Voor Teus
Blankenstijn uit Amersfoort werd Vervins 2008 destijds een bijzondere vlucht die hij niet
gauw zou vergeten. Immers op die zaterdag in mei vloog zijn
blauwe 48, een zevenjarige weduwdoffer met voorsprong een eerste in CCG6. De duif zat bijna een minuut los op de
tweede Amersfoortse duif. Ook in het rayon(CCG3-4-6) won die Blankenstijn- duif.
Nu was dit succes niet zo maar een toevalstreffer bij een willekeurige liefhebber op een ongewone
vlucht met onregelmatig verloop. Het was
mooi vliegweer, warm met oostzuidoostenwind.
Teus die eerder in de Combinatie
Blankenstijn successen boekte en ondermeer keizergeneraal van de CCG werd,
behoorde tot de vlieg -elite van
Amersfoort en Omstreken.
De blauwe 48 had in z’n zevenjarig duivenleven
ettelijke keren bij de eerste tien of vijf gevlogen. Dat jaar al vier keer mee en
vier keer prijs. Komende week ging hij voor St Quentin weer de mand in want de
vogel was zo fit als een hoentje.
Het bijzondere was dat deze topdoffer op de
plusminus 70 vluchten die hij in z’n duivenbestaan afgewiekt had nog nooit een
eerste verdiende. En er heerste een beetje een hoerastemming toen langzamerhand
duidelijk werd dat die ouwe 48 heel
vroeg zat.
‘Goed nieuws naast verdriet,
want mijn moeder is net overleden ’, zei zoon Henk Blankenstijn die ik wat
later aan de telefoon had.’ Het was haar lievelingsduif. Het leek wel of hij
het voor haar gedaan had. Ze was gek op
die duif.’
De 48 was voornamelijk Janssen soort en kwam uit 2 van Kees van Velzen verkregen jonge
duiven die bij Krouwel- Polman waren
aangeschaft. Teus hield op zijn betrekkelijk kleine propere tuinhok meer oudere
duiven die favoriet waren en het goed deden
aan .
De 7- jarige winnaar moest vliegen want hij bevruchtte niet optimaal
meer. Soms lukte het met wisseling van duivinnen wat later in het seizoen nog
wel een enkele keer.
Onder het motto; niet kweken dan maar vliegen, ging die 48 dus iedere week de baan op. En nu op Vervins was
de doffer door het toeval extra
gemotiveerd.
Op de vlucht van een week eerder was zijn oude duivin haar doffer
kwijt geraakt. Bij het tonen kroop ze bij de Blauwe 7 jaar oude krasse knar en
zijn jonge nieuwe duivin in de broedbak.
Zo zaten ze vredig en gezellig met z’n
drietjes en dat was ongetwijfeld een stimulans geweest.
De duiven kregen gewoon voer en mochten eten wat
ze willen. Ze werden niet overstelpt met
allerlei middeltjes. Ze trainden niet extreem lang. Na een drie kwartier landden ze al weer op de klep. Er lag dan wel
een snoepje in de bakken klaar. Die ouwe
vos van een 48 wist dat precies en was als eerste binnen om ook bij anderen te jatten.
Teus vloog eigenlijk
het liefst Vitesse en Midfond. Voor het lange afstandswerk had deze sympathieke
rustige liefhebber geen geduld.
De 48 kreeg
geen speciale naam. Al z’n duiven waren
‘watjes’. Dat kwam zo. Als een duif aarzelde bij het vallen of binnenkomen zei
Teus wel eens:’ Wat een watje is dat beest’.
Zijn kleinzoon dacht vervolgens dat alle duiven van Opa die naam droegen en wanneer er een
wedstrijdduif arriveerde, riep de jongen steevast: ‘Kijk Opa, daar is ‘Watje’
ook.
Cor Uitham
Geen opmerkingen:
Een reactie posten