het oog van de Botter |
‘Een rectificatie moet er komen, dat eis ik!
Jij hebt geschreven dat je een duif van
een visser uit Spakenburg kreeg. Dat is
regelrechte flauwekul. D ’r woont in heel Spakenburg - Bunschoten geen
dooie of levende visserman die postduiven houdt. Dat moet rechtgezet!.’
In de koffieruimte achterin het dierenwinkeltje van Jan Rekel zat een ongeschoren man op een zak duivenvoer. Hij prikte driftig met z’n wijsvinger in mijn richting.
Naast
hem op een wankel plastic krukje zat een zware man met een biljartbalkop steeds
te knikken en afwezig te glimlachen. Hij leek overal mee in te stemmen, maar
misschien kon hij z’n hoofd ook niet
stil houden.
Regelrecht en rectificatie die woorden gooide mijn
boze lezer er moeiteloos uit. Als hij
een net pak aantrok en naar de kapper ging, zou hij bij de Algemene
beschouwingen in de Tweede Kamer geen slecht figuur slaan. Hij heette Cor, z’n
bijnaam Kont.
‘En dan noem je zo’n duif ‘de Botter’ dat is
toch een belachelijk voor zo’n beestje. Maak maar eens gauw een
verhaaltje voor dat Duivenblad van je en zeg dat ik verteld heb dat er
in ons dorp geen duivenvissers wonen’.
‘Die
duif kreeg ik van Hans, de voorzitter van ‘Ons Genoegen’ jullie club, daarom gaf ik de
vogel een botennaam.’
‘Die is
helegaar niet van Spiekendarp. Dat is een
Amersfoortse keientrekker . Daar moet je geen duif van hebben. Hij
vliegt nog geen deuk in een pakje boter. Zet jij nou maar gauw zo’n
rekriesiedatsie in de krant, want je
moet wel dingen schrijven die kloppen.’
‘Moet je eigen naam er bij,’ vroeg ik, je heet toch
Hoepman’
‘Dat
kan me geen suikerbiet schelen,schrijf maar dat Kont protest aantekent.’
‘Hoe komt een mens aan zo’n
eretitel?’
Hij ging staan, een zak
Opticat - kattenbrokken onder de arm geklemd.
’Nou toen ik nog jonger was, weet je,hadden we een kroegjubileum bij ons op ’t dorp en je snapt hoe dat gaat:
borreltje biertje , lekker visje en zo! Er was een weddenschap, wie verloor
moest in zijn onderbroek naar huis en toen zei ik; nee, niks onderbroek, als ik verlies, ga ik in
mijn blote reet op huis aan. Ja, ik was een beetje dronken en dan zeg je eens
wat. Afijn ik verloor en rende dus heel hard in mijn blote hoepedepoeperd over
straat; heel Bunschoten- Spakenburg door .Toen heeft de politie me nog
opgepakt, want zoiets mocht niet. Dat noemden die jongens schennis van de
openbare eerbaarheid,’
Hij
liep naar de uitgang van Jan Rekels kleine duivenliefhebberskantine.
‘Heb je nu ook al poezen vroeg ik wijzend op zijn
kattenvoer.’
‘Nee, man dat geef ik aan mijn duiven, ik
stamp ze een beetje klein, je moest eens weten wat voor goeie bestanddelen daar
allemaal in zitten!’
‘Meent
hij dat nou allemaal’, vroeg ik, toen
hij echt weg was, aan de trillende
skinhead op zijn krukje.
Die schraapte zijn keel en knikte:’dat moet je mij
niet vragen ik kom uit Utrecht.’
©.c.u