dinsdag 27 maart 2012

Rond mijn hok vandaag

linke soep daarbuiten

Op deze dag 27 februari straalt de zon.  De was hangt aan de lijn. De jonge duiven gluren voor het eerst uit de spoetnik; de vreemde boze buitenwereld lokt.
Op een andere plek kijkt mijn steenrooie Gert van een afstandje toe en van achter  traliewerk observeert de blauwe 59  de baas die met zo'n raar flitslichtje je met je ogen laat knipperen.

wat doet de baas daar nou....
Het Kooshokje voor  weduwduivinnen of late jongen wordt gerenoveerd. Ik noem het mijn Kooshokje, omdat   het door Koos  gefabriceerd is. Logisch zo'n naam toch!


een likje verf doet wonderen


Koos was iemand die alles maken kon. Als je zei:' In het duivenblad staat een weduwenrennetje, maar het is nogal duur...kun jij dat maken?' Dan bromde hij wat, nam een haal aan zijn shaggie en antwoordde als je me honderd euro geeft, regel ik het wel.'


Dat is allemaal al weer wat jaartjes geleden. Koos leeft niet meer en nu krijgt zijn creatie een opknapbeurt.

Koos met een  lastig klusje in het toenmalige jongeduivenvertrek


Het hokje  dat nu een verfbeurt krijgt, kreeg ook wielen want het moest multifunctioneel zijn. De melker kon zijn weduwduivinnen in alle richtingen door de achtertuin rijden. Ook een uitvinding van Koos. Het was niet het enige wat hij  zo in en met mijn duivenaccomodatie uitspookte. De oorspronkelijke jongeduiven residentie kreeg bijvoorbeeld een extra  ingang.

ik zit maar wat te dromen hoor!

zondag 25 maart 2012

Een duif op een stokje




Sinds mijn kennissen weten dat ik postduiven heb, brengen ze knipsels over duiven mee, hebben gekke verhalen en vragen of  geven  me dingen die met de duif te maken hebben. Zo ben  ik inmiddels in het gelukkige bezit van een tortel van gips en een plastic houtduif op een stokje, een oude langspeelplaat, met bijvoorbeeld;”Daar komt miene Witpen an” en voor de kerst glazen vredesduifjes die aan dunne draadjes in de top van de kerstboom kunnen rondfladderen.
 Ik kreeg boeken met duiventitels zoals: “Een kat  tussen de duiven” van Agatha Christie en “ De Zaterdagvliegers” van Maarten het Hart.

En iemand die ik voor een etentje uitnodigde had voor mij op de Zwarte markt in Beverwijk een zilveren hoedenspeld met drie duifjes gekocht. Ik vond het een aardig gebaar, maar ik draag geen hoed en de duiven worden zwart als je ze niet regelmatig poetst. Die van het speldje meen ik!
Nu had ik de speld natuurlijk aan duivenkennis Herman met zijn onafscheidelijke hoedjes kunnen schenken. Hij draagt elke dag ander doppie op zijn kop  en slaapt er waarschijnlijk ook  mee, want hij was helemaal van slag toen laatst op het duivenkampioensfeest iemand zijn hoed gestolen had. 

Omdat de speld lang en scherpgepunt is heb ik dat gevaarlijke wapen zelf  gehouden, want Herman is al behoorlijk oud en verstrooid. Je weet maar nooit; een ongeluk zit in een klein hoekje! Bovendien met hem gebeuren de meest bizarre zaken. Een tijdje terug  toen hij weer eens helemaal toeter was, deed hij zijn kunstgebit uit.

De volgende morgen had zijn hond die prothese opgepeuzeld. Herman belde zijn lijftandarts met de vraag wat nou te doen. Die  tanden- en kiezen- goof  zei hou de hondenpoep maar in de gaten  Misschien kunnen we de stukjes weer aan elkaar lijmen Dan is de boel zo gepiept, kun jij weer  lekker kauwen. Kortom Herman kon  niet de aangewezen man voor scherpe spelden zijn.

Maar ik kreeg nog meer duifgerelateerde geschenken. Hein, een leraar handvaardigheid van mijn school kwam na een vakantie in Indonesië aanzetten met een fluitje voor duiven. Niet voor mij bedoeld om op te blazen en de thuiskomende duiven binnen te loodsen, nee, de duiven konden er zelf mee fluiten. Het was een beschilderd  stukje  rotan, iets wat op kurk leek, en vreemd gevormde veiligheidsspeld.

‘Kijk’,  zei mijn collega,’met dit speldje maken de jongens in Indonesië zo’n fluit vast boven op de staart van een duif en als hun doffers en duivinnen rondvliegen hoor je een fluitend geluid.’
‘Dat geeft een hoop herrie, als al mijn duiven piepend rondvliegen,’ reageerde ik, ‘en hoe weet je nou dat die fluitende duif van jou is en niet van een buurman- duivenmelker?’
Hij keek mij verbaasd aan:’Waar is dat nou goed voor; het is toch gewoon voor de gein.’
‘Ik zie ze bij ons op de club al grote ogen opzetten als ik mijn duiven met zo’n fluitje op hun staart inkorf,’ zei ik,‘’ze vliegen dan fluitend over Frankrijk en Belgje naar Amersfoort.

Hein schudde zijn hoofd. ‘Die jongens op Java hebben gewoon duiven voor de lol, dat zijn geen  duivenmelkers zo als jullie.’
‘Bovendien   is een postduif met zo’n stuk kurk op z’n rug minder snel; dat kost snelheid en zo winnen ze nooit de 1e prijs’ mopperde ik.
Hein lachte. ‘Jaja, als ik jou was zou ik die beesten een flitspak aantrekken en er strips opplakken net als bij onze schaatsers op de sprint.’
‘Kurk hoort op een fles’, reageerde ik, je weet dat ik van wijntje  en trijntje niet vies ben.’
Mijn collega  zei: ‘Het kost ze niks, die liefhebbers in Indië, bedoel ik, en het heeft verder geen betekenis.  Het is trouwens bamboe en geen kurk. Het is gewoon een fluitje van een cent. Ben je er niet blij mee?’

Tekst en foto’s ©c.u

zaterdag 17 maart 2012

Eelt op je ziel en een plank voor je kop

misschien was buurman bezig met zijn slijptol


Het was drieëntwintig september. De herfst kwam op gang. Ik wachtte op de duiven. Ze moesten van Sint Quentin komen. We vlogen onze traditionele Potten - en pannenvlucht.
Geert belde. Hij dacht dat ze de 80 kilometer zouden halen.
Ik zei dat ik dat niet geloofde. Er zat veel vals licht in de lucht en de wind stond oost.
Hij was het niet met me eens, ze konden in één groot konvooi naar Midden Nederland. Dat moest toch een makkie zijn. We waren immers de enige afdeling die nog vloog. Heel Nederland had de klep al dicht.
Ik zei;’ ik bel je wel als ik wat heb!’ Maar het wachten duurde lang. Als het zo doorging haalden de duiven misschien nog net 70.
Intussen was mijn buurman lawaai gaan maken. Het was zaterdag. Dan kluste hij. De herrie kwam van een boor.een decoupeerzaag of een slijptol. Misschien zaagde hij van dik hout planken of sleep hij zijn messen.

 Ik aarzelde of ik hem tot de orde zou roepen  met een;’ Hallo jij, daar Buurman,mijn duiven moeten komen. Stop eens met dat lawaai. Zo verspeel ik een eerste prijs!’.
Ach, laat hem ook maar, dacht ik. Ik had toch weer een staartprijs; het maakte niet uit, filosofeerde ik bij mezelf.
En ik prakkiseerde verder over het nut van  zo’n late vlucht  De afdeling zou toch wijzer moeten zijn. Slechts een handvol melkers deed nog mee en. hun duiven waren in de rui en hadden zogezegd geen kleren meer aan, vlogen in hun blote kont! De meeste liefhebbers waren al op vakantie naar Turkije, Bulgarije of een huisje in West-Vlaanderen. Niemand had toch nog zin zich druk te maken over een duivenvlucht zo aan het eind van het seizoen. Zelfs NPO teletekst nam niet meer de moeite om met plusjes en minnetjes de omstandigheden op de vluchtlijn aan te geven. Niemand was enthousiast voor zo’n vliegfestijn eind september en toch ging die afdeling elk jaar later stoppen met vliegen. Protesten haalden niks uit. Misschien hadden ze een bord of plank voor hun hoofd.
Buurman was intussen uitgeherried met zijn planken, leek het.

Er viel een duif. Het was mijn 001. Prompt begon buurman Ed weer te ratelen. Ik riep’ Kom, kom maar jongen’ , naar mijn duif op het dak, maar de doffer hoorde me niet. Een halve minuut later liep ie toch binnen en werd geconstateerd. Ik ging naar de buren. In de tuin zat Ed  met blote voeten op een stoel met een vlakschuurmachine in zijn hand.
’ Waar ben je nou helemaal mee bezig, man, mijn duiven komen eraan’, riep ik.
’ Ik heb eelt op mijn voeten en dat schuur ik weg. De pedicure mevrouw heeft ook zo’n apparaatje in het klein. Hier wil het ook wel mee!.’
Ik keek ongelovig.
Hij lachte en vroeg: ’Zal ik jouw voeten ook even een beurt geven.’
’ Nee’,  schuddebolde ik. ‘ maar ik moet zo langzamerhand eelt op mijn ziel hebben, kun je daar ook iets aan doen. Hij grinnikte en zei:’  maar nu stop ik natuurlijk onmiddellijk. Waar komen ze vandaan?’
 ‘Uit de lucht ‘, zei ik, nou goed!’
Bij het klok afslaan  om 3 uur; waren we maar met een klein clubje. Er ontbraken nog al wat duiven. Het was een raar vluchtje geweest. Mijn 001 miste door buurman’ s voetverzorging net een plaats bij de eerste 10

dinsdag 13 maart 2012

Porselein rijden

kijk Jan dat is een mooie vleugel


Als ‘t even kan komen mijn duiven elke dag een poosje los. Behalve als de huizen aan de overkant niet meer te zien zijn, wanneer de pannen van het dak waaien en hagelstenen  groot als duiveneieren naar beneden stuiteren, dan blijven de hokken dicht. 
Ik heb een clubmakker die zijn duiven behandelt alsof ze van kostbaar chinees porselein zijn. Altijd heeft hij  een argument om duiven binnen te houden. Het waait te hard, ‘t regent, het is te warm, er hangt wat nevel of buurvrouws poes ligt op de loer. 
Hij heet Jan Pieter, onze zorgzame duivenvriend. 

Af en toe komt hij melken, roddelen en koffiedrinken. Melken dat betekent over duiven praten.  Mijn  duiven toeren dan in het stille seizoen in de mist rond het huis of de storm blaast de late jongen hoog door de lucht.
’Heb jij je duiven met dit weer los’, vraagt hij dan met opgetrokken wenkbrauwen.’want hij vindt mij maar een amateur en hij heeft heel deskundige duivenvrienden.
‘Ja, natuurlijk, mussen, tortels, kraaien en merels vliegen altijd rond’, plaag ik dan,’je duiven zijn ook vogels!’
’Maar die zijn niet anders gewend,’ verdedigt clubgenoot J.P. zich.
’Juist, dat bedoel ik maar’, zeg ik,’ als jouw duiven bij een wedvlucht in slecht weer komen, weten ze niet wat hun overkomt; regen en wind, dat kennen ze niet. Dan raken ze de kluts kwijt!’
’Henk de Lange zegt dat duiven ‘s winters niet hoeven te trainen,’bromt Pieter Jan ontstemd.
’Jij bent veel te voorzichtig met je duiffies! En wat een onzin duiven zijn geen atleten of voetballers; ze trainen niet voor een wedstrijd en vliegen gewoon maar wat.’

‘Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast’, reageert Pieter Jan. Dat spreekwoord rolt er bij hem zomaar uit.
 ‘Heb je wel eens van zachte heelmeesters gehoord,’vraag ik vriendelijk, ‘en nu we het toch over spreekwoorden hebben, weet jij wat ’porselein rijden’ betekent ?’ Jeepee schudt zijn grote hoofd.
‘Dat zeiden taxichauffeurs vroeger als ze met een vrijend stelletje rondreden’, onderwijs ik.
’ Passagiers die achterin een auto liggen te wippen, dat heeft niks met  onze duiven uit te staan, schenk nog maar eens koffie in’, bromt Jan Pieter.
Hij kijkt verongelijkt en is duidelijk in zijn wiek geschoten. Als hij na zijn derde kop koffie en een paar bitterkoekjes opstaat, loop ik met hem naar buiten. Bij het hok kijken we nog even naar de duiven en ik laat de vleugel van een duif zien.
'Dat is een laat jong', bromt Jan,'daar heb je niks aan.'
'Daar kom je nog wel achter', zeg ik.
Hij kijkt in het hok, wijst en heft bestraffend het vingertje:'je mag de boel wel eens schoonmaken, het stinkt en je ventilatie is niet goed!'
Ik schud m'n hoofd. Het blauwe jong zet ik terug op haar vertrouwde plekje
Dan gaat hij richting tuinpoort, roept, 'ik spreek je nog wel op de vergadering', en wuift.
Exit Jan.

C.U.

vrijdag 9 maart 2012

Zonder staart in Oosterhout

klik met de muis op de foto voor grotere honden.....


‘Meneer, hier loopt  al een paar dagen een duif met uw telefoonnummer.’ Een jonge vrouwenstem klinkt opgewekt uit mijn mobieltje; ene Coby uit Oosterhout.. Ik stel routine vragen: heeft U duiven, hoe ziet ‘t beest eruit, wat is het ringnummer?
Nee, ze heeft geen duiven, wel een konijn. De duif ziet er normaal gezond uit. Het nummer kent ze niet, want dan moet de vogel gevangen worden. Dat is griezelig; misschien pikken duiven je wel! Ze roept naar haar zoontje of die ‘t nummer lezen kan. 
De jongen kruipt kennelijk op handen en voeten om de rondscharrelende duif heen. Hij heeft  scherpe ogen en leest  ‘t hele nummer:2004-1803917.

Tien dagen eerder vliegt  die 917 een 4e prijs van Pont St Maxcense. Een week later gaat ze als eerstgetekende naar Hensies. Clubgenoot Theo die de duiven aanpakt, zegt nog dat ‘t zo’n fijn duifje is. Dat vind ik ook. Ik vlieg 17 prijzen maar de 17 ontbreekt als enige. Nu zit ze in Oosterhout, maar ze moet eerst gearresteerd worden.
 ‘Een duif die vrij rondloopt, kan ik niet ophalen,’ zeg ik tegen Coby. 
Dat probleem kan opgelost worden. Ze heeft een bejaarde schoonvader op een flatje wonen. Hij kan duiven vangen. Die heeft z’n hele leven postduiven gehad. Later op de dag belt de  schoonpapa. Hij zegt:’Sorry, maar uw duif heeft geen staart meer. Mijn schoondochter heeft niet goed gekeken. Het is een mooi duifje. Ik heb hem in een kleine tortelkooi gezet.’
  
De volgende morgen kan ik de 17 voor 11 uur halen. Om kwart over acht rijd ik richting Brabant. Zon en nevelige verten, een prachtige morgen met een ongelooflijk lange file op de andere rijbaan, maar naar het Zuiden is alles vrij.
Tijdens een autorit heb je tijd om te piekeren en over de vragen des levens na te denken: een duif zonder staart is natuurlijk gehandicapt. Zo'n beest heeft dat ding niet voor niks. Waarschijnlijk heeft een vogel de staart nodig om de daling in te zetten of om richting aan te geven. Ik ken een duivenmelker die heeft twee honden zonder staart. Dat is zielig, niet dat ik hem ken, maar zijn hondjes kunnen niet zorgeloos kwispelen.  Bij een duif groeit de staart weer aan; bij de blafviervoeters van Marinus gebeurt dat zeker niet.

Bij een benzinestation in Oosterhout koop ik een bosje bloemen en vraag naar de Regentendam. 
Die is in Noord, zegt de pompman. Het adres is gauw gevonden. De bloemen worden verruild voor een kop koffie met cake. De duif is een tikkeltje mager maar dat mag de pret niet drukken. 
Tijdens de terugrit maakt bij Meerkerk een koppel duiven een korte draai en vliegt met mij mee: snelwegduiven! 
Die zijn ongetwijfeld van Theo, hij lapt iedere dag. Als ze bij het verkeersplein Oudenrijn maar niet richting Arnhem - Oberhausen gaan, want dan is hun baas eerder thuis. Om goed elf uur zit de zeventien  weer op een schabbetje van ‘t jongen hok. 
Ze kijkt wat ongemakkelijk om zich heen, alsof ze zich er voor schaamt een beetje in haar blote kont te zitten.
C.U

dinsdag 6 maart 2012

Zaadjes maken soms verre reizen

gezellig samen in de ouwe plantenbak

 

Duivelsnaaigaren

Zaadjes kunnen verre reizen maken en verrassingen zijn de wereld nog niet uit. Op een avond kreeg ik telefoon van een naburige duivenmelker uit Hooglanderveen. Hij hield  langeafstandsduiven maar kweekte ook Fuchsia’s en nou  had hij iets geks meegemaakt.
’Op de stengel of stam van mijn fuchsia’s groeien  vreemde plantjes. Ze hebben geen blaadjes. Er zitten allemaal draadjes met  heel kleine bloempjes omheen gestrengeld, om de fuchsia’s, bedoel ik’, zei hij.
’En wat heeft dat  in vredesnaam met  jouw duiven te maken’, onderbrak ik mijn beller.
 ’Wacht maar dat komt straks’, lachte die.

 Hij had, vervolgde hij, eerst een paar fuchsia potten met dat rare onkruid mee naar een avond van de Fuchsiavereniging genomen…. maar daar dachten de leden dat het een besmettelijke kwaal was. Als dat zo was, konden hun kostbare kampioensplanten de ziekte wellicht ook krijgen. 
Er vielen dan geen fuchsia sterren te verdienen. Je kunt met je hotel een ster verdienen en Fuchsiakwekers kunnen dat ook! Nee, die Fuchsiafanatiekelingen van zijn club maakten hem ook niet wijzer. Omdat hij  ook geabonneerd was op de Bellenbode; het Fuchsiamagazine zullen we maar zeggen, vroeg hij daar om raad

De deskundige die dat blad daarna in de arm had genomen, kwam met de verrassende mededeling dat ‘t gekke plantje dat  z’n fuchsia’s omhelsde of liever gezegd in de worggreep hield, duivelsnaaigaren of warkruid heette. Het bloemetje was een parasiet en zou zijn gastheer op den duur verstikken.
Dat duivelse naaigaren groeide voornamelijk op heide, brem en wilde tijm en was nog nooit bij potplanten gesignaleerd.

’En  ik zal je nu uitleggen wat mijn duiven  er mee te maken hebben’, zei de man uit Hooglanderveen.’ Als ik het duivenhok schoonmaak, gooi ik de mest op een hoop. Die meng ik met tuinafval en konijnenkeutels, want konijnen heb ik ook.  Door de compost die dat oplevert doe ik een zak tuinaarde. Zo krijg je dus goeie potgrond. Maar mijn duiven moeten zaadjes van dat duivelsnaaigaren hebben gegeten en  die zijn via de mest bij de fuchsia’s beland.’
‘Wat doen jouw duiven dan ergens op een grote stille heide’, vroeg ik.

‘Die deskundige had nog wat interessants’, ging   hij onverstoorbaar door,’dat duivelsnaaigaren van mij was een zeldzaamheid, want het was van een soort dat in Nederland nooit voorkwam. 
Nee, die zaadjes kwamen uit  Spanje of Zuid Frankrijk Mijn duiven hadden ze op hun thuisreis van Barcelona of Sint Vincent meegenomen.’
‘Ja, het kan raar lopen in de wereld, dan heeft dat zaad een hele afstand afgelegd,’zei ik.
 ‘Dat kan wel zijn maar het is geen reclame voor mijn duiven. Het is toch niet de bedoeling dat ze al direct na een lossing ergens op het land gaan scharrelen in plaats van regelrecht naar huis te vliegen,’ mopperde onze fuchsia – duivenman.
‘O ja, voor ik het vergeet’, bromde hij,’ dat warkruid moet ook nog geneeskrachtig zijn, volgens die plantenprofessor. 
Dat Duivelse onkruid is darmgas verdrijvend; galdrijvend, laxerend en wond reinigend. Ik hoop dat m’n duiven er wat aan gehad hebben’, besloot hij
©.c.u.
(het verhaal heb een jaar geleden, begin 2011 ook op mijn algemeen  Binnenparkweblog geplaatst; ik denk dat het hier op  mijn speciale duivenafdeling ook een plek moet hebben)

zondag 4 maart 2012

Duif op de mat



Sommige duiven hebben sterallures. Ze willen dat je de loper voor ze uitlegt. Clubgenoot Gerard had zo’n duif. Ze wilde beslist niet via klep en superval. Thuiskomend van een snelle vitesse met een vroege prijs op zak, dook ze in de tuin, paradeerde voor het hok en Gerard moest zich haasten om de deur voor de dame te openen. 
Vanaf dat moment heette ze’ De Deurloper’  Via clubgenoot Mees, een eenvoudige jongen met naamloze duiven in die tijd, had Gerard de duif verkregen. 
Mees kende geen deurproblemen, dus erfelijk was de kwestie zeker niet. 

De afgelopen twee jaar kocht ik voor een appel en een ei twee jongen uit die succesvolle deurloper. Dat werd een flop. Ze gingen niet via de deur, vlogen wat prijzen en bleven achter op vluchten met mooi weer. 
Deze geschiedenis herinnerde ik mij toen mijn langste zoon vorig week met een kokosmat  kwam. Hij is begeleider op  ’s  Heerenloo – Midden Nederland, een Zorgcentrum voor mensen met een verstandelijke beperking. En Arie,een collega van hem, is duivenman. Tegen hem schept hij op over de prestaties van zijn vliegende vader. 

Als dank voor die duivenbabbels liet Arie, Dirk, een van zijn pupillen een mooie deurmat met  blauwe duif in de matterij vlechten. Ik was verrast en legde de kokosmat  bij de keukendeur. 
Zo door de week krijg ik vaak achterom melkers op de koffie.

Gespannen wachtte ik op hun reacties. Ze moesten tenslotte  hun voeten aan een duif afvegen. De eerste was Gerard. Hij liep gewoon door, deed of er geen mat te zien was en bestelde koffie.
’Ga eens terug’, zei ik,’is je niks opgevallen?’
‘Ja ja,’reageerde hij,’ een duif op de mat: daar zit wel handel in!
C.U.

donderdag 1 maart 2012

Alleen in het donker



Vroeger gaf ik wel duiven mee aan mijn zoons die in Midden Nederland in het Groen werkten. 
Plaats en tijdstip van lossing waren een verrassing. Van tevoren stond de werkplek niet vast. Ze hadden nog geen mobieltje om Pa te bellen. 
Dat waren opleervluchten met onverwachte aankomsten. Twee keer ging alles goed, daarna was het mis. Ik stond heel de dag op de uitkijk; er meldde zich geen duif.

’s Avond belde ik mijn jongste zoon. Hij zat te genieten van kruimige aardappels, andijvie met gehaktballen en, ach ja, hij had de duiven totaal vergeten. Die stonden nog met de mand in de donkere kofferbak van zijn oude blauwe Mazda.  Aan de auto had hij gesleuteld. Het ding was gewassen en gepoetst. En aan de duiven in de bagageruimte had geen haar op zijn hoofd meer gedacht.Hij zou  mijn gevleugelde vrienden wel thuisbrengen.
We zijn allemaal wel eens verstrooid of vergeetachtig. Daar hoef je niet oud voor te zijn. Maar als jonge mensen hun kop er niet bij hebben, krijg je dat soort dingen. Het zijn tenslotte hun duiven niet.
‘Helemaal niet meer aan gedacht, Pa. Sorry hoor!’
Na dit voorval lapte ik zelf weer   duivinnen of doffers.

Het gebeurt vaker dat duiven onbedoeld aan hun lot overgelaten worden. Clubgenoot Johan  had zo’n dom verhaal. 
Eind november ging hij zijn jonge duiven scheiden. Ze  kwamen op het grote hok bij hun volwassen soortgenoten. Het jonge duivenhok werd leeggemaakt, de voer – en drinkbakken werden omgedraaid. De zwart geschilderde verduisterramen gingen dicht en binnen begon de lange winternacht. 
Ruim een week later kreeg  onze Johan griep; hij had pijn in z’n kop en de keel  deed zeer. Met hese stem gaf hij Loes, zijn jonge vrouw, instructie hoe te zorgen voor zijn kostbare kampioenen en kwekers.

’Bij de jonge duiven hoef je niks te doen, dat hok staat leeg’, kuchte hij. Maar Loes luisterde  met een half oor en opende per abuis de jongeduiven  deur. 
Uit het donker kwam een duif naar de omgekeerde drinkbak, gevolgd door nog een duif. Een koppeltje dat een week lang zonder eten en drinken had gezeten.
’Ik had ze over ‘t hoofd gezien’, zei Johan. ‘En weet je wat het gekke was.’
Ik schudde ‘t  hoofd.
’Ze zagen er perfect uit en hadden niks geleden. Zo zie je maar dat goeie gezonde duiven best tegen een stootje kunnen’
C.U.