meestal is er ander bezoek dat komt duiven letten en dat betekent lang wachten en er komt dan vaak niks |
Bij alles wat zich rond de duivensport afspeelt, blijft men zich verbazen. Zo werden we bij het inkorven eens gestoord door een fors gevormde huisvrouw die kwam informeren of haar wasgoed veilig aan het balkon kon drogen met die duiven in de buurt. Ons clubgebouw staat op een royale afstand van twee flats. Ze woonde er nog niet lang. De buurman had gezegd dat er iets met duiven was en ze had gedacht: daar is stront aan de knikker, zei ze tegen Teus en Toon. Die keken naar de lucht en deden of ze niks gehoord hadden. Wim, onze actieve voorzitter, legde echter geduldig uit dat onze duiven de volgende dag in Noord Frankrijk gingen vliegen.
Mees deed een verhelderende duit in het zakje en zei:”
Duiven die vliegen poepen niet, dat doet u toch ook niet, mevrouw, als U een
stukje gaat joggen of zo!”
We krijgen vaker bezoek .Soms
staan kinderen op eerbiedige afstand toe te kijken. Tegen hen maken de meeste
duivenmannen domme grapjes of ze brommen
dat ze in de weg lopen. Een enkele keer krijgt een volwassene
uitgebreid uitleg. Kortom aan het
promoten van de duivensport wordt weinig gedaan.
De chauffeur van de
duivenwagen neemt vaak jonge vriendinnen mee op zijn rondrit langs de lokalen.
Succes verzekerd, want bij de bar sloven de duivenkerels zich geweldig uit. Iedereen
voert het hoogste woord. Zelfs 65- plussers gaan hanig doen.
In het najaar was daar tijdens het inkorven voor Laon onverwacht een Nederlandse duivenmelker uit Zweden Vroeger woonde hij in het achterland van Amersfoort en hij was in 1952 lid geweest van de Snelpost Hij heette Nico. Nu was hij met vakantie in Holland, keek gretig om zich heen en vroeg veel!
Bij ’t elektronisch
constateren, schudde hij zijn hoofd. Dat
mocht niet in het land van Knäckebröd en ABBA
“Kijk,” zei Peter,” het
pootje piept”, en hij hield een roodkras met de ring in de holte van de inkorf
antenne. Hij kon er niet om lachen. Mees wees naar het display, het raampje van
de moderne klok en zei: ”Kijk, nu zie je hier het ringnummer. De Zweedse
Nederlander of Nederlandse Zweed riep:’ Voor mij hoeft het niet, dat is geen
duivensport. Jullie hebben het te gemakkelijk!’ En hij liep naar de ouderwetse
ringentang bij de andere inkorftafel.
“ Tot hoe oud mag een duif
vliegen”, hoorde ik hem wat later buiten
aan Jan en Marinus vragen. Ze keken hem
overdonderd aan.
“ Nou,” aarzelde Jan, “ als
ik een winterjong duif een oude ring omschuif, kan ik die probleemloos met de
oude-duiven vluchten meesturen.
“Nee,” zei Nico,” dat bedoel ik niet. In Zweden mogen
duiven tot hun zevende jaar meedoen aan
wedstrijden. Dan gaan ze met pensioen, dat moet van de
Dierenbescherming.”
“Dat zijn dus
50-plussers met vleugels, “lachte Marinus.
Er kwamen meer details. Men mocht per vlucht als liefhebber maximaal 9 duiven meezenden.
Aan het begin van het seizoen moest je
opgeven aan welke concoursen je wilde
meedoen en de vracht moest vooraf betaald worden. Hij woonde in Midden Zweden en
reed met zijn auto 220 kilometer naar het Noorden naar het inkorflokaal om zijn
duiven in te manden. Daarna weer terug en de dag na de vlucht nog eens
diezelfde reis voor het klokafslaan. Er waren in Zweden ongeveer 900
duivenmelkers.
“Wij hadden laatst op St.
Ghislain 900 duiven mee,” zei Jan
“en als ik zulke einden moest om ze weg
te brengen, stopte ik.”
Marinus glunderde: “Erg
handig, dan kan ik mijn portduiven bij het inkorven al vrij laten. Iedere week
een trainingsvluchtje van 200 kilometer.”
Met Jan sprak onze Zweedse
vriend af de volgende dag de duiven van Laon te begroeten. Bij Marinus zag
hij dat niet zitten. Die maakte rare grapjes. Onlogisch was dat niet Hij begreep sommige woorden verkeerd, vatte
dubbelzinnige opmerkingen niet, want hij was al zo lang uit Nederland weg.
Bij het klokkenlichten was hij weer present. Hij had het naar de zin
gehad, had veel geleerd. Jan vertelde tenminste veel!
Ik vroeg of ze ook
overnachtfond deden, meerdaagse vluchten verduidelijkte ik. “O jazeker,” riep
hij enthousiast. Hun duiven vlogen van
alle windstreken ook uit het buitenland. Hij scheurde een blaadje uit zijn
agenda, schetste ruw de omtrekken van Zweden en zei:” Ik ga eerst naar het
lokaal, dan moeten de duiven nog naar het aanvoerpunt in het westen en daarna
per trein naar Lulea in het Noorden en
daar worden ze om 2uur ‘s nachts gelost.”
“Ja, antwoordde ik,” daar
wordt het zomers niet donker.”
“ En dan vliegen ze met licht
mee naar huis,” vulde hij aan.
“Dat is geen echte
overnacht,” bromde ik
Die Dierenbescherming”, begon
hij weer,” vindt dat ze te lang onderweg zijn en nu vervoeren we ze door de
lucht.” “Kijk”, hij wees naar de tekening,’ nu gaan ze van dit aanvoerpunt naar Zuid Zweden naar de andere duiven,
vliegen dezelfde route weer naar Lulea. Belachelijk toch!” Hij schudde het hoofd
Ik vroeg zijn adres. Vakantie
in Nederland beviel hem wel. Bij een viskraam had hij Kibbeling gekocht. Dat
hadden Jan en hij gegeten tijdens het letten op de duiven. Dat was wel lekker,
Kibbeling! Dat kende hij nog niet.
Cor Uitham
Geen opmerkingen:
Een reactie posten