Sinds mijn kennissen weten dat ik postduiven heb, brengen ze knipsels over duiven mee, hebben gekke verhalen en vragen of geven me dingen die met de duif te maken hebben. Zo ben ik inmiddels in het gelukkige bezit van een tortel van gips en een plastic houtduif op een stokje, een oude langspeelplaat, met bijvoorbeeld;”Daar komt miene Witpen an” en voor de kerst glazen vredesduifjes die aan dunne draadjes in de top van de kerstboom kunnen rondfladderen.
Ik kreeg boeken met duiventitels zoals: “Een kat tussen de duiven” van Agatha Christie en “ De Zaterdagvliegers” van Maarten het Hart.
En iemand die ik voor een etentje uitnodigde had voor mij op de Zwarte markt in Beverwijk een zilveren hoedenspeld met drie duifjes gekocht. Ik vond het een aardig gebaar, maar ik draag geen hoed en de duiven worden zwart als je ze niet regelmatig poetst. Die van het speldje meen ik!
Nu had ik de speld natuurlijk aan duivenkennis Herman met zijn onafscheidelijke hoedjes kunnen schenken. Hij draagt elke dag ander doppie op zijn kop en slaapt er waarschijnlijk ook mee, want hij was helemaal van slag toen laatst op het duivenkampioensfeest iemand zijn hoed gestolen had.
Omdat de speld lang en scherpgepunt is heb ik dat gevaarlijke wapen zelf gehouden, want Herman is al behoorlijk oud en verstrooid. Je weet maar nooit; een ongeluk zit in een klein hoekje! Bovendien met hem gebeuren de meest bizarre zaken. Een tijdje terug toen hij weer eens helemaal toeter was, deed hij zijn kunstgebit uit.
De volgende morgen had zijn hond die prothese opgepeuzeld. Herman belde zijn lijftandarts met de vraag wat nou te doen. Die tanden- en kiezen- goof zei hou de hondenpoep maar in de gaten Misschien kunnen we de stukjes weer aan elkaar lijmen Dan is de boel zo gepiept, kun jij weer lekker kauwen. Kortom Herman kon niet de aangewezen man voor scherpe spelden zijn.
Maar ik kreeg nog meer duifgerelateerde geschenken. Hein, een leraar handvaardigheid van mijn school kwam na een vakantie in Indonesië aanzetten met een fluitje voor duiven. Niet voor mij bedoeld om op te blazen en de thuiskomende duiven binnen te loodsen, nee, de duiven konden er zelf mee fluiten. Het was een beschilderd stukje rotan, iets wat op kurk leek, en vreemd gevormde veiligheidsspeld.
‘Kijk’, zei mijn collega,’met dit speldje maken de jongens in Indonesië zo’n fluit vast boven op de staart van een duif en als hun doffers en duivinnen rondvliegen hoor je een fluitend geluid.’
‘Dat geeft een hoop herrie, als al mijn duiven piepend rondvliegen,’ reageerde ik, ‘en hoe weet je nou dat die fluitende duif van jou is en niet van een buurman- duivenmelker?’
Hij keek mij verbaasd aan:’Waar is dat nou goed voor; het is toch gewoon voor de gein.’
‘Ik zie ze bij ons op de club al grote ogen opzetten als ik mijn duiven met zo’n fluitje op hun staart inkorf,’ zei ik,‘’ze vliegen dan fluitend over Frankrijk en Belgje naar Amersfoort.
Hein schudde zijn hoofd. ‘Die jongens op Java hebben gewoon duiven voor de lol, dat zijn geen duivenmelkers zo als jullie.’
‘Bovendien is een postduif met zo’n stuk kurk op z’n rug minder snel; dat kost snelheid en zo winnen ze nooit de 1e prijs’ mopperde ik.
Hein lachte. ‘Jaja, als ik jou was zou ik die beesten een flitspak aantrekken en er strips opplakken net als bij onze schaatsers op de sprint.’
‘Kurk hoort op een fles’, reageerde ik, je weet dat ik van wijntje en trijntje niet vies ben.’
Mijn collega zei: ‘Het kost ze niks, die liefhebbers in Indië, bedoel ik, en het heeft verder geen betekenis. Het is trouwens bamboe en geen kurk. Het is gewoon een fluitje van een cent. Ben je er niet blij mee?’
Tekst en foto’s ©c.u
Geen opmerkingen:
Een reactie posten