woensdag 3 oktober 2012

Weg van de snelweg




Vandaag ben ik een beetje filosofisch. Een beetje fantaseren over  duiven kan geen kwaad.
Toen ik ruim 50 jaar geleden aan de postduif  raakte, was er over de manier waarop duiven hun weg zochten weinig bekend. Er zou een soort kompas zijn. Een stukje ijzer in hun koppetje dat  naar een noordpool wees. Hoe het precies werkte, bleef een raadsel.
Ik richtte m’n duiven op de fiets naar alle windstreken af; dat was  goeie leerschool. Van alle kanten  moesten ze thuis kunnen komen.  Op het weer lette ik niet zoveel.

Nu, een halve eeuw later, is ’t aantal theorieën groter geworden maar ‘t raadsel  niet kleiner. Een vage  deskundige denkt   dat een duif zijn hok ruikt. Een Brits filosoof gaat ervan uit dat de postduif door onzichtbaar elastiek naar huis getrokken wordt. Als de afstand te groot is, gaat de rek eruit en komt de kampioen maar moeilijk of helemaal niet thuis. Duiven maken behalve van het magnetisch veld  tevens gebruik van de zon.

Sinds kort kennen we de zgn. snelwegtheorie. Engelse onderzoekers hebben ontdekt dat duiven ‘t patroon van snelwegen, spoorlijnen en waterwegen  lijken te volgen. 
Natuurlijk zijn daar al de nodige grappen over gemaakt: mijn duif heeft de verkeerde afslag genomen, is op een rotonde blijven rondkarren, of de 88 was laat, want hij zat in de file.

Misschien is het niet zo gek  van die wegen. Onze duiven gaan toch  wekelijks met de container over de weg zuidwaarts , de meeste losplaatsen liggen aan hoofdroutes. In hun 3 – 5 jarige vliegleventje leggen ze gemiddeld, laten we zeggen,15 x per jaar dezelfde weg af. Als ze dat allemaal onthouden en zo een soort wegenkaart tot hun beschikking krijgen, wordt de conclusie van die Engelse wetenschappers wel  aannemelijker. In dat duivenhoofdje moet  dan ruimte zijn voor een vrij groot geheugen. 
Natuurlijk niet op de manier waarop mensen dingen onthouden, zien en herkennen. Voorlopig geef ik die Snelwegtheorie het voordeel van de twijfel.

Wat dat geheugen betreft: het gebeurt geregeld dat ze dat helemaal kwijt schijnen te zijn voor kortere of langere tijd. 
Aanvliegers of verdwaalde duiven die op mijn hok belanden geef ik meestal op. Ze komen bijvoorbeeld uit Steenwijk, Almelo, Hattem of een andere uithoek van het land. 
De liefhebber die je aan de telefoon krijgt, zegt: ’Ach meneer, hebt u zelf ook duiven. Als u het beestje een paar dagen zou willen verzorgen en dan loslaten zal het wel thuis geraken.’
Nou vergeet het maar, je laat ze los maar ze komen hardnekkig terug. Je neemt ze ten einde raad mee naar Almere, Woudenberg, Lelystad, Zwolle en zelfs Assen of Groningen, maar nog dezelfde of de volgende dag zitten ze weer op je hok in Amersfoort. Toegegeven: soms krijgen ze de geest en vertrekken op een dag met de Noorderzon. Dus hoe werkt dat geheugen bij een duif……..

Algemeen wordt aangenomen dat de duif gebruik kan maken van meer eigenschappen om z’n hok te vinden; zon, magnetisch veld,  geur en herkenning.
Een zintuig of vermogen dat weinig of niet benut wordt gaat achteruit. Als duiven zich veelvuldig op het wegennet concentreren door generaties lang een bepaalde  ideale vlieglijn te volgen, stompt een ander hulpmiddel misschien af. 
Het  soms trage verloop van  een onverwachte vlucht op de oostenlijn of vanuit het noorden wordt dan logisch. Immers  in dat deel van België en Nederland kent ons fladdervolkje het kaartbeeld niet. De duif moet dan bijvoorbeeld terugvallen op zijn magnetische trukendoos. Zogenaamde fondduiven komen dan vaak voorop. Zij zijn immers gewend aan onbekende streken en grote omwegen.

©c.u.


Geen opmerkingen: