Ze knallen  er zo tegen op’, zei m 'n gezellin.
Dat gebeurde  ook haast, maar vlak voor de gevel waaierden  ze omhoog en opzij.
‘ Dat bewijst niks en ik wist niet dat jij een vriendin had,’ bromde Karel.


Volgens hem wilden duiven bij harde tegenwind zo laag mogelijk vliegen en probeerden ze van beschutting te profiteren.
’ Het gebeurt niet alleen bij laagvliegers, mijn zwarte Sjefke vloog in België tegen een hoogspanningsmast’, zei ik.
‘Jij heb gewoon geen intelligente alerte duiven, waarom denk je dat die sukkels van jou altijd te laat zijn’, sneerde hij
‘ Kan het niet zo zijn dat ze de hindernissen pas heel laat in het oog krijgen?’ plaagde ik, want ik zag dat hij zich ergerde aan mijn  gefilosofeer.

‘ Hoe is met jouw afstamming?’ vroeg hij onverwacht.’
‘Niet zo best,’ moest ik toegeven.’ Van vaderszijde  een  boer uit Groningen en de opa van moeder  kwam uit de buurt van Osnabrück.
Weinig palmares, afgezien van een neef van mijn vader die een keer tweede in de elfstedentocht werd. Dat is de sportieve afdeling van onze familie. Wij zijn de kreupele tak!’
‘ Alleen eerste prijswinnaars, kennen ze na een half jaar nog,’ lachte hij.
‘Behoor jij dan tot een ras van echte klasbakken?’

Dat was niet het geval. Zijn grootvader  was door de dorpsjeugd op een avond met een meisje in een schaapskooi opgesloten. Ze werden eerst de volgende morgen in vrijheid gesteld en van  echt slapen was die nacht niet veel gekomen. 
Kortom Karels vader was een product van doffer toeval en duivin geluk.
Ik grinnikte. Hij kreeg opeens haast. De jonge doffer werd in de kweekren gezet bij de Thea, een Brabantse duivin en hij wenste mij succes met mijn griep.