voetbalvereniging Doornspijk in de oorlogsjaren rechts' uitham naar voren ' |
Soms zorgen verdwaalde duiven voor verrassende ontmoetingen. De post bracht een opvangkaart. Er stond een ringnummer op dat ik eerst niet herkende. Tenslotte ging me een lichtje op. Het was een laat zomerjong van een jaar eerder.
Ik had de jonge duivin van Henkie gekregen. Ze was nooit afgericht, zat op kleine jongen en was zo maar van het hok verdwenen. Waarschijnlijk met noordelingen op een staartwindje meegesleurd. Nu zat ze in het duivendetentiecentrum in ’t Harde. Met een snel telefoon werd geregeld dat ik haar na het avondeten onmiddellijk zou repatriëren.
Mijn zoon zou voor de gezelligheid meegaan. Dat beestje liet ik niet op de Veluwe zitten, want Henkie ’s duiven waren goud waard.
Het Centraal hok lag aan de Bovenweg in de driehoek Doornspijk, Elburg en de Legerplaats ’t Harde. Die weg kende ik van mijn verre jeugd, want in de eerste plaats was ik opgegroeid.
Toen we kort na het eten bij het adres waren, stond de baas van het opvangcentrum al te wachten.
Op een ruim erf stond een royale duiven accommodatie.
Ik gaf de Centraal - hokbeheerder een hand en stelde mij voor. Die reageerde met de woorden;’ Uitham, naar voren’.
Een moment dacht ik aan de oude marathonschaatser die familie van mij was, toen
vroeg ik:’ waarom zegt U dat?’ ‘
Nou’, was het antwoord,’ dat zeggen en roepen ze hier in de buurt nog altijd als er gevoetbald wordt.'
Er ging me voor de tweede keer die dag een lichtje op. Het ging om mijn vader. Die had in de oorlogsjaren meer dan 50 jaar geleden met anderen de voetbal vereniging in Doornspijk opgericht. In het elftal was hij soms keeper, maar meestal stond hij als een soort coach langs de lijn en moedigde zijn jongens aan met de woorden. Naar, voren, naar voren!
Het voetbalveld lag aan de Bovenweg bij’ t Harde. En nu meer dan een halve eeuw later, kwam ik daar een duif halen en kreeg die aanmoedigingskreet te horen en daar was ik wel een beetje verrast door.
De man van het Centrale hok was veel jonger.Hij voetbalde ook maar de oudere toeschouwers in de streek, schreeuwden zo af en toe wel eens :’ Uitham naar voren’.
Na al die jaren! Mijn vader was al lang dood, maar zijn woorden klonken nog.
Ik zag het voor me: al die Doornspijkse boys stormden dan als een onontwarbare kluwen spelers naar het doel van de tegenstander, want het spel was in die tijd toch nog een beetje straatvoetbal.
Na het verrassende gesprek betaalde ik mijn duivengastheer het verschuldigde bedrag voor logies en ontbijt zullen we maar zeggen.
We reden terug richting Amersfoort. Mijn zoon had er al die tijd bijgestaan met een gezicht van: met duiven heb ik niks te maken , ik heb geen verstand van die beesten. Maar hij vond het wel interessant dat zijn Opa een minilegende in een kleine plaatselijke voetbalwereld was.
Onderweg dacht ik: ‘jongens, naar voren’, dat zou ik tegen mijn duiven moeten zeggen voor het inkorven, want die mochten wel eens wat beter presteren en eindelijk ook eens kop vliegen.
Thuis werd het gouden duivinnetje van Henkie terug in het hok op haar nest gezet. Wie weet gingen haar jongen op de vluchten voor uitschieters zorgen.
C.U.
2 opmerkingen:
Mooi verhaal ! En een vader als dorpslegende... bofkont...;o)
Heel leuk verhaal.
Een reactie posten