zaterdag 22 oktober 2011

Nachtvlinders -steenrood, steenvroeg!


                                             
Al zo lang ik  met duiven speel, heb ik pech met bepaalde kleuren. Witten en zwarten wonen vaak  niet lang in mijn hok. Ze verdwalen, vliegen tegen obstakels, worden ziek, een roofvogel grijpt hen of ze moeten om hun tegenvallende prestaties verhuizen.
Ik weet nog goed hoe blij ik als jeugdlid was met mijn eerste echt pikzwarte duiven. Die kreeg ik van Gerrit de Haas. 
Reeds de volgende dag verlieten ze mijn til, stegen naar grote hoogte en verdwenen voorgoed als stippen in oostelijke richting over de IJssel. Ik was zeer teleurgesteld, want ik meende toen nog dat zwarte duiven vanwege hun kleur  niet snel  in de klauwen van rovers vielen.
Tot vorig jaar had ik ook met steenrode duiven  geen succes. Ik kreeg of kocht er tientallen, maar ze verdwenen telkens weer van het vliegtoneel. Ik kweekte er zelfs uit een donkere en een vale zelf een maar die ging bij de buurman logeren.

Een paar jaar geleden kocht ik een bon van een liefhebber uit het duivenbolwerk Putten. Ik kreeg er twee en eentje was  steenrood. 
Het rooitje deed het goed, vloog  drie prijzen op de verste afstanden bij de jongeduivenvluchten. Ik noemde het duivinnetje Rooie Doppie. Dat was een verwijzing naar de kweker en na het seizoen belde ik Putten om meer van het rode soort. Dat kon wel!
Een week later echter vloog mijn jonge Doppie  tegen het keukenraam en stierf aan inwendige bloedingen. Het kwam er niet meer van om mijn bestelling in het Veluwse dorpje op te halen.

Een jaar daarna kreeg ik in de late lente telefoon: de jonge duiven waren gereed; of ik  maar even  in de auto stappen wilde. Dat ging niet, want ik was  net uit het ziekenhuis met een nieuwe heup. 
Mijn zoon die anti-duif is ging mopperend met een mandje op pad en kwam met een rode en een donkere weer thuis. 
Nee, geen mandjes:  jonge duiven natuurlijk, die de krulspelden nog in hadden. Ik had een tweede Rooie Dop en ze bleef. Ze kwam uit andere ouders dan d'r onfortuinlijke voorgangster, maar dat mocht de pret niet drukken.

Als jaarling ging ze in de zomer van '99 als tiende van de lijst mee naar Ruffec. De duiven werden om 2 of 3 uur gelost; het was open en nog al winderig weer. Ik mocht voor de overnachtvluchten de meldingspost van het inkorfcentrum bemannen.
Met mijn slechte heupen kon ik best wel de telefoon aannemen vonden ze van de organisatie! Ik zou heel wat telefoontjes te verwerken krijgen. 
Het begon laat op de vrijdagavond nog.
Harrie  was jarig en wilde tegen elf uur weten of er al gevallen waren.’
‘ Je bent gek of dronken of allebei,’ zei ik.
‘ We hebben gehoord dat er in Vianen een is en Evert en Henk willen weten of ze bij hun hok moeten zijn.’
‘Zuipen en barbecuen jullie maar gerust verder,’ antwoordde ik,’ ik ga naar bed, jullie hebben de tijd tot vier of vijf uur, ajuu!’

Ik voegde de daad bij het woord en droomde  heel plezierig. Rond half een piepte de telefoon. Het was Jan uit Leusden.
‘ Ik  heb een duif,’ klonk het  zenuwachtig,’ ze vloog in het donker om de boerderij en ik heb d=r met mijn zaklamp het hok in gelokt en geklokt.’
Ik knipte het licht aan, schreef alle gegevens op, feliciteerde Jan en kroop weer diep onder mijn dekbed. 

Mijn spannende droom met de een of andere blonde Anita wilde niet meer vlotten. Het begon te regenen en harder te waaien. Ik lag te woelen. 
Op een geven moment was er een ritselend geluid. Toen ik het gordijn van de slaapkamer opzij schoof en de luxaflex iets opendraaide, zat er op de voorste klep  van  het weduwhok in het aardedonker een duif. Ik wreef mijn ogen eens uit; verdomd, het was er een. Mijn hart begon sneller te kloppen dan in  mijn mislukte droom.

Op pantoffels en in pyjama slofte ik naar de schuur en bekeek het display van de elektronische klok:’ tijd -01.46.26; ringnummer 2204393- dat was mijn Rode Doppie. Ik liep naar het hok. 
De duif was er niet meer. Ze zat nu op de slag van het jonge duivenhok . 
Ik zei;’ Zo ben je daar, vrouwtje, wat een verrassing.’
Ik   trok het plankje voor de ingang van het nesthok weg, en zei:’ kom maar  meisje , hier moet je wezen.’
Het was maar goed dat niemand mij  in het holst van de nacht mij  in mijn slaapoutfit zo hoorde prevelen. De duif vloog in het duister naar het nesthok en glipte  naar binnen. Een tel later zat ze in de broedbak bij haar  eitjes!

Terug in mijn slaapkamer noteerde ik de gegevens. Ik realiseerde me dat Rooie Doppie heel vroeg zat, dat ze de  duif uit Leusden met die neutralisatietijd dicht op de hielen zat. Als er niks tussen kwam, won ze  misschien de eerste! Neutralisatietijd wil zeggen dat  rond zonsondergang de wedstrijdtijd stil gezet wordt. Een  duif die in de nacht landt wordt dan 's morgens bij zonsopgang afgevlagd.  Een wat ingewikkelde zaak zo'n spelregelement. Een nachtduif kon dan bijvoorbeeld door de afstand verliezen van duiven die  's morgens bij het aanbreken van de dag op hun verderop gelegen hok arriveerden.

De volgende morgen kwam Harrie het wonder aanschouwen. Hij zag er nog wat verpieterd uit. Hij bekeek mijn steenrode heldin.
‘ Nu heb je een nachtvlinder,’ zei hij schor
‘ Dat vind ik geen goeie naam, Harrie,’ zei ik,’ nachtvlinders zijn  meisjes van plezier die pas ' s avonds laat tot actie overgaan.’
Hij schudde het hoofd. ‘ Evert en Henk hadden wel naar huis gemoeten, nu zijn ze vast een vroege misgelopen.’
‘  Ik ben blij dat je ze met de borrelnootjes hebt bezig gehouden,’ reageerde ik.

Cor Uitham
                                              

1 opmerking:

Antoinette Duijsters zei

Het blijven leuke verhalen, ondanks de narigheid.