‘Hoe ver is mijn heide’, een zin die opeens in m ’n kop speelde, ergens in de nacht; ik lag weer eens wakker.
Het was een regel uit een lied dat mijn zuster, nu mevrouw Dunnebacker, en ik meer dan 50 jaar terug ontroerd tweestemmig zongen. Het refrein ; hoe ver is mijn heide, drie x en de laatste maal met een uithaal.
Ik wist hoe ik ten naaste bij op dat middernachtelijk uur bij woorden als ver en afstand belandde. Op de duiven- inkorfavond waren sommige duivenmannen wat boos omdat onze duiven in ongeveer drie weken van 200 naar 600 km gingen. Pommereuil, Sint Quentin, Mantes La Jolie en Salbris; dat waren veel te grote stappen meenden Gerard en Gerrit.
Ik vond dat onzin; een duif had immers geen idee van tijd en afstand.
‘Denken jullie nou heus’, zei ,Marinus onze lange afstandvlieger,’dat een duif op de losplaats in Orleans bij zichzelf denkt; mijn lieve hemel, wat ben ik een roteind van huis!’
Remco die genoot van een ijskoele chocomel, deed bedachtzaam zijn duit in ’t zakje :’Nee Gerrit een postduif draagt geen horloge en doet het zonder kilometerteller.
Een verhitte discussie ontbrandde terwijl we ons volgoten met Spa rood, Cassis, Jus d’orange en Bitter lemon.
Alleen Gerrit dronk jenever; hij vond van 300 naar 600 km toch wel al te bont .
En zo kwam het dat ik in het holst van de nacht opeens aan een kinderliedje dacht.
‘Op de grote stille heide dwaalt de herder eenzaam rond wijl zijn witgewolde kudde trouw bewaakt wordt door de hond.’
Schaapjes tellen en in slaap sukkelen was de dieptestructuur van mijn gedroom. Hoe ver was mijn heide. Nou niet om de hoek. Ja,schapen compleet met herder en hond zag je wel bij ons in het Stadsplantsoen, het Waterwingebied of de Stadwei van Kattenbroek. Daar vraten ze als levende gazonmaaiers alles kort en klein. Telkens verhuisde zo’n kudde naar een andere locatie in de Gemeente.
Niks heide en ver; gewoon dichtbij huis naast de deur. Nog recentelijk zag ik zo’n authentieke herder met beesten op een sterk glooiende helling aan de voet van de Amersfoortse wolkenkrabber langs de A1 tegenover de afslag Spakenburg. Zijn witgewolde kudde verrichtte halsbrekende toeren om ook op de moeilijkste plekken het groen te millimeteren.
Toch niet zo’n gek idee: schapen in plaats van grasmachines, bos- en gazonmaaiers; veel goedkoper en minder lawaaierig.
Afgezien dan van die stinkschapenkeutels. Met die gedachte viel ik terug in slaap en vertrok naar dromenland. Mijn verre heide was het onbereikbare Nergenshuizen. Ik moest het doen met een park, een speelweide of een groenstrook: bepaald geen biotopen om sentimentele liedjes bij te zingen.
© c.u.
2 opmerkingen:
Ook veel mooier en per definitie rustiek.
Prachtig, Cor ! Nooit gedacht dat de wereld van de duivenmelker zo boeiend kon zijn...;o)
Een reactie posten