Ouwe Kees met zijn vriendin |
Duivensport
is goed voor je aardrijkskundige kennis. Je duiven verdwalen of maken ergens een tussenlanding en je
krijgt uit alle hoeken en gaten bericht. Zo is
er een duif van mij ooit
terechtgekomen in Moddergat. Ik dacht dat de man aan de telefoon een grapje
maakte, maar hij gaf mij te verstaan dat
zijn duivenhok aan de Friese kust bij de
Lauwerszee lag.
Het was de 196 ,en rooie
jonge doffer uit mijn vale 029. Dat was niet de slechtste van mijn hok. Ik
vroeg of de Noordelijke liefhebber de duif mooi vond en of hij hem misschien
wel wilde hebben.
Dat was niet geval. Hij was niet onder de indruk van de
prestaties die mijn vale geleverd had. Ik zei dat het toch wel bliksem ver was van mijn Amersfoort naar zijn
Moddergat, maar ik beloofde dat ik alles in het werk zou stellen de ontspoorde
vogel terug te halen.
Na
het gesprek zocht ik in de computer met behulp van het programmaatje Route 66
op wat de snelste weg naar mijn gestrande Rooie doffer was. De kortste weg ging
via Zeewolde, Lemmer, Joure, en Terhorne over een afstand van 183 km en
dat kostte volgens de computer f 27,06 en dan moest ik natuurlijk nog terug.
Ik
piekerde er niet over naar de Friese kust af te reizen. Ik belde nog vergeefs
een neef in Groningen of die even voor mij een duifje wilde oppikken ergens
achter Buitenpost en Visvliet
Daarna
toetste ik het nummer van de Moddergatse liefhebber en verzocht hem vriendelijk de duif na enkele
dagen rust los te laten.
“Dat
dier komt nooit weer thuis,” bromde die
in de hoorn, maar als U denkt dat het zin heeft, ben ik de beroerdste niet,
Holland is ook wel erg ver weg!”
Een
dag of tien later was er telefoon uit Gorredijk. Mijn duif was op de goede weg.
Nu was het een kwestie van tijd. Ik kreeg een goedlachse wat verkouden duivenmelker aan de haak .
“Het
is een hele knappe jonge duif uit een van mijn goudklompjes,” riep ik
enthousiast. Op de achtergrond in Gorredijk klonk veel gepraat en gelach. Het
leek wel of er uit een kroeg gebeld werd.
“Stuur
me dan het eigendomsbewijs maar, hoestte de opvanger,” als het tegenvalt kan ik
het beestje altijd nog in de soep stoppen.” Fryslan boppe¼er
gaat niets boven Friesland, dacht ik. Wel jammer dat die slome neef uit
Groningen te beroerd was om even in zijn auto te springen.
Ik
kreeg het adres en het telefoonnummer. De liefhebber zou me op de hoogte houden
van het wel en wee van de jonge roodkras. Het eigendomskaartje en een haastig
geschreven stamboom gingen in een envelop.
Datzelfde
jaar doken nog duiven van mij op in Boxmeer, St Jansklooster, Epse, Hattem,
Geertruidenberg en Terheide aan Zee.
Later had ik soms wel mijn twijfels of het niet beter was
geweest de 196 op te halen, want uit de 029 kwam nog de 785 en dat werd een hele goeie meerdaagse
fonddoffer. Hij kreeg de bijnaam Ouwe Kees en werd 17 jaar.
Wie weet vloog die
duif daar in Friesland wel de sterren van de hemel ,de pannen van het dak en gaf de vogel geweldige nakomelingen.. Van die
vrolijke man uit Gorredijk echter werd
sindsdien niets meer vernomen.
Cor
Uitham
Geen opmerkingen:
Een reactie posten