|
Het liefst een witte ooievaar |
Onze clubgenoot Mees is verhuisd naar een randgemeente. Voor sommigen was dat een opluchting, want hij vloog hard, zijn duiven rolden de boel op, en nu zag de jaloerse concurrentie zijn kans schoon.
Dat verhuizen ging niet zonder problemen. Er moesten hokken gebouwd worden en vergunning daarvoor was vereist. Van alle kanten kwam protest. Zelfs in ver verwijderde zijstraten waren bewoners bezorgd voor hun wasgoed.
Er werd een hoorzitting georganiseerd. Mees mocht aan een stel oproerige opstandelingen uitleggen hoe mooi, goed en onschuldig zijn hobby wel was. Na veel vijven en zessen werden de bezwaren ongegrond verklaard en mocht Mees bouwen. Trouwen is bouwen, zeiden wij vroeger, welnu, duivenhouwen is ook bouwen.
In het afgelopen jaar zag ik weer merkwaardige berichten over duiven en de last die ze veroorzaken. De meeste mensen kunnen een duif niet van een willekeurige andere vogel onderscheiden, maar als ze het woord duif horen slaan ze direct op tilt
Daar was allereerst een aflevering van het Jeugdjournaal. Zwerfduiven in een of andere stad hadden het carillon in de toren bevuild. Dat was natuurlijk geen gezicht. Misschien klonken de liedjes van het klokkenspel er minder helder door. Het kan zijn dat de beiaardier, de klokkenist, er zenuwachtig van werd. Wie zal het zeggen!
Het jeugdnieuws liet beelden zien van de bescheten klokken. Buiten op een richel liepen wat witte en bonte duiven. De man die muziek in de toren speelde, kwam aan het woord. De duivenpoep tastte volgens hem op den duur het metaal van de klokken aan. Waar hij die wijsheid vandaan had, werd niet duidelijk.
De vrouwelijke burgemeester van het stadje verscheen voor de camera, compleet met ambtsketting. Ze liet weten dat het een schande was, dat haar klokkenspel zo werd beschadigd! Er kwamen maatregelen. De duiven moesten vertrekken, ze mochten niet meer gevoerd worden. Men zou netten voor de galmgaten spannen, de beesten konden er dan niet meer in en de klokken kregen een grote schoonmaakbeurt. Tot slot liet de redactie van het jeugdjournaal nog een shot zien van een nest met eieren. Vijf gespikkelde eieren!
“Ja,” zei de nieuwslezeres, “ de duiven moeten voortaan ergens anders een nestje maken.”
Kraaieneieren, dacht ik, duiven leggen bij mijn weten geen gespikkelde eieren en nooit meer dan twee. Wat een domme toestand. Zo moet je de jeugd maar iets leren!
Het was waarschijnlijk ook zo dat kraaien en duiven niet gebroederlijk in dezelfde ruimte of omgeving nestelen. Kraaien stelen eieren van andere vogels. Bij mij hadden tenminste van de zomer kraaien en eksters eieren gestolen.
Verder zagen we dit jaar iets over problemen met duiven in Rotterdam, Utrecht en Culemborg. In Utrecht vielen de duifachtige individuen op het perron de reizigers lastig met uitwerpselen.
De kwestie werd grondig aangepakt. Men hing vangkooien op. Valkeniers lieten roofvogels laat in de avond of in de nacht in het station los. De duiven kropen weg in het voor hen bestemde opvangverblijf.
De zieke duiven maakte men op humane manier af, aldus de krant, gezonde dieren gingen naar een duivengevangenis ergens in het Zuiden. Daar werden ze verzorgd en zo lang vastgehouden tot ze volkomen gedesoriënteerd waren, dan werden ze in vrijheid gesteld!
In Rotterdam brachten stadsduiven volgens verslaggevers ziekten over als paratyfus en longaandoeningen. Het waren vliegende ratten die ook nog eens ongedierte bij zich hadden.
En in Culemborg tenslotte waren verwilderde duiven funest voor de mooie historische gebouwen. Een ambtenaar, van stadstoezicht wellicht, had er geteld hoeveel gevleugelde geveltoeristen de stad rijk was. Volgens zijn berekening waren dat er exact 199.
Dat is knap, dacht ik. Hoe kon die man zo precies het duivenbestand inventariseren. Het klopte bovendien niet, want ik had juist diezelfde week een witte sierduif in dat stadje losgelaten, een witte kropper, die als een macho, een Rotterdamse Hooligan, zijn bolle borst hoog voor zich uitdroeg. Dat beest was bij mij komen aanvliegen en maakte mijn weduwnaars zenuwachtig.
Een oud- leerling van mij ging die dag in het middeleeuwse stadje trouwen en ik wilde dat een feestelijk tintje geven.
Dat werd dus 200 duiven, want de kans dat de duif terugvloog naar Amersfoort was klein. Culemborgers mochten ook geen duiven voeren van die geïnterviewde ambtenaar. Maar hoe zat dat dan met al die bruidsparen, die rijkelijk met rijst bestrooid werden op het bordes van het mooie stadhuis!
Tussen de regels lezen we weinig kennis van zaken en veel onbegrip. Mensen hebben in het algemeen een soort haat- liefde verhouding met duiven. Ze staan met een verheerlijkt gezicht duiven te voeren op pleinen in Amsterdam, Londen en Rome.
Men laat bij trouwerijen en andere feestelijkheden graag witte duiven los, immers een duif is het symbool van onschuld en vrede. Misschien zou men het liefst een witte ooievaar loslaten. Nee niet een echte natuurlijk, maar het soort duif at daar wat op lijkt.
We hebben soms de mooiste liedjes over duiven. Annie M.G.Schmidt met “Duivies, duivies kom maar Gerritje , en niet te vergeten Gert en Hermien met hun,”Alle duiven op de Dam, ja die weten hoe het kwam’, want duiven hebben verstand van het liefdesspel.
Dat brengt mij terug bij Mees. Niet dat liefdesspel natuurlijk! Nee, die dubbele houding van mensen. Duiven zijn aardig, maar van een afstand, moet je maar denken. Al die negatieve en onjuiste publiciteit over duiven is niet wenselijk.
In het nieuwe dorp van Mees is de rust weergekeerd. Het blijkt allemaal wel mee te vallen met die poep en zo. De mensen wennen aan zo’n klad, rondjes vliegende duiven en staan er niet verder bij stil.
c.u.