zaterdag 3 november 2012

Leiden in last




Op de rommelmarkt vond ik een tijdje terug 'Postduiven voor de Prins',een oud jeugdboek van A.D. Hildebrand. Het kostte een knaak. Het ging over het Beleg en Ontzet van Leiden gedurende de Spaanse overheersing in de tachtigjarige oorlog. Koning Philips van Spanje maakte het de Nederlanders zuur.

In het boek kon je lezen hoe de kleine Andries tijdens de gevechten zijn duiven berichten over liet brengen. Echte postduiven dus!
Bij de inhoudsopgave zag ik hoofdstukken met mooie duiventitels:
Op het duivenplat, Met de duiven op stap, Postduiven naar Gouda en bijv. Duif en sperwer. 

Het boek begon zo:’ Een koude wind woei uit het Noorden. Grote grijze wolken zeilden aan en het begon al donker te worden, hoewel het eerst vier uur was. Maar de duiven trokken zich van de vochtige kou niets aan. Ze zwierden buitelend door de lucht, ze beschreven grote cirkels.......’

Als kind had ik waarschijnlijk het boek al eens gelezen.Ik herinnerde mij hoe  Andries en zijn vriendje met een duivenmandje in wind en regen door de vijandelijke linies kropen om de duiven naar Gouda te brengen.
Vooral het hoofdstuk over de Sperwer was spectaculair. 
Andries tuurt de lucht af en ziet opeens een grote biddende roofvogel en met grote snelheid nadert een grijs stipje. Eén van zijn duiven met een bericht en hoog in de lucht die sperwer! 
Andries grijpt zonder aarzeling zijn geweer en mikt; een knal klinkt door de stille mistige middag, raak, de rover dwarrelt naar beneden en even later landt de duif veilig op het hok met aan de poot het kokertje waarin een belangrijk bericht zit......!

Dit voorjaar raakte ik bij een africhting van Culemborg een paar jonge duiven kwijt. Er kwam bericht uit Krimpen aan de IJssel. De opvanger vertelde dat een bevriende marktkoopman uit Apeldoorn de duif wel in de buurt van Amersfoort op de A28 zou lossen. Die kreeg ik dus gemakkelijk terug.
Enkele dagen later kwam er tijdens het avondeten weer een duiventelefoontje.
Het was de heer Filippos uit Leiden; bij hem zat de 15, een vetblauwe jonge doffer die ik in mijn stamboomprogramma met de naam 'kapitein' opgezadeld had. Als duif blijf je natuurlijk weg als je zo'n rotnaam krijgt. 
De Leidse liefhebber had vrijwel al zijn jonge duiven verspeeld en ik zei hem dat hij de 15 mocht houden, op voorwaarde dat het diertje het daar leuker vond. F. vond dat uitstekend. Ik ging verder met de aardappelen en de sperziebonen en dacht: Krimpen a/d IJssel, Leiden; wat bezielt die beesten, helemaal uit de koers!

Op een maandag, een paar weken later, belde  meneer Filippos. Weer tijdens de maaltijd.
‘ Ik ga de duif inmanden naar Strombeek aanstaande vrijdag,’ riep hij opgewekt.
‘ Ik zal hem een oranje kippenringetje omdoen, dan kunt u het diertje herkennen als hij weer bij u valt.’
Ik zei hem dat 't  slim bedacht was  legde de hoorn neer en keek naar de boekenkast tegenover mij.
Daar zag ik toevallig 'Postduiven voor de Prins'. Ik was het boek al weer bijna vergeten. Nu zat een van mijn duiven in datzelfde Leiden waar die jonge Andries met zijn duiven zich in de strijd gemengd had.

In onze vereniging had je ook een Andries en in' De Reisduif, een kleine concurrerende club, kende men ook een Andries.
Die was meldingspost en ringenboekjesman. Dat was een belangrijk kerel.
Als een geweldige spin zat ie in zijn web en hield de touwtjes in de duivenwereld strak in handen. Z'n duiven vlogen goed op alle afstanden. Nee, te klagen had hij niet.

De Andries van onze eigen club daarentegen speelde slechts af en toe met duiven en verdeed zijn tijd met het bouwen, verbouwen en afbreken van hokken. 
Maar onze Dries kon dansen als de beste en op de vele feestavonden in de winterperiode  was hij één van de weinigen die de Weense wals echt onder de knie had.

Andries, Filippos, Leiden en een duif die 'kapitein' heette, het was wel allemaal heel toevallig. 
Ik vroeg mij of die meneer Filippos brood, kaas en haring at, als de Bevrijding van Leiden herdacht werd en of  mijn duif ook roggebroodkruimels kreeg, want met duivenmelkers wist je het nooit die gaven hun vogels van alles en nog wat.

Nog voor het Strombeek-weekend was mijn 'vijftien' met het oranje ringetje terug op het hok. Ik belde de man in Leiden en zei dat ik de duif de eerstvolgende vlucht zou inzetten. 
Van St Ghislain kwam het beest gewoon naar huis, maar op Cambrai ging het weer mis. Een opgewonden Filippos belde op!
‘ Ik krijg zo wat een rolberoerte, ‘riep hij,’ zit ik op mijn Bergeracduiven te wachten, duikt er vanmorgen een duif naar beneden en mijn buurman roept:
‘ Je hebt er eentje, dat wordt een vroege.’
‘Is het die duif van U, was me dat schrikken!’

Op zondagmorgen meldde 'de kapitein' zich weer in Amersfoort. Ik verwittigde Leiden en beloofde mijn sportmakker daar een paar  vroege jonge duiven voor zijn hulp en steun. Vervolgens mocht mijn zwerver die telkens  tussenlandingen maakte  weer mee op reis. Van Laon kwam hij regelrecht naar huis.Het ging de goede kant op; ik zou de jonge doffer aanhouden, want hij stamde tenslotte af van mijn dertien, mijn beste overnachtduif van dat jaar.
Na Etampes werden mijn jonge duiven ziek; ze hadden volgens de deskundigen achtereenvolgens coli, adeno, paramyxo, coccidiose of een combinatie van die kwalen.
De meesten herstelden wonder boven wonder van die ellende.  Eén paar waren zo ziek dat ze het niet zouden halen en de 15 was daarbij. Jammer, want het was in de hand een mooie jonge doffer. Het oranje knijpringetje uit Leiden heb ik echter nog.

Cor Uitham.

Geen opmerkingen: