'Duif is dood,meneer'
Wie kent niet deze
hulpeloze woorden van de heer Bemelmans uit de bekende conference van Toon
Hermans, als de onfortuinlijke goochelaar eindelijk zijn act mag spelen.
Ik moest daar aan denken toen
iemand uit Harderwijk mij opbelde en zei:’ Meneer ik heb hier een pootje van
een duif met een ring en daarop staat uw telefoonnummer.’
‘Waar hebt U dat pootje
gevonden,’ vroeg ik.
’ In een weiland, in de
polder, de duif lag er niet bij, die zal wel dood zijn, misschien opgevreten
door een roofvogel,een slechtvalk of zo’,hoorde ik aan de andere kant van de
lijn.
‘ Dat niet onmogelijk,’
gaf ik toe,’ maar als een duif met grote snelheid tegen een draad vliegt,
snijdt hij z'n poten eraf; 't kan zijn dat ze nog leeft.’
Ik bedankte de beller
hartelijk, nu wist ik tenminste wat er met een van mijn doldrieste jonge duiven
was gebeurd.
Ik werd wel vaker met
gewonde en dode duiven geconfronteerd. Op de school waar ik les gaf, beschouwden
ze mij als deskundige op het gebied van duiven en alles wat verder nog vleugels
had sinds bekend was geworden dat ik er
postduiven op na hield.
Collega's en leerlingen
vonden dat maar een vreemde liefhebberij en er werden allerlei grappen en domme
opmerkingen gemaakt. Alleen conrector V. die vroeger met Kees Verkerk en Ard
Schenk ook wat triomfen mocht op het ijs vieren, stelde relevante vragen over
training, conditie, verzorging en de te vliegen afstanden, de rest van het
docentenkorps gedroeg zich imbeciel. Vooral als ze hoorden hoeveel duiven ik had
- zeventig of tachtig - begonnen ze dwaas te lachen en informeerden bezorgd
naar de hoeveelheid stront en wat mijn buren wel van mij dachten. Ik had het al
lang opgegeven om iets over mijn mooie hobby te vertellen; ze begrepen er
doorgaans toch niks van.
Soms nam een van die
leraren een duif mee naar school; het beest was gevonden of ze hadden het hier
of daar gepakt. Zo'n diertje bivakkeerde dan in een kartonnen doos met een paar
gaatjes en had een bakje water en een plak brood naast zich. Het water had zich
al door de hele doos verspreid en dat een duif in het donker niet aan een snee
brood begon, kwam niet bij de zorgzame duivenredder op.
‘Je moet hem de volgende
keer een mes en vork er bijdoen’, zei ik tegen collega Duits of wiskunde. Ik nam
het slachtoffer mee naar huis en beloofde er goed voor te zorgen; ik zou de
eigenaar opsporen en de eerlijke vinder kreeg bericht en misschien een beloning,
want postduiven waren toch veel geld waard.
Tijdens een ochtendpauze
in mei of april stonden er een paar meisjes bij de deur van de docentenkamer.
Ze moesten mij hebben.
‘ Meneer, we hebben een duif gevangen, hij kan
niet meer vliegen, misschien is hij tegen 't raam gevlogen; hij is bij Liesbeth
de assistente van de biologieleraren.’
‘ Als jullie hem gepakt
hebben, dan is het vast niet zo best met de duif,’ zei ik de 3havomeisjes.
In het kabinet naast het
biologielokaal stond een doos met een deksel. Daarin zat een grote houtduif met
een beetje water en wat broodkruimels..
’ In het donker kan een
duif niet eten,’ deelde ik Liesbeth mee.
Ik pakte de vogel die zich niet verzette.
Het dier was broodmager;
ik gooide hem een eindje omhoog om de vliegcapaciteiten te testen. Als een blad
papier dwarrelde de wilde duif naar de grond. Ik keek in de bek van het beest;
er kwam een afschuwelijke stank uit: de keel en de krop zaten vol met gele
kaasachtige brokken.
‘Ik maak hem dood,’ zeg ik resoluut tegen
Liesbeth,’ dit dier is doodziek en wordt nooit meer beter.’
’ Moeten we dan niet naar
de dierenarts,’ vroeg ze ontsteld,’
’ Wil jij de rekening
betalen,’ reageerde ik .
’ Ik wil dat niet zien
hoor,’stamelde ze en ze rende hetbiologie kabinet uit.
’ Kom maar terug,’ riep
ik,’ het is al gepiept!’
Nu wou ze weten hoe ik die
euthanasie had gepleegd, maar ik had weinig of geen zin om tekst en uitleg te
geven; dat gaf maar gezeur.
Toen ik wat later na het
vijfde lesuur temidden van dringende leerlingen over de bovengang liep, hoorde
ik een kreet:’ Heb jij die duif doodgemaakt?’
Het was Anneke, de
biologielerares.
Geprikkeld zei ik:’
Schreeuw niet zo hard, mens, moet de hele school dat nu weten.’
Gelukkig had niemand haar
opmerking gehoord, want je had zo een nieuwe bijnaam. Het leek me geen pretje om
als Cor de duivenkiller,door het schoolleven te gaan.
©.c.u.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten