woensdag 30 mei 2012

Jonge kraai met broedschotel


Het gaat uitstekend met mijn duivenhobby.  Mijn duiven komen altijd thuis, ook al is het weer te warm, te koud of te nat.
Ze zijn wat eigenzinnig, trekken kalmpjes hun eigen plan, maken omwegen en vallen daardoor meestal buiten de prijzen.

Maar verder heb ik niks te klagen: zelfs de kraaien hebben belangstelling voor mijn broedschotels die ergens in de tuin buiten het hok staan.

Deze jonge kraai is iets te vroeg uitgevlogen, roept om zijn ouders en zoekt bescherming bij dit stapeltje  leegstaande  schone nestpannen.

Die pik ik in. Dit ding lijkt me wel wat

dinsdag 22 mei 2012

Schaapjes tellen of hoe ver is ver

schaapjes tellen in de mist
 ‘Hoe ver is mijn heide’, een zin die opeens in  m ’n kop speelde, ergens  in de nacht; ik lag weer eens wakker.
 Het was een regel uit een lied dat mijn zuster, nu mevrouw Dunnebacker, en ik meer dan 50 jaar terug  ontroerd tweestemmig zongen. Het refrein ; hoe ver is mijn heide,  drie x en de laatste maal met een uithaal.

 Ik wist hoe ik ten naaste bij op dat middernachtelijk uur bij woorden als ver en afstand belandde. Op de duiven- inkorfavond waren sommige duivenmannen wat  boos omdat onze duiven in ongeveer drie weken van 200 naar 600 km gingen. Pommereuil, Sint Quentin, Mantes La Jolie en Salbris; dat waren veel te grote stappen meenden Gerard en Gerrit.
Ik vond dat onzin; een duif had immers geen idee van tijd en afstand.
‘Denken jullie nou heus’, zei ,Marinus onze  lange afstandvlieger,’dat een duif op de losplaats in Orleans bij zichzelf denkt; mijn lieve hemel, wat ben ik een roteind van huis!’
Remco die genoot van een ijskoele chocomel, deed bedachtzaam zijn duit in ’t zakje :’Nee Gerrit een postduif draagt geen horloge en doet het zonder kilometerteller.
 Een verhitte discussie ontbrandde terwijl we ons volgoten met  Spa rood, Cassis, Jus d’orange en Bitter lemon.
Alleen Gerrit dronk jenever; hij vond van 300 naar 600 km toch wel al te bont .  

En zo kwam het  dat ik in het holst van de nacht opeens aan een kinderliedje dacht.
Op de grote stille heide dwaalt de herder eenzaam rond wijl zijn witgewolde kudde trouw bewaakt wordt door de  hond.’
Schaapjes tellen en in slaap sukkelen was  de dieptestructuur van mijn gedroom. Hoe ver was mijn heide. Nou  niet  om de hoek. Ja,schapen  compleet met herder en hond zag je wel  bij ons in het Stadsplantsoen, het Waterwingebied of de Stadwei van Kattenbroek. Daar vraten ze als levende gazonmaaiers alles kort en klein. Telkens verhuisde zo’n  kudde naar een andere locatie in de Gemeente.
Mijn naam is Jacolien en ik ben ook een dromerig tiepje

Niks heide en ver; gewoon dichtbij huis naast de deur. Nog recentelijk zag ik zo’n  authentieke herder met beesten op een sterk glooiende helling aan de voet van de Amersfoortse wolkenkrabber langs de A1  tegenover de afslag Spakenburg. Zijn  witgewolde kudde verrichtte  halsbrekende toeren om ook op de moeilijkste plekken  het groen te millimeteren.
Toch niet zo’n gek idee: schapen in plaats van grasmachines, bos- en gazonmaaiers;  veel goedkoper en  minder lawaaierig.
Afgezien dan van die stinkschapenkeutels. Met die gedachte viel ik terug in slaap en vertrok  naar dromenland. Mijn verre heide was het onbereikbare Nergenshuizen. Ik moest het doen met een park, een speelweide of een groenstrook: bepaald geen biotopen om sentimentele liedjes bij te zingen.
© c.u. 

maandag 21 mei 2012

Dat wordt me te veel hoor

Zal ik maar eieren voor mijn geld kiezen

Moe past op als de rest buiten spelen mag. Ze is een dochter van de Zonsondergang. Dat is een fameuze duif. Ze is dus uit het goede hout gesneden en ik wil er dus zoveel mogelijk jonkies van hebben. 
Misschien denkt de duivin nu wel dat het pasen is, maar  dan is ze abuis want we zitten inmiddels ergens halverwege de maand mei Je ziet haar denken: wat moet ik met al die eitjes, dat wordt me een tikkeltje te veel hoor. Die tijdelijke baas van me is een beetje gestoord. Bovendien is dit helemaal mijn broedbak niet en twee nestschotels is ook niet normaal.
 

maandag 14 mei 2012

Deugnieten


De jonge Bourgesdoffer op z'n jonkie(1979!)

‘Vraag aan Jo Topper of hij dat bord  terug wil, anders gooi ik het in de vuilnisemmer’, zei ex duivenbuurman Jakob Bus tegen mij.
In zijn hand hield hij een groot stuk Delftsblauw. ‘Ik heb hem met Kerst nog gebruikt als schotel onder de kerstboom. Dat stond wel mooi, dat blauw onder dat groen,’ mompelde hij nog.

Aan die trofee zat een  ondeugend verhaal vast. Het gebeurde allemaal ruim 25 jaar geleden. De misdaad was en is dus verjaard.
In de zeventiger jaren vlogen de fondgekken  bij ons in de regio laat in september Bourges Jonge duiven.
Jo was lid van het lange – afstands – samenspel maar Bus, die zo’n geweldige zware vlucht ook wel eens wilde avonturen, niet. Topper vond dat geen probleem. Hij haalde twee jonge doffers bij Jacob en ging met 4 duiven en 2 klokken naar het fondlokaal.

Op 22 september, de vluchtdag, was er een strakke lucht en stond er een straffe kopwind. Ik was die avond bij m’n duivenbuurman en herinner het me allemaal  als de dag van gisteren. 
We aten een avondboterham en waren eensgezind in ons oordeel: er zou geen duif doorkomen.
Rond half acht klopte Jacob het tafellaken uit voor zijn duivenhok. Hij leek een wonderlijke tovenaar, want op ’t moment dat hij ‘t laken tegen de heldere najaarshemel leeggooide, viel er een duif.  Vijf minuten later was het donker. Ik meen dat we in die tijd nog geen zomer - en wintertijd hadden. De 981 werd geklokt en zat een tel later op een jong van een dag of tien.

Topper werd gebeld. Even later kwam er een telefoontje terug. De jonge Bourgesdoffer zat 1 en was de enige duif in de streek die die dag thuis vloog. De klok moest die avond nog gelicht en opnieuw gesteld worden.
Als twee ondeugende kwajongens reden de beide winnaars samen naar het inkorflokaal. Topper  kreeg grijnzend  op ’t podiumpje de bloemen  en Jakobus kon in het lokaaltje toekijken.
De winnende duif kreeg later een bord. Daarop stonden  vlucht, datum, ringnummer en de naam van de winnaar; Jo Topper dus.
De 981 was nog soort van Ko Nipius uit Middelharnis en na een week of drie verhuisde de duif  in ruil voor het bord naar het hok Topper.

Jarenlang hing het bord met Jo ’s naam bij Jacob Bus in de gang. Topper vliegt nog altijd, maar mijn duivenbuurman heeft al jaren geen duiven meer.
Toen ik het bord vorige week in handen kreeg,  zag ik dat de bordenschilder zich in de vluchtdatum vergist had. Er stond 22-7- 1979! Dat was dus in juli en niet op die gedenkwaardige septemberdag. Op die datum was er helemaal geen Bourges gevlogen.  Zo werd het kwaad gestraft.
Jakob was die 7 nooit opgevallen. Topper,die het wel wist, hoefde het bord niet zo nodig terug.
C.U.

dinsdag 8 mei 2012

Stront aan de knikker



Het wc-papier  verdwijnt als sneeuw voor de zon. Dat baart me zorgen;geen gelukkige beeldspraak oké!  Zelf ben ik geen grootverbruiker en het is ook niet zo dat hier regelmatig open huis is voor schijtlustigen. Het is vervelend. Ik kan er moeilijk de hand op leggen.

Bij de Lidll betrekken we  meestal een 12-rols- pak. Dat zijn dikke zachte rollen. Af en toe is het in no time op, in een poep en een zucht weg kun je zeggen. Je vraagt je af waarom! 

Op mijn toilet hangen ingelijste gedichten met mijn signatuur, maar een connectie met die lege closetrollen, zie ik niet.Er hangt een Delftsblauwbord van een van mijn vele duiventriomfen, maar dat zal een overmatige stoelgang toch niet in de hand werken

Goed, ik heb kleinkinderen die  soms een hele rol in een keer doortrekken. Maar van die jeugdzonde zijn ze na wat corrigerende billenkoek direct genezen, als een  moraliserend woordje al  geen effect heeft. En de reserverollen zet ik nu uit voorzorg ook hoog in de vensterbank van het wc-raampje.

Na wat denk- en speurwerk zijn de stukjes in de wc- tissue- puzzel  toch op hun plek. We hebben drie hoofdschuldigen.
Daar is allereerst mevrouw Belinda Wandelaar, mijn schoonmaakhulp 2x per week. Zij heeft smetvrees. Wanneer zij moet, bekleedt ze vooraf de bril met toiletpapier. Dan pas gaat ze zitten. Zoiets kost relatief veel afveegmateriaal. Zij is papierverspilster numero uno.

 Als tweede hebben vervolgens Sara, een oud-leerlinge van me. Zij is een beetje geschift en verkeert  bovendien structureel in geldnood ,leent links en rechts alles wat los en vast zit; ook mijn poeppapier waarschijnlijk. Ze moet altijd als ze op visite komt en zegt dan;’Wil jij ook, dan trek ik niet door dat spaart water en is beter voor ’t milieu!’

Tenslotte hebben we  Dirk, een duivenmelker. Hij is  bovendien net als ik lid van de Damclub ’Steen voor Steen’ en  komt op maandag- of vrijdagmorgen een potje tegen mij spelen, drinkt sloten koffie met stroopwafels ,ook van de Lidll, en heeft een overactieve stoelgang.

Hem  zei ik  bij een patstelling dat ik dankzij mijn Kleinkids een rioolontstoppingsbedrijf had moeten laten voorrijden en hoe ik mijn hulp en mijn  ex-leerlinge verdacht van oneigenlijk wc-papier- gebruik.
Hij lachte wat en zei argeloos laconiek dat het allemaal nogal logisch was. 
Hij, Dirk, legde eerst altijd een bodempje schijtpapier in de pot voor hij kakte, dat had als voordeel dat je dan geen remsporen kreeg. En dat was toch heel netjes. 
Kortom: Ik moest me maar niet zo druk maken. Een paar euro minder of meer maakte niet veel uit. ‘Jij bent tenslotte toch de rijkste man van onze Dam- en duivenclub’, zei hij.
c.u.

dinsdag 1 mei 2012

Duiven en Eksters



Een dag of veertien geleden schreef ik over kraaien. Nu zijn de eksters aan de beurt. Clubmakker  Bertus, een liefhebber van de Grote Fond, ergert zich aan die beesten. Het zijn  brutale vogels met lange staarten die de schoonheidsprijs nou niet direct zullen verdienen. 

Bij Bertus in de achtertuinen nestelt sinds kort een eksterechtpaar. Daar is hij niet gelukkig mee. De vogels beschouwen het dak van zijn huis als hun terrein. Ze zitten  de jonge duiven voortdurend achter de vodden, pikken ernaar en jagen ze op, met als resultaat dat onze arme clubgenoot al een aardig aantal jonkies van het hok heeft verspeeld. 

In voorgaande jaren raakte onze fondspecialist niet zoveel jongvolk kwijt.
‘Ik kan ze wel schieten, die krengen’, roept hij verontwaardigd, maar voegt hij eraan toe,’dat mag je  natuurlijk niet doen,  daar krijg je gedonder van.’ 
Bovendien is Duiven - Bertus geen ervaren schutter. Wel slaat hij een aardig balletjes in allerlei holes op de golfbaan en kan hij flink meppen met de tennisracket, maar daarmee help je nog geen ekster naar de andere wereld.
 ‘Ja, je zult er aan moeten wennen en je duiven moeten stressbestendiger worden,’zeg ik troostend tegen hem. 
We zitten in ons clubgebouw aan de bar en ik geef hem nog een glas rode wijn. Ik vertel  hem dat ik  op nog geen dertig meter van huis en hok 2 eksternesten bezit.  Eentje in een  hoge berk voor ‘t huis en een in de scheefhangende els ergens achter mijn duiventuin. Dat mijn nestduiven gewoon op het dak zitten en in de tuin rondscharrelen en dat die eksters er soms  ook lopen en dat ‘t allemaal wel meevalt.
‘Ach schei toch uit,’ roept hij, als ik aan hoofdpijn en hypertensie lijd, heb jij dat opeens ook. Jij heb altijd wat een ander ook heeft en bij jou valt het dan allemaal wel mee en ik moet dus niet zeuren. Die eksters zijn gewoon pestkrengen!’


Natuurlijk, moet ik toegeven dat mijn tuin en dak net niet tot ‘t territorium van die vier eksters behoort. Voor hen is ‘t niemandsland, waarin ze elkaar en de duiven tolereren. Daardoor heb ik niet het eksterprobleem waar Bertus mee tobt.
Tot slot nog even wat nieuws van het kraaienfront. In de afgelopen dagen hebben roeken toegeslagen bij de jongen duiven van de Eenhoksrace in Soest. Men dacht daar last te zullen krijgen met roofvogels en hoogspanningskabels in de omgeving, maar het gevaar kwam uit een heel andere hoek. 

Een drietal grote zwartrokken hakte voor de ogen van de verbijsterde hokverzorgers in het grasland een paar jonge duiven in mootjes.  Ze konden niks doen. 
De tragedie voltrok zich in luttele minuten. Roeken opereren bij zo’n actie in teamverband. 
Eksters zijn minder gevaarlijk. Ik zou alleen graag  weten wat ‘t nut van hun lange staart kan zijn.
C.U.