dinsdag 4 september 2012

Vleugellam in Klein - Zwolle



Het was op een zondag erg laat in de avond. De telefoon ging en een  gebarsten mannenstem   zei:’ meneer,  mijn buurvrouw heeft een duif gebracht. Ze heeft hem gepakt; hij  zat bij haar op de stoep.’
‘Weet  u wel hoe laat het is,’ vroeg ik, ‘ om elf uur zitten er toch geen duiven  bij de voordeur! Heeft het dier soms aangebeld? Waar woont u! Hebt u zelf duiven?’ Dat laatste vraag ik altijd.
Ja, hij had duiven en  de duif was ‘s middags al afgeleverd in een doosje met brood en water. Hij noemde het ringnummer.

Het was de 134, een vale jonge duif die door de voorjaarsstorm van een paar dagen daarvoor op drift was geraakt en  nu in Zwolle zat.
Bezorgd informeerde ik naar de gezondheidstoestand  van mijn verdwaalde goudklompje.
Er werd gezegd dat mijn duif in redelijke conditie verkeerde en alleen een beetje moe en hongerig was.
Ik had zo mijn twijfel: als buurvrouwen zomaar duiven bij huis oppakken , is er vaak meer aan de hand.
‘Kan het beest nog vliegen’, wilde ik weten.
‘Hij kan het wel, maar hij doet het niet; ik heb de vleugels open gespreid, maar die veerden gewoon terug.’

Het klonk allemaal nogal vaag en verward. Misschien had mijn opvanger  een  klein glaasje gedronken en was hij vervolgens in de telefoon geklommen. Nu zat hij op zijn woorden te kouwen en struikelde over de letters; vooral met  de Wejen en  de Ellen had hij grote moeite
‘Meneer,’ zei ik,’ ik haal  de duif  op of  ze wordt opgehaald, ik heb een broer van mijn zuster in Emmen wonen en die gaat komende dinsdag naar Amersfoort want zijn neef, mijn zoon is jarig, en dan kan die de vogel mooi meenemen.’
‘Memeneer’, antwoordde de Zwollenaar aan de andere kant,’ ik woon niet in   Zewolle, zoals u denkt , mijn huis staat in een ander Zuwwolle. Er bestaan twee Zwolles: het  gewone grote Zwolle en  het kleine Zwolle, een dorpje dat  ergens in de richting van Ommen ligt.’ Bij de O van Ommen verhief hij zijn stem alsof hij boos was.

Vervolgens kreeg ik uitvoerig uitleg hoe mijn neef moest rijden om in dat ongelooflijke dorpje Zwolle te komen. Hij zou mijn duif in een doosje  bij de voordeur zetten, want hij was naar zijn werk en ook de zorgzame buurvrouw was niet thuis.
Het was  half twaalf toen ik de telefoon neerlegde. Wie gaf er nou om elf uur ‘s avonds een duif op. Onze Lieve Heer had rare duivenmelkers.

Dinsdags haalde  neef Joachim  geheel volgens plan mijn gestrande duif op. Bij het opgegeven adres vond hij een kartonnen doos  met inhoud in de voortuin.
Toen ik de  vale 134  aan een inspectie onderwierp, zag ik meteen dat de linkervleugel gebroken was.
Ik vroeg Joachim nog of hij de duif  wellicht uit nieuwsgierigheid uit het karton gehaald  had, maar die schudde het hoofd en zei :’ Ik weet niet hoe ik zo’n ding moet vasthouden.’
In de doos lagen een schoteltje en een doorweekt stuk brood. Buurvrouws doos dus.
 Waarschijnlijk had mijn beller niet eens naar de inhoud gekeken., want anders had die Overijsselse liefhebber uit dat kleine onbekende Zwolle de vleugelbreuk beslist wel gezien.
Natuurlijk moest ik die gekneusde vleugel proberen  te genezen. 
De duif kwam in een poosje in theedoek te hangen, met haar snavel zweefde ze op die manier boven haar voer- en drinkbakje en  zo kregen de stukjes bot de kans weer aan elkaar te groeien en dat gelukte wonderwel.
©c.u. 
( de foto kreeg ik van oud-clubgenoot Jan Lohmeijer. Hij was altijd een vindingrijke duivendokter. De duif op de foto is dus niet die onfortuinlijke 134)