( een bijzondere kerstgeschiedenis)
Jozef |
In de late herfst van 2004 kreeg
ik van Jerolimo, mijn duivenbuurman van over het spoor, twee duiven in
bruikleen. Aanvankelijk had hij mij die
twee, of een paar andere, zullen geven, want hij wilde met dat
duifgedoe stoppen. Echter hij bedacht zich! Dat was een schelmenstreek en
daarmee deed hij zijn naam eer aan. In het echt heette hij natuurlijk niet
Jerolimo of zo. Zijn huis stond aan de Jerolimo dreef en in mijn emailcontact met hem sprak ik hem met die
naam aan. Die Jerolimo was namelijk een
schurk uit De Spaanse Brabander, een blijspel van Brederode en bij gelegenheid
legde ik Johan, zo was hij gedoopt, uit dat Jerolimo geen erenaam was voor een
duivenmelker.
Johan bracht de fondduiven en
2 indrukwekkende stamlijsten eind november; hij gaf er een zak voer bij
en dat was niet onaardig. Ik zette ze in mijn Jansen 2 –hokje. Het was niet het
verblijf voor de duiven van dat je
– weet - wel - wereldberoemde merk. Nee, de architect van het gebrekkige kleine
vier - a vijfduifshokje heette Karel
Jansen, vandaar. En daar zaten ze dan.
Het waren een donkerkrasdoffer en een licht geschelpte duivin. De man was
afkomstig van een Friese liefhebber. Johan had hem en een broer via een
Enkhuizense melker in handen gekregen; het duivenvrouwtje stamde uit België en had Barcelona – ouders. En daar
mocht ik uit kweken. Wat een kweekmateriaal! Dat loog er dus niet om!
Toen ze
aan hun krakkemikkige duivenstalling
gewend waren, gaf ik hen een broedpan en liet ze hun gang gaan. Vijf en 7 december
waren er eieren. Het tweetal broedde ijverig en zat het grootste deel
van de tijd in de spoetnik naar de lucht te turen. Oh, ze wilden zo graag weg!
Ontsnappen echter mochten ze niet. De doffer zou linea recta naar Enkhuizen
sprinten en de duivin wellicht naar Nergenshuizen, want ze was nooit van haar
leven los geweest. Met Kerst; 1e en 2e Kerstdag werden de
jonkies geboren. Wat een planning; die leenduifjes hadden dat fantastisch
uitgekiend. Die Johannes van over het Spoor daar had
toch maar slimme duiven.
Ik stuurde hem een e - mailtje om
hem van mijn blijde gebeurtenis op de hoogte te stellen. Hij reageerde direct
per computerpost:’ Gegroet Corleone,( Zo noemde hij mij in ons emailverkeer)
‘Dat is goed nieuws en mooi getimed.
Ik heb er zelf wel prachtige zomerjongen
van maar er is nog niet mee gevlogen. Dit jaar gaan ze op de 1 daagse en
volgend jaar overnachten en dan weet ik wat voor vlees ik in de kuip heb. Ze vliegen wel als
straaljagers om het huis heen. In de morgen, bij dageraad, een uur en voor het
donker worden een uur. Soms blijven ze in het donker doorvliegen. Liefhebbers
van tipplers, 'er zit er een bij me in de buurt', die trainen de duiven ook om
in het donker te vliegen en zij stellen lampen op als de duiven moeten
landen.
Ik moet de duivenzolder nog
aanpassen. De helft van broedhokken gaat
weg, daar ga ik bier brouwen en
je komt maar eens langs om te
proeven. Het spul is wel aardig aan de sterke kant moet ik zeggen. Ben ook
bezig met die nieuwe websites, maar daarvan hou ik je wel op de hoogte. Nog
fijne feestdagen en dat je maar gezond
mag blijven, als ik je niet meer spreek.’
Maria |
Ik noemde mijn twee kerstjongen,
die stuntelig uit het ei kropen, Jozef en Maria. Bijbelshistorisch klopte daar geen hout van.
Maria en Jozef waren immers geen broer en zus. Maar ja, het waren tenslotte
maar duiven, daar in mijn Jansen 2 herbergje en ik was trots op mijn nieuwe
aanwinsten. Jozef en z’n zusje hadden onder hun
beroemde voorouders; de Zilvervos. De Madonna, ’t Vleugelke en het
Goudklompje. Hun grootvader was een zogenaamde witbuik en hun grootmoeder werd
ooit door een bekende duiven - Nederlander aangekocht voor 2600 euro.
Op
nieuwjaarsdag 2005 kregen de nieuwkomers een ring om hun poot. Net op tijd had
ik die ringen van onze ringenman ontvangen. Boze tongen beweerden later dat hij
me in december al gematst had. Maar dat was onwaar; op de eerste dag van het
nieuwe jaar fietste ik naar Gerrit onze ringencommissaris, wenste hem een
gelukkig en voorspoedig vliegseizoen, en
ontving bij wijze van spreken als dank
80 ringen. Maria kreeg ring nummer 80 en Jozef mocht als de 79 door het leven vliegen.
Het zogenaamde Jansen2 hokje |
Tot die tijd hadden ze
in weer en wind met z’n tweetjes uitgevlogen van hun eenvoudige knutselhokje. Of het nu stormde,
stortregende, hagelde, ijzelde of sneeuwde het maakte niet uit, want
winterjongen moesten als het even kon naar buiten, had ik begrepen. Soms zaten
ze in de dikke sneeuw op de
dakgootrand. Maar met die verhuizing
begon voor hen ook het grote avontuur van het met de klad meetrekken, het
opleren en de eerste chaotische wedvluchten. Ze liepen ook allerlei duivenkinderziekten op en er zaten
opeens allerlei bittere poeders en elixers door het drinkwater.
Het was een hele overgang. Van de ene dag op
de andere zaten ze met een 40-tal soortgenoten in een donker hokje want mijn
kerstduiven werden als winterjongen met de
rest mee verduisterd. Met ‘t
beschermde leventje van het trouwe stel was het
over en uit.
Jozef viel, tot ergernis van
Maria, voor een ander duivinnetje en bouwde
op de bodem van het hok in een hoek een nest als een kasteel, dat door
een jonge macho doffer steeds weer werd afgebroken. Er zaten
trouwens meer van die hooligans die hem het leven zuur maakten.
Enfin onze Jozef, de 79 dus, vloog van de
losplaatsen Meer, Duffel en Strombeek. Toen begon hij te sukkelen. Hij huilde
met een oog. ‘One cold eye disease’,
luidde de dierenarts diagnose. Daar had ik nog nooit van gehoord. Zolang
ik duiven hield, had nog nooit last van eenzijdig tranende duiven gehad. Na een
spuitje herstelde Jozef.
Zijn zusje had geen problemen met verkouden ogen.
Zij kwam evenwel van Harchies thuis met
een blauwe plek onder haar
rechtervleugel, gevolg van een botsing onderweg. Met een bult in haar
oksel kon ze niet zo goed vliegen. Ook zij moest voorlopig thuisblijven en kon niet mee naar het mooie Frankrijk. Pas op
de natoer eind augustus mochten mijn aanwinsten van Johan weer mee de baan op.
Jozef vloog een keer prijs op Duffel maar Maria bakte er bij wijze van spreken
pannenkoeken van. Ze hadden zich wel vaker kunnen klasseren. Echter ze vielen
van de vlucht meestal op hun geboortehokje, gingen daar bij de blauwe
drinkgoot zuipen en verprutsten zo hun
prijzen.
Inmiddels is het Sinterklaasfeest
al weer achter de rug en heel binnenkort hebben we weer Kerst en Oud en
Nieuw. Dan vieren ze eigenlijk hun 1e
verjaardag. Sommige duiven zijn
inmiddels mijn duivenland uitgezet en, andere keerden van hun vluchten niet
weer.
De tabaksstelenrover is er nog.
Jozef ’s meeste pestkoppen hebben het veld geruimd. Maar………de 79 en de 80
hebben de selectie overleefd. Jozef en
Maria, ze zijn er nog steeds. Want van
duiven waarmee je zo het een en ander beleefd hebt, van duiven met een verhaal
en een geschiedenis die zichzelf dus eigenlijk schreef, neem je niet zo
makkelijk afscheid.
Cor Uitham