vrijdag 23 november 2012

Ongeluksvogels

De Lichte Bikkel



Bij het klimmen der jaren komt er sleet op en gaat de scherpte er af. Dat geldt voor mensen, maar bij duiven is het niet anders. Als 70+ er doe je niet meer zo flitsend  mee aan het verkeer; je wordt  soms ook wat vergeetachtig. 
Kortom je ondervindt de ongemakken van slijtage en laat af en toe een steekje vallen, zullen we maar zeggen. Duiven van middelbare leeftijd  gaan vaak net als hun baas wat kreupelen en ze vliegen niet meer zo snel op als er een roofvogel in het hemelblauw verschijnt. Natuurlijk is er ook vermoeidheid  waardoor  mens en duif  minder oplettend worden.

In het midden van de zeventiger jaren had buurman Kobus een topduif die hij de Bikkel noemde. Met die blauwbonte doffer presteerde hij goed op de midfond en wist hij ook op de kleine fond heel wat eerste prijzen in de wacht te slepen. 
Die Ko had  die duif uit  de Bikkel van Jan met het Boeren -  duivensoort en die had hem weer van een arts uit Eindhoven. Die koos in een bepaald jaar voor zijn duiven allemaal namen die met een b begonnen. Zo had die dokter bijvoorbeeld een bedelaar en een bikkel op zijn duivenhok zitten. Die Eindhovense bikkel was een duivin en daarvan was Ko z’n  Bikkel een afstammeling.

Toen de  snelle doffer van buurman Ko een jaar of vijf oud was kwam hij van een midfondvlucht te laat  en met een bloedneus thuis. Hij had onderweg  z’n neus gestoten of was in de mand aan het knokken geweest, dachten we. Het leek in ieder geval een kleinigheid.
Een paar weken later bleef de Bikkel weg. Het verdriet was groot. Gelukkig voor mij had mijn duivenbuurman me juist dat jaar een paar jongen uit de kampioen gegeven. Het waren twee doffers en ik noemde ze de Lichte en de Donkere Bikkel.
Begin juni was Kobus jarig en warempel; ’s morgens in de vroegte  zat de Bikkel op de spoetnik. Een mooier cadeau  kon hij die dag niet krijgen. Het is toch maar fantastisch als een duif rekening houdt met je verjaardag.

Dat verdere jaar kreeg de Bikkel rust. Het jaar daarop bleef hij van een midfondvlucht weer weg. Er stond die dag een krachtige westenwind . De duiven maakten hoge snelheden  en veel van hen stoven Amersfoort voorbij in gezelschap van noordelijke duiven die dichterbij  in Houdeng of  Heverlee gelost waren. 
Er wordt wel beweerd dat een goeie duif zich niet laat meeslepen, dat die op tijd van koers verandert, en als dat niet zo is dan zou de duif totaal uit vorm zijn, maar ik heb daar zo mijn twijfels over. 
Tenslotte is de duif een kladvlieger en een kuddedier. Onze duiven komen bij vluchten die zo verlopen, vaak in de kop van Overijssel, Zuid Drente of Twente terecht.   

Kobus was niet in de beste stemming. Zijn beste duif zat ’s avonds niet in zijn broedbak, waar de Oude Bonte Aarden duivin   nog op hem wachtte en ook die was een beetje depressief.
Op Zondagmiddag belde Gerrit, de ringenadministrateur, de hol.’76-1405022 was bij Windesheim onder Zwolle bij een autoweg gevonden. Een liefhebber uit Deventer had de duif langs de weg in het gras zien liggen. Op de terugweg was de doffer laagvliegend, want hij had nu tegenwind, klaarblijkelijk tegen  een auto gebotst en zo’n ontmoeting overleeft een vogel niet vaak.
Soms lijkt het wel of een familie voor het ongeluk geboren is en dat de neiging om achteloos tegen obstakels op te vliegen erfelijk is.

Een kleinzoon van de bij Windesheim gesneuvelde Bonte Bikkel kreeg een ringnummer dat eindigde op tweeëntwintig. Die 22 van ‘81 had een vader die “De Genaaide” heette. 
Zo’n naam spreekt boekdelen! Hij deed wat prestaties betreft niet onder voor z’n onfortuinlijke grootvader. Hij kwam echter van een fondvlucht met kopwind  na dagen met een stompje hout in zijn vleugel thuis. Hij kwam er wat sullig aanfladderen. En ‘t  was een wonder dat het dier  op die manier z’n hok wist te bereiken. Een dierenarts trok het eindje hout eruit en toen was de vleugel gebroken.
met een knap jong

De 22 kreeg de laagste broedbak van het nesthok. Ko timmerde een trapje voor hem; zo’n  plankje met richeltjes zoals je vroeger in kippenhokken veel zag. De 22 gaf  weer een knappe jonge doffer, de 45 en ook die presteerde flink, maar u raadt het al, ook hij brak een vleugel. 
Hij vloog gewoon  in de omgeving van het hok in een speelse dolle bui tegen de muur van een hoge flat. Sommige duiven zijn echt kippig en hebben eigenlijk contactlenzen nodig, denk en fantaseer ik wel eens.
Natuurlijk kreeg  die  45 weer een plaatsje en een invalidentrapje in het kweekhok. Aan de vooravond van vliegseizoen 1999  bezat ik nog een  bijna achtjarige dochter  van die 45. Ze ging nooit mee op een wedvlucht, had geen ongelukken maar gaf ook geen enkele topper.  Haar laatste telg, de 33, vloog een 3e van Bordeaux ochtendlossing, maar liet zich daarna in het linkeroog pikken.  Het oog verkleurde en met de vliegprestaties was het over en uit  na dit ongelukje. 
Zo werd hij tenslotte de hekkensluiter in het rijtje van die brokkenpiloten.

Cor Uitham                                           

Geen opmerkingen: