Vandaag ben ik een beetje
filosofisch. Een beetje fantaseren over
duiven kan geen kwaad.
Toen ik ruim 50 jaar geleden aan
de postduif raakte, was er over de
manier waarop duiven hun weg zochten weinig bekend. Er zou een soort kompas
zijn. Een stukje ijzer in hun koppetje dat naar een noordpool wees. Hoe het precies
werkte, bleef een raadsel.
Ik richtte m’n duiven op de fiets
naar alle windstreken af; dat was goeie
leerschool. Van alle kanten moesten ze
thuis kunnen komen. Op het weer lette ik
niet zoveel.
Nu, een halve eeuw later, is ’t
aantal theorieën groter geworden maar ‘t raadsel niet kleiner. Een vage deskundige denkt dat een duif zijn hok ruikt. Een Brits
filosoof gaat ervan uit dat de postduif door onzichtbaar elastiek naar huis
getrokken wordt. Als de afstand te groot is, gaat de rek eruit en komt de
kampioen maar moeilijk of helemaal niet thuis. Duiven maken behalve van het
magnetisch veld tevens gebruik van de
zon.
Sinds kort kennen we de zgn.
snelwegtheorie. Engelse onderzoekers hebben ontdekt dat duiven ‘t patroon van
snelwegen, spoorlijnen en waterwegen
lijken te volgen.
Natuurlijk zijn daar al de nodige grappen over
gemaakt: mijn duif heeft de verkeerde afslag genomen, is op een rotonde blijven
rondkarren, of de 88 was laat, want hij zat in de file.
Misschien is het niet zo gek van die wegen. Onze duiven gaan toch wekelijks met de container over de weg
zuidwaarts , de meeste losplaatsen liggen aan hoofdroutes. In hun 3 – 5 jarige
vliegleventje leggen ze gemiddeld, laten we zeggen,15 x per jaar dezelfde weg
af. Als ze dat allemaal onthouden en zo een soort wegenkaart tot hun
beschikking krijgen, wordt de conclusie van die Engelse wetenschappers wel aannemelijker. In dat duivenhoofdje moet dan ruimte zijn voor een vrij groot geheugen.
Natuurlijk niet op de manier waarop mensen dingen onthouden, zien en herkennen.
Voorlopig geef ik die Snelwegtheorie het voordeel van de twijfel.
Wat dat geheugen betreft: het
gebeurt geregeld dat ze dat helemaal kwijt schijnen te zijn voor kortere of
langere tijd.
Aanvliegers of verdwaalde duiven die op mijn hok belanden geef ik
meestal op. Ze komen bijvoorbeeld uit Steenwijk, Almelo, Hattem of een andere
uithoek van het land.
De liefhebber die je aan de telefoon krijgt, zegt: ’Ach
meneer, hebt u zelf ook duiven. Als u het beestje een paar dagen zou willen
verzorgen en dan loslaten zal het wel thuis geraken.’
Nou vergeet het maar, je laat ze
los maar ze komen hardnekkig terug. Je neemt ze ten einde raad mee naar Almere,
Woudenberg, Lelystad, Zwolle en zelfs Assen of Groningen, maar nog dezelfde of
de volgende dag zitten ze weer op je hok in Amersfoort. Toegegeven: soms krijgen ze de geest
en vertrekken op een dag met de Noorderzon. Dus hoe werkt dat geheugen bij een
duif……..
Algemeen wordt aangenomen dat de duif gebruik kan maken
van meer eigenschappen om z’n hok te vinden; zon, magnetisch veld, geur en herkenning.
Een zintuig of vermogen dat weinig of niet benut wordt
gaat achteruit. Als duiven zich veelvuldig op het wegennet concentreren door
generaties lang een bepaalde ideale
vlieglijn te volgen, stompt een ander hulpmiddel misschien af.
Het soms trage verloop van een onverwachte vlucht op de oostenlijn of
vanuit het noorden wordt dan logisch. Immers
in dat deel van België en Nederland kent ons fladdervolkje het
kaartbeeld niet. De duif moet dan bijvoorbeeld terugvallen op zijn magnetische
trukendoos. Zogenaamde fondduiven komen dan vaak voorop. Zij zijn immers gewend
aan onbekende streken en grote omwegen.
©c.u.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten