donderdag 29 september 2011

Ad Libitum

afbeelding vliegende duif op voerzak


Mijn duiven trekken al hun kleren uit, kun je zeggen. De veren stuiven alle kanten op. Er zijn echte naaktlopers bij. 
Jan,  mijn persoonlijke voerboer,  komt twee zakken ruimengeling brengen. Hij legt ze op de wasmachine in de schuur. Dat is handig. Ze liggen zo half boven de grote voerton. Hoef ik er straks alleen maar een gat in te prikken en dan stroomt het uitgekiende ruivoer met allerlei kunstkorrels ertussen zo leeg in het vat.
Jan krijgt koffie en wil weten of ik het weekend gedraaid heb. Dat betekent dat hij wil weten of mijn  vliegende atleten prijs gewonnen hebben.
Ik schud het hoofd. De laatste twee navluchten heb ik niet meer mee  gespeeld. Ik heb het niet zo op die septembervluchten. 

Historisch gezien is dat programma  onderdeel bedoeld  geweest om weduwduivinnen de vleugels te laten strekken en late jongen op de baan te brengen. Dat is al lang niet meer zo;  bijgelichte oude duiven en  verduisterde jonge duiven worden doorgespeeld. Eigenlijk zijn het gewoon vitesse - vluchten aan het eind van het vliegjaar. In het begin van het seizoen wordt je  favoriete duivin bijvoorbeeld vitesse duif met 6 prijzen en in september kan hetzelfde beestje tot natoer – koningin gekroond worden.  En die jonge duiven die al 8 vluchten hebben getoerd mogen nog eens 4 a 5 keer de mand in. Wat mij betreft mogen ze die nazomervluchten afschaffen of gewoon bij  Vitesse en Jong onderbrengen. Kunnen de vitesse specialisten hun hart ophalen, ja toch! We zouden ook jong en oud van dat traditionele en verouderde navluchten onderdeel in aparte uitslagen kunnen laten concoursen.

Dit alles zit ik Jan in zijn oor te toeteren en hij kijkt mij bezorgd aan.
 ‘Heel misschien heb je wel gelijk,’bromt hij en begint over iets anders.
Er schijnt weer de een of andere voetballer verkocht te zijn en dat boeit hem veel meer. Van der Vaart of  Snijders schijnt het miljoenenknaapje te heten. Jan vindt het prachtig als anderen zoveel geld verdienen met achter een bal aan te hollen
 Ik schud het hoofd alsof ik last van vliegen heb; ik heb namelijk de ballen verstand van dat voetbalgedoe.

Als Jan weg is steek ik met een schroevendraaier in mijn voerzakken. Als de tweede zak leeg is en de ton vol, bestudeer ik de etiketten.’ Essentiële vetzuren(omega 3 en omega 6) en zwavelhoudende aminozuren voor een mooier en gezonder verenkleed,’lees ik hardop, en even verder:’prebiotica, selenium, en  caroteen…….!’ Ik vraag me af of  onze Jan wel weet wat hij allemaal voor moeilijke dingen verkoopt. Trouwens welke duivenmelker leest zulke duizelingwekkende teksten. Gelukkig zit er in die zakken ook gewoon huis – tuin - en keukenvoer en bij het kadertje met de gebruiksaanwijzing mogen we achter Voerschema lezen: Ad Libitum! En dat betekent volgens mijn woordenboek: ‘naar believen’, wat zoveel wil zeggen als: ‘naar keuze of je bekijkt het maar!’

©.c.u.

dinsdag 27 september 2011

Scheefnek


De zoon van Scheefnek, alias de Witte Tornado

Het wordt tijd dat ik u ‘t verhaal van Scheefnek nog eens vertel. Ongeveer acht  zomers geleden pakte Jeroen, mijn langste zoon, in Leusden een verkreukelde witte duif  van  de straat.
‘Ik heb een witte doffer voor je gevonden’,telefoneerde hij.
’Dat is fijn’,reageerde ik’ maar als jij ergens een duif vindt dan is ‘t vast niet zo best met hem.’
’s Middags werd ‘t gevonden voorwerp gebracht. In een kartonnen doos zat een witte duif met blauwe plekken, een kromme nek en een ietwat ontwrichte vleugel.
’Hij is, denk ik, ergens tegen aan gevlogen,’zei Jeroen, misschien heeft ie in een fietswiel gezeten, je weet ‘t maar nooit. Er gebeuren rare dingen met duiven’
’Wat denk je van een frontale botsing met een auto en wat moet ik met dat ding’, bromde ik. Ik moest hem maar opknappen; ik was immers zo’n handige duivendokter. Hij vertrok weer. De doos mocht ik houden.

De onfortuinlijke witte bleek uit Oostelbeers afkomstig. En ene Van Beers was de eerste eigenaar geweest. Nee, dat verzin ik niet! Hij had ooit eens  een witte postduif gefokt en had die aan iemand gegeven van wie de identiteit, onbekend was gebleven. Ik moest maar een passende oplossing bedenken meende onze Brabantse melker.
 Tegen de schutting van de buren  stond een  oud  konijnenhok op een stapeltje stenen en daar zette ik Kromnek voorlopig in. Wegvliegen kon hij niet. 
Overdag scharrelde hij met zijn scheefgezakte nek in de tuin rond. Hij pikte en sloeg onhandig met z’n goeie vleugel naar de poes voor wie hij geen stap opzij deed. Door die botsing was ie  wellicht ook niet meer zo goed bij z’n hoofd 
Om een lang verhaal kort te maken; ik kon van die zielige sukkelpoot geen afstand doen. Scheefnek knapte op, werd handiger, verstandiger, ging weer vliegen, maar z’n hals bleef uit ‘t lood hangen. Als  Kromnek na wat rondvliegen de landing inzette, leek hij een beetje op een ronddraaiende helikopter.

Clubgenoot Koos bracht voor hem een wit vrouwtje  mee dat hij op de vogelmarkt in Barneveld van een onzekere toekomst gered had. Ze was, op een enkel schoonheidsfoutje na, smetteloos wit, had een flinke boezem en kwam uit Enschede. 
Het echtpaar Scheefnek kreeg woonruimte in de fietsenschuur maakte daar een nest en daarin kwamen zoals het hoort twee eieren. Als Kromnek op ‘t nest zat of als ie sliep, zakte z’n kop helemaal opzij en leek het of hij dood was.Het was geen gezicht! Hun witte nakomelingen echter waren recht van lijf en leden. Toen de vluchten met jonge duiven begonnen mochten ze mee naar België en Frankrijk.

Op de club riep men; ’dat zijn circusduiven. Die ben je zo kwijt!’
Er  verdwaalden dat jaar door atmosferische storingen en zonnevlekken veel duiven, maar de witten bleven hardnekkig thuiskomen.Ze overleefden de bloedhete en zware Morlincourt, vlogen zelfs een prijsje  en kwamen opgewekt van het verre Ablis naar huis.  

En Scheefnek werd de vader van veel witte kinderen die behalve voor hun postduifmissies ook tegen een geringe beloning werden  ingezet of verhuurd bij trouwerijen, kerkelijke huwelijksinzegeningen en  plechtige begrafenissen. 
Op een mooie voorjaarsdag verdween Scheefnek Zo maar! Misschien was hij uit de koers geraak tof had een Havik of slechtvalk korte metten met hem gemaakt. Nog altijd woont er een zoon van Scheefnek in mijn duivenhok. 
Aanvankelijk had ik hem als de Condor ten doop gehouden. Later besefte ik,  dat dit geen goeie naam kon zijn voor een postduif wiens vader door een roofvogel was opgepeuzeld. Dus werd in die naam bij de duiven – burgerlijke stand gewijzigd in Witte Tornado.
©.c.u

Langs het Duivenpad: duiven in de konijnenberg

Langs het Duivenpad: duiven in de konijnenberg: De Lichte Bikkel In de nazomer van 1978 ben ik min of meer met duiven begonnen. Mijn zoon komt thuis met twee zomerjongen; gekregen v...

duiven in de konijnenberg

De Lichte Bikkel



In de nazomer van 1978 ben ik min of meer  met duiven begonnen. Mijn zoon komt thuis met twee zomerjongen; gekregen van de vader van een vriendje. We hebben een gazen hok met daarin een paar konijnen. Diep onder de grond is de zaak afgesloten met gaas. Onze bunny's hebben holen gegraven en hebben het wonderwel naar hun zin. Ik ben boos als ik die duiven zie.
‘ Wat moet je daar mee,’ vraag ik.
‘ Nou, ze kunnen toch bij  Koos en Wilma,’ zegt hij.
‘ Dan zitten ze in weer en wind onbeschut,’ stribbel ik nog tegen.
‘ Het zijn toch vogels, die kunnen wel buiten,’ verdedigt hij zich.
Hij krijgt zijn zin.  In de ren waar je net gebukt kunt staan, komen op zestig cm hoogte twee broedbakken te hangen. Aan de zijkant van 't hok komt een ouwe spoetnik; de voordeur van de duiven zullen we maar zeggen.
Er is echter een probleem: de Donkere en de Lichte Bikkel; zo heten de duiven, zijn twee mannetjes. Er moeten twee vrouwtjes gezocht worden en als dat geregeld is kan het geluk in de kleine dierentuin; er is inmiddels ook een cavia losgelaten, beginnen. De duiven komen op eitjes en diep onder de grond krijgen Koos en Wilma jongen.

Als de Lichte Bikkel en z'n duivin een paar dagen zitten te broeden, komt m'n zoon met een groot ei aanzetten, dat heeft hij gevonden beweert hij: het lag zo maar ergens. Hij schuift 't onbekende ei onder de broedende duif; die accepteert dat grote ding zonder blikken of blozen; geen spoor van verbazing: van wat zit ik hier opeens hoog en  wat een raar ding , nee, hij en z'n vrouwtje adopteren het reuzenei. Het is hun ei en daarmee uit.
Twee weken later wordt er een eendje geboren, dat luid piepend laat weten dat het op de wereld is. Het duivenpaar beschouwt het beestje als hun jong en ze proberen 't te voeden. Dat lukt niet. Eenden zijn nestvlieders en kunnen voor zichzelf zorgen. 
Halverwege die eerste dag laat 't diertje zich uit de broedbak vallen en loopt even later tussen de konijnen en de andere duiven te scharrelen. Het eet van alles, duivenvoer, brood en konijnenkeutels, het vermaakt zich prima en  gaat in de drinkbak van de duiven rondzwemmen.

De Bikkel tracht zijn pleegkind nog te voeren; hij staat er bij en maakt de bekende braakbeweging, maar het eendenkuiken snapt er niet veel van. Tegen de avond begint het klagelijk te piepen. Mijn zoon zet hem dan terug in de broedschotel, waar hij onder de duivin kruipt en in slaap sukkelt.
Zo gaat het voortaan. Overdag springt of valt de jonge eend uit 't broedhok en 's avonds wordt hij teruggezet. Soms maakt hij met  één van ons een wandelingetje.
Wat 't gedrag van de duiven betreft; die zien niet of een ei groot of klein is en ze accepteren alles wat er geboren wordt.

In onze jeugd haalden we eksternesten uit. Een ekster legt 5 à 7 eieren. Als we bij een nest kwamen waarin  bijv. 3 eieren lagen, legde het vriendje met wie ik op eierroof was, er een paar kleine aardappeltjes voor in de plaats en nam de eieren mee. Het nest werd dan niet verstoord en een aantal dagen daarna bezochten we het opnieuw om de rest  op te halen.
Een vogel  ziet misschien geen vorm-, grootte- of kleurverschil. Trouwens het koekoeksei in het nest van kleine zangvogels is ook groter en anders van kleur.
En hoe is het verder gegaan met eend en duif! Aanvankelijk is hett een vrolijke boel. De jonge eend verdwijnt soms onder de grond en ook de duiven lopen af en toe een konijnenhol binnen.  Mijn zoon wordt lid van een duivenvereniging.

 Pro Patria heet die club en bij de eerste wedvluchten op Duffel en Strombeek vliegen de Lichte Bikkel en z’n broer bij wijze van spreken op een konijnenhol en weten zich nog te klasseren ook.
Het jonge eendje wordt niet groot en het wordt niet de mooie zwaan uit het sprookje. Misschien heeft iets verkeerds gegeten, of heeft het paratyfus, coccidiose, haarwormen of een van die andere vreselijke duivenkwalen opgelopen, wie zal 't zeggen. Het wordt ziek en sterft.
©c.u.