Bij
het klokafslaan zei Cees na de controleafslag tegen ons:”Ik heb de kat van de
buren in Lelystad losgelaten!” Hij keek heel tevreden.
“ Ga
je nou ook al katten africhten, Cees?” zei Joop.
“Ja,
waar is dat nou goed voor”,lachte Jaap.
En
Toon wilde weten of Cees op die manier zijn duiven motiveerde en of dat
misschien zijn geheime wapen was.
Maar
ik zei tegen hem dat het een rot streek was en dat hij als hij last van die
dieren had ze zelf moest aanschaffen.
“Ik
heb al jaren twee katten, een rode en een bonte, en het gaat prima. Alles loopt
vrolijk door elkaar in de tuin. Vaak liggen ze op de hokken te slapen, als de
doffers van België thuiskomen en weet je wat het voordeel is? Er komen ook geen
vreemde katten op je erf.”
Dit
wreef ik Cees onder de neus.
Je kon
zien aan de blik in zijn ogen dat hij dacht: die is maf! Zelf een kat kopen. Ja
hij was een beetje betoeterd!
De
klokken werden gelicht en het lange wachten op de verenigingsuitslag begon.
“Ik
heb nog nooit last van katten gehad”, zei ik nog tegen Joop, want Cees had mij
de rug toegedraaid.
Nu was
dat niet helemaal waar,want een jaar eerder kwam een buurvrouw van een paar
huizen verder bij mij achterom met een levenloze vogel in haar handen.
Haar
Pinkeltje had trots een duif zonder kop bij haar in de woonkamer voor haar
voeten neergelegd en ze wilde nu weten of ik een duif kwijt was.
Aan de ring zag ik dat het een late doffer van mij was.
“Daar heb ik niks meer aan,” zei ik.
Ze reageerde geschrokken en wilde de schade vergoeden.
“Die
duif is niet te betalen,”lachte ik,” maar ik wil er geen cent voor hebben.” Het
was natuurlijk een aardige buurvrouw en dan ga je niet moeilijk doen over een
duifje.
“Ik
wil er wel iets voor terugdoen,” zei ze bezorgd
“Nou
dat hou ik dan wel tegoed,”reageerde ik luchtig, geef mij de duif maar, dan zal
ik voor een eervolle begrafenis zorgen.”
Natuurlijk
was door dit voorval het vertrouwen in mijn eigen katten niet aan het wankelen
gebracht. Die had ik behoorlijk opgevoed.
Al
jong had ik ze goed ingepeperd dat de duiven van mij waren. In de pikorde was
ik de hoofdkat en dat moesten ze maar accepteren.
Ik had
ze als jong poesje een keer stevig onder de arm geklemd mee het duivenhok
ingenomen. Daar had ik ze dicht bij een broedschotel gehouden,waarin een felle
doffer voor zijn stoppeljongen zorgde.
De
duif blies, pikte en deelde met zijn
vleugels flinke klappen uit. Het gevolg was dat Hubert en Droepie geen
belangstelling meer hadden voor duiven. Duif en kat raakten aan elkaar gewend
zou je ook kunnen zeggen.
Een
paar jaar geleden vlogen we in september Etampes.Ik hielp m’n vriendin met de
afwas en lette niet op de thuiskomst van de duiven.Voor de goede orde: ze was
niet de vrouw van de onthoofde duif.
Op een
gegeven moment ging ik toch even bij de hokken achter de schuur kijken. Daar
zat mijn vale 29 op de klep van de superval Naast hem lag de rooie kat te
slapen en de superval was nog dicht.
Snel
duwde ik de kat weg en trok het schuifje voor de superval weg en de 29 haastte
zich naar. Hij behaalde nog de zesde prijs in de fondclub.
Enkele
dagen daarna korfde ik dezelfde doffer in naar Limoges. Weer verraste de vale
mij. Nu wist hij zich als derde te klasseren.
In een
week tijd vloog de vale 29 ruim 1200
prijskilometers en dat allemaal terwijl er bij thuiskomst ook soms nog een
kat op het hok wachtte.
Natuurlijk
was mijn duif daardoor niet zo gemotiveerd. Nee, hij zat op een groot jong en
stond zo hevig op drijven dat hij zijn
duivin alle hoeken en gaten van het hok liet zien.
Cor
Uitham
Geen opmerkingen:
Een reactie posten