In
de lift
We
lieten onze jonge duiven los ergens bij de Kromme Rijn. In de buurt was een
kersenboomgaard waar geschreeuwd en geschoten werd. Er klonken harde knallen om
de spreeuwen te verjagen.
"Dit
lijkt me niet de juiste plek om onze jonge kampioenen een voor een af te
richten,Peter," zei ik.
"Is
niet erg," meende mijn metgezel, " dan wennen ze maar vast aan het
harde leven en ze zullen een snelle start hebben!"
Nadat
de duiven in de opleermanden na de autotocht een tien minuten op verhaal waren
gekomen, lieten we ze met korte tussenpozen los. Die van mij trokken allemaal
dezelfde hoek in. Alsof ze met een onzichtbaar draadje in de juiste richting
werden getrokken. De vogels van Peter cirkelden eerst een rondje boven de
rivier. Misschien hadden ze ook meer last van de ongeregelde geluiden van de
kersenjongens. Ik lachte en hij werd een tikkeltje boos.
"
Laat mij eens een van die jongen van jou loslaten", zei hij.
Ik
gaf hem een zwarte duif.
Hij
ging met zijn rug naar de vliegrichting
en wierp mijn kostbare goudklompje naar de blauwe lucht. Het dier stak de rivier over en verdween zonder een
rondje te draaien naar het Zuiden." Zo," zei hij," die zie je
nooit meer terug!"
"Je
wordt bedankt," reageerde ik, " het ligt aan jou, jij heb een verkeerde
hand van lossen."
Nadat
alle duiven gelost waren, stapten we in en reden weg in de richting van ons
dorp. Peter maakte een omweg en stopte bij de sluizen in het
Amsterdam-Rijnkanaal.
"
Ik zal je eens wat geks laten zien," bromde hij.
Boven
de sluistorens cirkelde een koppeltje duiven. Aan weerskanten had je in de
sluisdeuren grote open ruimtes; een soort geweldige kasten waarin bedrading en
kabels te zien waren en daar tussen zaten duiven te broeden.
De
sluisdeur was in de laagste stand en
laag over het klotsende water vlogen duiven af en aan naar hun sluishokken,
vlak boven de waterlijn.
"
Nu moeten je opletten en even wachten tot er een schip komt, dan kan je wat
geks zien." We gingen een appel schillen en een kopje thermosfles koffie
drinken.
Na
een tijdje lagen er voldoende schepen in
de sluis aan de andere kant van de deur
en liep die met donderend geluid vol met water en daarna ging die sluisdeur misschien wel een meter of vijftien omhoog
met in de zijvakken de duiven op hun nest, met de jongen die op het punt van
uitvliegen stonden en drijvende doffers die
hun vrouwtje achter de rokken zaten.
"Kijk,"
zei Peter," dat moet jij eens met je hok proberen, maak daar eens en grote
lift van, en laat die dan op onregelmatige tijden op en neer reizen.
Ik
schudde mijn hoofd. en lachte dat ik er het nut niet van inzag.
Volgens
mijn metgezel was het wellicht wel aardig als je hok dan in de hoogste stand
stond op het tijdstip dat je ze uit Frankrijk verwachtte; ze zouden misschien
niet op het dak blijven lummelen maar sneller te klokken zijn.
Een
ding was ons in elk geval wel duidelijk. Duiven hadden een groot
aanpassingsvermogen en konden aan de meest gekke situaties wennen. Van
vogelverschrikkers in kersentuinen trokken ze zich ook niet al te veel aan.
Toen
we vertrokken nam Peter een krakkemikkige foto van het sluisduifgebeuren. Daarop
zie je mij turen naar die sluisdeur en in de zijkasten daarvan zitten broedende en asende duiven die mee op en neer
boemelen telkens als er een schip gesluisd wordt. ©c.u.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten