woensdag 15 januari 2014

Zweeds bezoek



meestal is er ander bezoek dat komt duiven letten en dat betekent lang wachten en er komt dan vaak niks


Bij alles wat  zich  rond de duivensport  afspeelt, blijft   men zich verbazen. Zo werden we  bij het inkorven eens gestoord door een  fors gevormde huisvrouw die  kwam informeren of  haar wasgoed veilig aan het balkon  kon drogen met  die duiven in de buurt. Ons clubgebouw staat op een royale afstand  van twee flats. Ze woonde er nog niet lang. De buurman had gezegd dat er iets met duiven was en ze had gedacht: daar is stront aan de knikker, zei ze tegen Teus en Toon. Die keken  naar de lucht en deden of ze niks gehoord hadden. Wim, onze actieve voorzitter, legde echter geduldig uit dat onze duiven de volgende dag in Noord Frankrijk gingen vliegen.

Mees deed  een verhelderende duit in het zakje en zei:” Duiven die vliegen poepen niet, dat doet u toch ook niet, mevrouw, als  U  een stukje gaat joggen of zo!”
We krijgen vaker bezoek .Soms staan   kinderen  op eerbiedige afstand  toe te kijken. Tegen hen maken de meeste duivenmannen domme grapjes of ze brommen  dat ze in de weg lopen. Een enkele keer krijgt een volwassene uitgebreid  uitleg. Kortom aan het promoten van de duivensport wordt weinig gedaan.
De chauffeur van de duivenwagen neemt vaak jonge vriendinnen mee op zijn rondrit langs de lokalen. Succes verzekerd, want  bij de bar  sloven de duivenkerels zich geweldig  uit. Iedereen  voert het hoogste woord. Zelfs 65- plussers gaan hanig doen.

In het najaar was daar tijdens het inkorven voor Laon  onverwacht een  Nederlandse duivenmelker uit Zweden Vroeger woonde hij in het achterland van Amersfoort en hij was in 1952 lid geweest van de Snelpost  Hij heette Nico. Nu was  hij  met vakantie in Holland, keek  gretig om zich heen en  vroeg veel!
Bij ’t elektronisch constateren, schudde hij  zijn hoofd. Dat mocht niet in het land van Knäckebröd en ABBA
“Kijk,” zei Peter,” het pootje piept”, en hij hield een roodkras met de ring in de holte van de inkorf antenne. Hij kon er niet om lachen. Mees wees naar het display, het raampje van de moderne klok en zei: ”Kijk, nu zie je hier het ringnummer. De Zweedse Nederlander of Nederlandse Zweed riep:’ Voor mij hoeft het niet, dat is geen duivensport. Jullie hebben het te gemakkelijk!’ En hij liep naar de ouderwetse ringentang bij de andere inkorftafel.

“ Tot hoe oud mag een duif vliegen”, hoorde ik hem  wat later buiten aan  Jan en Marinus vragen. Ze keken hem overdonderd aan.
“ Nou,” aarzelde Jan, “ als ik een winterjong duif een oude ring omschuif, kan ik die probleemloos met de oude-duiven vluchten meesturen.
“Nee,” zei  Nico,” dat bedoel ik niet. In Zweden mogen duiven tot hun zevende jaar meedoen aan  wedstrijden. Dan gaan ze met pensioen, dat moet van de Dierenbescherming.”
“Dat  zijn dus  50-plussers met vleugels, “lachte Marinus.
Er kwamen  meer details. Men mocht per vlucht  als liefhebber maximaal 9 duiven meezenden. Aan het begin van het seizoen  moest je opgeven  aan welke concoursen je wilde meedoen en de vracht moest vooraf betaald worden. Hij woonde in Midden Zweden en reed met zijn auto 220 kilometer naar het Noorden naar het inkorflokaal om zijn duiven in te manden. Daarna weer terug en de dag na de vlucht nog eens diezelfde reis voor het klokafslaan. Er waren in Zweden ongeveer 900 duivenmelkers.
“Wij hadden laatst op St. Ghislain  900 duiven mee,” zei Jan “en  als ik zulke einden moest om ze weg te brengen,  stopte ik.”

Marinus glunderde: “Erg handig, dan kan ik mijn portduiven bij het inkorven al vrij laten. Iedere week een trainingsvluchtje van 200 kilometer.”
Met Jan sprak onze Zweedse vriend  af de volgende dag de  duiven van Laon te begroeten. Bij Marinus zag hij dat niet zitten. Die maakte rare grapjes. Onlogisch was dat niet  Hij begreep sommige woorden verkeerd, vatte dubbelzinnige opmerkingen niet, want hij was al zo lang uit Nederland weg.
Bij het klokkenlichten  was hij weer present. Hij had het naar de zin gehad, had veel geleerd. Jan vertelde tenminste veel!
Ik vroeg of ze ook overnachtfond deden, meerdaagse vluchten verduidelijkte ik. “O jazeker,” riep hij enthousiast.  Hun duiven vlogen van alle windstreken ook uit het buitenland. Hij scheurde een blaadje uit zijn agenda, schetste ruw de omtrekken van Zweden en zei:” Ik ga eerst naar het lokaal, dan moeten de duiven nog naar het aanvoerpunt in het westen en daarna per trein  naar Lulea in het Noorden en daar worden ze om 2uur ‘s nachts gelost.”
“Ja, antwoordde ik,” daar wordt het zomers niet donker.”
“ En dan vliegen ze met licht mee naar huis,” vulde hij aan.
“Dat is geen echte overnacht,” bromde ik
Die Dierenbescherming”, begon hij weer,” vindt dat ze te lang onderweg zijn en nu vervoeren we ze door de lucht.” “Kijk”, hij wees naar de tekening,’ nu gaan ze van dit aanvoerpunt  naar Zuid Zweden naar de andere duiven, vliegen dezelfde route weer naar Lulea. Belachelijk toch!” Hij schudde het hoofd
Ik vroeg zijn adres. Vakantie in Nederland beviel hem wel. Bij een viskraam had hij Kibbeling gekocht. Dat hadden Jan en hij gegeten tijdens het letten op de duiven. Dat was wel lekker, Kibbeling! Dat kende hij nog niet.

Cor Uitham

Geen opmerkingen: