Een mens maakt wat mee; een duif
ook. Natuurlijk niet altijd plezierige dingen. In de voorbije week kreeg ik een
telefoontje:’Meneer ik ben een jager en u vraagt zich misschien af hoe ik dit
nummer weet, maar dat heb ik onder een haviksnest bij Zwolle gevonden.’
‘Hoe heet U’, vroeg ik aarzelend, want ik had nog nooit een
jager aan de lijn gehad.
‘Klink’, klonk het antwoord,’net
als deurklink, kort maar krachtig.’
En de jager ergens bij de stad van de Peperbus aan
de IJssel vertelde verder dat hij vier ringetjes had: een knijpringetje met
daarop mijn telefoonnummer, een wat
dikker en groter ringetje, dat volgens zijn zoon wel eens zo’n moderne chipring
kon zijn, en twee voetringen.
Het waren duiven van 2005.
Hij had geen draad verstand van
postduiven en spelde maar moeizaam de nummers die ik noteerde. Die waren niet
van mij.
Het ging om 3 of 4 opgepeuzelde duiven, meende meneer Klink. Ik zei dat ik
hem dankbaar was dat ik nu wel wist dat
er een duif van mij was opgegeten door een roofvogel, maar dat het wel altijd
een raadsel zou blijven om welke duif het ging.
De ring die bij mijn
kippenringetje hoorde, kon best nog in het nest liggen, meende onze jager.
’Klim dan even in die boom en ga hem voor mij halen’,
grapte ik. Dat leek hem geen goed plan. We filosofeerden telefonisch nog wat
voort over hoeveel duiven op jaarbasis wel in de grijpgrage klauwen van Haviken
kwamen en over het feit dat jagers en duivenmelkers eigenlijk tegengestelde belangen hadden.
‘Wij eten ze op en jullie spelen er mee’, lachte Klink.
‘Éten!’, vroeg ik. Hij bedoelde houtduiven, natuurlijk. Roofvogels zouden per
nest op jaarbasis gemakkelijk 30 a 40 duiven consumeren. Hij had een collega -
jager die uit een soort liefhebberij die ringen verzamelde. De man had er
honderden.
’Ik weet niet wat hij daar nou aan vindt’, besloot mijn beller.
Ik beloofde dat ik de eigenaars van de gesneuvelde jonge
duiven zou opbellen. Waar ik woonde wilde hij
tenslotte nog weten. Dat dat Amersfoort was, verwonderde hem in hoge
mate. Potstauzend! Wat deed zo’n duif zo
ver van huis!
Op een Zondagmiddag daarna
belde ik de eigenaars van de onfortuinlijke vogels. De eerste duif kwam uit
Lemele. Die was volgens de liefhebber
het weekend daarvoor van de vlucht niet thuis gevlogen.
De tweede was geboren
in Vriezenveen. Zijn of haar baas reageerde laconiek en verbaasd toen ik belde en
vertelde dat de ring van z’n duif onder een haviksnest bij Zwolle lag.
‘Ik ben die postduif al lang kwijt en ik hoop dat
het hem gesmaakt heeft, die havik’, bromde hij.
C.U.
4 opmerkingen:
interessant zo'n inkijkje...vanmorgen vlogen er wel 20 houtduiven uit de eik voor het raam. hun silhouet zal gelijk zijn aan de postduif...(?)....ja haviken zijn hier ook....
groetjes....
Nee hoor Annet hun silhouet is niet hetzelfde en ook de manier van vliegen is anders
Als ik een havik was ging ik voor de houtduif, daar zit toch meer vlees aan dan aan een postduifje...;o)
Dat lijkt maar zo Jan want een houtduif is meer veren dan vlees, als je wel een houtduif en een postduif in handen heb gehad merk je dat verschil
Een reactie posten