de 54 |
Op het boodschappenlijstje dat ik op zak had, stond een rijtje exotische en lekker makende namen: appelazijn, vlierbessensiroop, kruidenelixer, het Japanse Go, bijengoud en P40.
Natuurlijk deed ik geen inkopen voor vrouw en kinderen. Nee, het verlanglijstje zou goed zijn voor mijn duiven. De azijn was geloof ik best tegen de colibacterie. De vlierbessen hielden duiven geelvrij. Het elixer was voor een heleboel zaken nuttig en kon ook in het badwater. Bij ’t woord Go dacht ik eerst aan een gezelschapspel, een soort ingewikkeld spelletje ‘mens – erger – je - niet’, P40 riep herinneringen wakker aan een jachtvliegtuig uit de Tweede Wereldoorlog en bij Bijengoud viel er bij mij helemaal geen kwartje. Maar Go en P40 bevorderden de groei of waren spierversterkend. Zo kon ik van mijn duiven bodybuilders maken.
Van die vlierbessenlimonade had ik het meeste plezier. Eerst had ik een fraaie dikbuikige fles met kleurig etiket in een Dierenspeciaalzaak in handen gehad. Maar het spul was daar knetterduur.
Van clubgenoot Geert en Henk die het spul ook gebruikten kreeg het goedkopere adres van een Reform zaak ergens in de stad.
Voor een kleine 5 euro scoorde ik daar een fles Wadden vlierbessensiroop. Ik deed een eetlepel in een longdrinkglas en probeerde het spul eerst zelf. Nee hoor, wees maar gerust dat doe ik heus niet met alle duivenmiddeltjes. Het vlierbessensapje smaakte prima..
Vervolgens belde ik Geert met de vraag hoe hij z’n duiven met die bessenspa behandelde. Na de vlucht 1 eetlepel op een liter water, toeterde hij in mijn oor.
’Dat is toch veel te weinig’, was mijn weerwoord,’een eetlepel dat doe ik voor mijzelf.’
’Doe niet zo dom,’reageerde mijn duivenraadsman,’jij bent toch veel zwaarder dan een duif. Jij hebt meer nodig.’ In het verdere verloop van onze telefonische discussie zei ik dat ik het zonde vond om dat lekkere vlierbessapje aan duiven te geven en dat ik van plan was de siroop voor eigen gebruik te reserveren.
‘Luister Geert’, lachte ik, ‘als je er een borrel door doet, heb je een tongstrelend mixje. Je kunt het dan ook ’een Boswandeling’ noemen.’
‘Neem je moeder in de maling,’was ‘t korte antwoord. De verbinding werd verbroken.
Ik piekerde nog voort over mijn middeltjes en vlierbessen. Vorig jaar kreeg ik twee jonge duiven die in Ter Apel aan de Barnflair geboren waren. De gulle liefhebber vertelde me dat die fantastische straatnaam echt bestond. Barn was van oorsprong een landweg en flair betekende vlierstruik. Een weg met daarlangs vlierbessenstruiken dus.
Elixer klonk heel wetenschappelijk maar betekende gewoonweg aftreksel, leerde het woordenboek. En Bijengoud, bedacht ik opeens, was misschien bijzondere duivenhoning van speciale bijen.
C.U.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten