vrijdag 9 december 2011

De Lamme en de Blinde

De kop en het oog van een doffer die ik de oude botter noemde


Een van de laatste dagen  na mijn heupoperatie in het ziekenhuis, kwam er een kleine stevige man op zaal. Hij knikte vaag naar de andere patiënten en werd door de dienstdoende verpleegster op het eerste bed ingekorfd.
Ik had hem eerder gezien Hij heette Jan en was lid van de duivenclub“ De Eendracht .Mijn collega duivenmelker nestelde zich in de lakens en had  geen zin in een goed gesprek. Dat was jammer  want ik kon afleiding gebruiken. Met de andere zaalgenoten verliep de communicatie moeizaam.
Bij het raam lag een bejaarde doofstomme en daarnaast een norse timmerman die van een steiger was gevallen. Links bivakkeerde een verwarde AOW’er die voortdurend over een gouden pyjama brabbelde en rechts had ik iemand die gebrekkig Nederlands praatte. Kortom: ik viel wel in de prijzen!

Na het middagbezoek lanceerde Jan opeens een volzin:’Je hebt  goed gevlogen Zaterdag’, hij had zich opgericht in zijn kussens,’Je zat er goed bij!’
“Ik mag niet mopperen.’reageerde ik. 
De timmerman tegenover mij fronste de wenkbrauwen en wees naar zijn voorhoofd.
‘Hij heeft het over duiven;wij vliegen met postduiven’.ondertitelde ik  Eendacht- Jan.
‘Schijtbeesten, je moet er maar lol in hebben,’bromde hij boos en wreef over zijn verbrijzelde geopereerde bovenarm.
‘Hoe doe je dat toch?’informeerde Jan.’Ik vind het knap hoor.In het ziekenhuis liggen en  toch drie bij de eerste tien!’
Ik vertelde van mijn tijdelijke hokverzorger die de duiven voerde en weduwnaars  en weduwduivinnen op de vlag trainde.
’Speel jij totaal weduwschap!’Ik gaf tekst en uitleg.

Onze zaalgenoten snapten er geen bal van. Duivenmelkers hebben hun eigen vakjargon. De rest van de dag was Jan zuinig met woorden.
Pas ’s avond toen de nachtzuster met een karretje slaappillen kwam, vond hij het nodig zijn mond open te doen.’Dat is een mooie duivin’, lachte hij.
‘Dat is een goeie voor de Vitesse’, knikte ik. Dat vond hij niet en hij verzekerde dat de overnachtfond hem geschikter leek. 
Jan kreeg van zijn fondduivin iets voor een rustige nacht, want  morgen moest hij  aan een hernia geholpen worden.Even later sliep hij als een  snurkende roos. 
Ik zag hem niet weer. Bij het aanbrekend van de dag werd ik eervol uit het ziekenhuis ontslagen. In de weken erna  scharrelde ik op krukken in en bij het duivenhok rond en gaf mijn soigneur duiven- aanwijzingen.

Clubgenoot Peter nam mij in mei mee naar  Berghem, waar hij  bij een blinde duivenmelker een verdwaalde pieper moest halen. Hij vond dat ik met die nieuwe heup wel wat meer van de wereld kon zien. We gingen via Nijmegen richting  Oss en kwamen na de snelweg door uitgestorven dorpen met veel oranje omdat het Nederlands elftal weer eens bijna in de finale mocht spelen.
We vonden het adres waar de jonge duif asiel gezocht had gemakkelijk. Peter is een beetje doof maar hij heeft een goed gevoel voor richting. 

Achter het huis zat een man in de zon, met het hoofd een beetje schuin alsof hij altijd de hemel in de gaten hield. Z’n vrouw naast hem schilde aardappels Na de begroeting leidde hij ons via een smal tegelpad, we moesten achter elkaar lopen, door een diepe achtertuin om wat schuren heen naar een verzameling oude duivenhokken met uitzicht op het  wijde Brabantse land.
Peters duif logeerde in een  zo’n oud tbc- huisje, dat gedraaid kon  worden naar de zon. Je zag die dingen vroeger veel toen tbc een dodelijke besmettelijke ziekte was. Zon en frisse lucht waren goed voor  herstel dacht men toen.

De blinde melker liet zijn duiven zien; hij kende feilloos de weg in het hok, wist precies waar de koppels zaten  en herkende ze met het gevoel van zijn handen. Hij speelde alleen  overnachtfond. De duiven werden elektronisch geklokt. Geritsel van vleugels en een piepende antenne melden via een geluidsverbinding naar het woonhuis de thuiskomst van de wedstrijdduiven.
’Uit welke richting komen je duiven,’vroeg Peter. Ik vond dat een domme vraag, maar de melker wees zonder mankeren in een zuidelijke richting. 
We gingen terug over de kleine tegels. Ik hinkte op krukken achter hem aan. ‘Als ik het tegelpad volg kan ik niet verdwalen,’sprak hij.
De Blinde leidt Lamme, dacht ik

We kregen koffie. Heb je goeie duiven wilde hij van Peter weten. ‘Vroeger wel, maar tegenwoordig moet ik ze overal ophalen,’ grapjaste die. Dat antwoord nam hij niet serieus.
‘Jij schrijft toch verhaaltjes in het duiven blad,’ging hij tegen mij verder.’Ik heb ze gelezen ,dat wil zeggen iemand van de bibliotheek spreekt voor mij stukken uit het NP- Orgaan  in op een bandje.’
Terug in de auto bromde Peter:’Nou moet het niet gekker worden. Zelfs blinden lezen je stukjes, je hebt het wel ver geschopt met die schrijverij.