|
Weer thuis |
Het was op een woensdagmiddag en het liep al
tegen een uur of vijf toen ik een telefoontje kreeg.
De stem aan de andere kant van de lijn stelde zich voor als
Gerard uit Amersfoort.
'Zeg Paul' sprak hij
’Ik heb je telefoonnummer gekregen van Cor’.
Cor is een bevriende duivenhouder uit Amersfoort die ik al
een aantal jaren ken.
'Het is het zo' vervolgde Gerard 'Ik heb een jonge duif in
de J. H. Janssenstraat bij jou in de wijk zitten'.
Nu woonde ik al zowat
mijn hele leven in deze wijk maar van die straat had ik nog nooit gehoord.
'Je wilt zeker dat ik hem even ga halen' zei ik tegen hem.
'Dat zou heel fijn zijn Paul' sprak de stem aan andere kant
van de lijn 'De duif zit bij een particulier en ik vind het zo vervelend als
een duif bij mensen zit die niets van duiven afweten’.
’Dat is ook vervelend’ gaf ik als antwoord.
’Ik heb gezegd dat vandaag nog iemand de duif zal halen,
lukt je dat?’ vervolgde de Amersfoorter.
’Ik doe mijn best’ zuchtte ik.
Een blik op de plattegrond van Groningen leerde mij dat de
J. H. Janssenstraat wel degelijk in onze wijk laag.
Toen ik mijn kleine mandje uit de schuur wilde pakken, stond
die niet op de plek waar hij altijd stond en waar ik ook zocht ik kon het ding
niet vinden.
Heb ik het mandje dan uitgeleend? was mijn gedachte maar hoe
ik ook piekerde hierover ik kon mij er niets van herinneren.
Uiteindelijk ben ik maar naar de bewuste straat gefietst om
de uit koers geraakte verenvriend te gaan halen.
Het waaide buiten behoorlijk en onderweg moest ik nog
schuilen voor een enorme stortbui.
Voor het huis van de portiek waarin ik schuilde stapte een
bejaarde man van de fiets, die er uitzag of hij al sinds zijn trouwdag niet
meer uit de kleren was geweest. Hij draaide zijn hoofd in mijn richting en
sprak: ’Wat een snert weer is het hé.’ Ik knikte instemmend. De man haalde een
sleutel uit zijn zak en liep naar de voordeur ’wat een snertweer is het hé’
herhaalde hij nog een keer. Hij opende de deur en besloot: Wat een snert weer.
Gelukkig was er voor het weekend als de duiven weer moesten
vliegen beter weer voorspeld.
Toen ik bij het bewuste asieladres aanbelde werd ik
hartelijk ontvangen door de vrouw des huizes.
'Komt u maar snel binnen' zei ze 'Ik had u niet meer
verwacht met dit slechte weer'.
'Zo snel smelt ik niet' zei ik lachend tegen haar, want ik
blijf een charmeur ook als het bakstenen regent!.
In de kamer dartelde een klein jongetje rond en aan de tafel
zat een man in een tijdschrift te bladeren.
Hij keek over zijn tijdschrift heen en zei op vragende toon
'U komt zeker voor de duif?'
In de hoek van de kamer stond een grote plastic bak met
grotendeels het deksel erover heen.
'Daar is hij' sprak de man terwijl hij in de richting van de
plastic bak wees.
'Heel fijn' zei ik 'Dan zal ik zorgen dat hij weer bij zijn
baasje terechtkomt'.
Buiten was het inmiddels weer flink gaan plenzen, het kwam
met bakken tegelijk naar beneden.
'Wilt u koffie', vroeg de vrouw aan mij.
'Dat sla ik niet af ', zei ik, terwijl ik naar buiten keek
'Daarna zal het ook wel weer droog zijn' merkte ik nog op.
Tijdens de koffie vertelde mijn gastvrouw dat de duif de
keuken in gewandeld was, ze had wat tortelduiven voer gekocht en ze waren via
de duivensite van de N.P.O. achter het telefoonnummer van de eigenaar gekomen.
Ze wisten niets van postduiven af maar waren erg
geïnteresseerd in de sport.
Het kleine jongetje was inmiddels op de schoot van zijn
moeder gekropen.
'Willem gaat ons verlaten' zei ze tegen de kleine die wat
heen en weer zat te wiebelen.
'Willem,'vroeg ik verbaasd.
'We hebben hem Willem genoemd' zei ze lachend 'Misschien is
het wel een vrouwtje, maar ach'.
Het was inmiddels bijna droog geworden en ik bedankte de
verzorgers van de duif voor de goede zorgen en vroeg wat ik ze verschuldigd
was.
'Bent u betoeterd, wij zijn blij dat de duif weer bij zijn
baasje terechtkomt' was het antwoord.
Ik haalde de duif uit de plastic bak.
'Heeft u geen doosje' ,informeerde de verzorgster van de duif.
'Ik had een klein mandje maar zou niet weten waar ik het
gelaten heb' zei ik.
'Mijn man wil u wel even brengen', zei ze.
'Ik woon vlakbij en ik weet hoe ik een duif vast moet
houden' antwoordde ik.
’U moet het zelf weten maar het is maar een kleine moeite
hoor’ zei ze.
'Geef Willem maar een kusje want hij gaat ons verlaten'
sprak de vrouw tot haar zoontje.
Het jongetje tuitte zijn lippen en de duif kreeg een zoen op
zijn kopje.
Bij de voordeur kwam haar man nog aangesneld en even dacht
ik dat ook hij de duif wilde kussen, maar hij overhandigde mij het zakje met
tortelduivenvoer.
'Hier hebben wij toch niets meer aan' zei hij.
Ik bedankte het gastgezin nogmaals en reed richting huis.
En daar fietste ik met Willem in mijn hand en een zakje
duivenvoer in mijn jaszak.
Het regende zachtjes maar ik vernam het amper mijn enige
gedachte was weer bij het zoekgeraakte mandje.
UIT HET DUIVENLEVEN
GEGREPEN
©.P.J.Gelderman