zondag 22 januari 2012

Vergane glorie

eerste duivenhokje aan het Kemphaanpad

Duivenmelkers komen bij mij soms op de koffie. Af en toe strompelt ouwe Bertus bijvoorbeeld achterom. Hij loopt tegen de 90 en schuifelt voetje voor voetje over het tuinpad. Praat tegen de duiven in de ren. Die zeggen niks terug, maar dat hindert niet.
Hij komt op een damesfiets met lage instap helemaal uit Hoevelaken. Voor die hachelijke tocht naar Amersfoort beloon ik hem met koffie en een vette gevulde koek.  Of het nou regent of waait Bertus fietst naar Amersfoort. 
Zelf fiets ik niet meer. Haast tien jaar jonger, ben ik al een stijve hark. Ik kan moeilijk op tijd remmen en afstappen als dat nodig is. Achterom kijken  en hand uitsteken gaan ook niet soepeltjes.

Bertus trotseert nog alle fietsgevaren en -problemen. Hij roert in de koffie, vraagt of ik er suiker indeed en  hij spreekt graag over vroeger toen hij nog de sterren van de hemel vloog met zijn duiven. De concurrentie diende rekening met hem te houden. Hij hoorde tot de kampioenen en won met gokken vaak  de speciaaltjes of het heeft-wie-heeft. Dat laatste is een dubbeltjes inleg. Wie won kreeg de pot. Nu zet niemand meer geld op zijn duiven’, klaagt hij .
De mensen zijn het allemaal vergeten: transit gloria mundi, vergane glorie Nog een kleine 20 duiven heeft hij. Die heeft hij voor z’n plezier en in de club heeft hij tenminste nog wat aanspraak.

’ Jij kon toch vroeger ook goed meekomen, jong’, zegt hij,’ vooral met je jonge duiven en ook een beetje op de lange afstand. Het kon je niet ver en zwaar genoeg zijn.’  
 Ik knik gretig
’ Vooral op de laatste jonge duivenvluchten was je niet kloppen. Troyes en Orléans won je haast ieder jaar en ook op die terugvlucht vanuit België, de week daarvoor, kon je flink uithalen en je had toen nog maar zo’n klein hokje!’

Hij neemt een hap van de koek, slurpt wat koffie en hij hervat met luide stem zijn monoloog want hij is ietwat lawaaidoof zit daarom  in het clubgebouw vaak alleen aan een tafeltje.
’ Mijn Grote Vale en  mijn Kapotte Kop wonnen altijd, maar toen woonde ik nog niet in Hoevelaken, daar ging het een stuk minder.’
Ik brom instemmend. Bertus heeft wel een tijdje terug zijn kop gestoten, maar  heeft het  nu over zijn gevleugelde snelheidsduivels.   

Uit het bergmeubel achter mij pak ik een fotoalbum .’ Kijk’,  zeg ik,’ hier heb je een foto van mijn eerste hokje hier. En dit is een  kiekje van de  teletekstuitslag op TV Amersfoort. Die heeft Jan gemaakt. Hij won toen, maar ik zat met m’n hete adem in zijn nek te blazen en op de laatste vlucht heb ik hem te pakken genomen.’


op de stadstelevisie

 Bertus  pakt het album onhandig aan, slaat een paar bladzijden om en lacht.  ‘ Ja mooi hoor, maar m’n ogen  zijn  worden minder . Toen je grotere hokken ging timmeren vloog je niet zo goed meer. Duiven kijken niet zo nauw; ze vliegen ook op een rommelhokje. Je had  in die tijd toch ook een koppel in dat konijnenhok van je dochter zitten. Die vlogen toch ook hun prijsje.’

Hij schudt zijn hoofd, staat op, heeft geen zitvlees. Lang blijft de avonturier uit Hoevelaken meestal niet en hij babbelt niet alleen over duiven. Ook wil hij altijd weten hoe het met mijn werkster of ‘ house cleaning lady’ gaat, of ik haar nog heb . 
Hij lacht als ik zeg dat ik haar eruit gegooid heb en besluit  dan opeens:‘ Kom ik moest  maar weer eens opstappen. Ik ga mezelf thuisbrengen!’  

Door het raam zie ik hem gaan. Met een mouw veegt hij het zadel droog, want het heeft intussen even geregend. Hij moppert op mijn kat die hem voor de voeten loopt, maakt een opmerking tegen de duiven en  stuntelt met zijn fiets in de tuinpoort.
Wuiven doet hij niet; een mens moet niet al te enthousiast doen. Men zou er  wat van kunnen denken.
©c.u.